Wie komt er nu aan de beurt Duitsche kanonnen Zondag woei normale dienstregeling Zaterdag 13 April 1940 Derde blad Economische beschouwing Deetische boter voor Zal Deeosche nood Neder landsch brood worden? DE BOLLENVELDEN OP ZONDAG A.S. Verbetering van onze boterpositie op de Engelsche markt niet onwaar schijnlijk. Economie is de leer van de volkshuishou ding en waar op aarde groepen menschen worden gevonden, die in gemeenschap leven, daar is economie. Want om te blijven leven, heeft de mensch voeding, dekking, onderko men noodig. En zoo kan men het dus zien gebeuren, dat als aardbevingen en ovrstroo- mingen de menschheid teisteren, dat reeds gedurende het reddingswerk wordt overwo gen hoe aanstonds, onder de gewijzigde om standigheden, kan worden gezorgd voor brood en voor kleeren. Verwonderlijk is het dus allerminst, dat reeds in den loop van deze> week, toen de actie om Denemarken en Noorwogen nog in vollen gang was, uit Duitschland berichten binnenkwamen omtrent de wijze, waarop de volkshuishouding van deze beide landen diende te worden geregeld. Hoewel het er la ter naar uitzag, dat ten aanzien van Noor wegen althans, de Duitsche voorzorg een weinig voorbarig was, is he toch even begrij pelijk als merkwaardig, dat, vrijwel gelijk met de militaire maatregelen, sprake was van economische. Want ook na de bezetting door Duitsch land zullen de Noordelijke volkeren moeten leven. Tot op zekere hoogte valt hieruit te consta- teeren een vooruitgaande cultuur. De tijd, dat een volk, dat werd onderworpen, werd gedegradeerd tot iets als slavernij, schijnt voorbij. De overwinnaar blijkt bereid de nieuwe „onderdanen" een mate van welstand te verzekeren, zoo groot als meer eenigszins mogelijk is, d.w.z. overeenkomende met die van zijn eigen onderdanen. Dat de bezetting op zichzelf een geweldige verarming betee- kent voor de betrokken landen, is een kwestie, welke de veroveraars niet in het minst interesseert. De Denen zien zich met één slag beroofd van een omvangrijke handelsvloot, hun zeer belangrijk afzetgebied in Engeland is plot seling geheel verloren gegaan en of op den duur hun landbouwkapitaal niet zal worden aangetast is een kwestie, die we zullen heb ben af te wachten. Want wel kon men verne men uit de berichten, welke dienaangaande uit Berlijn tot hier doordrongen, dat Duitsch land bij machte zou zijn de benoodigde krachtvoeders te leveren, aangezien het deze uit Oost-Europa zou kunnen betrekken, we doen er wellicht goéd aan dergelijke mede- deelingen met een korreltje zout te nemen. „Eerst kanonnen en dan boter", heeft de heer Göring eens gezegd. We gelooven, dat deze stelregel dubbel opgegaat, wanneer er nog niet eens sprake is van boter voor Duitsch land, doch slechts van veevoeder voor Denemarken. Het onmiddellijk resultaat van de bezetting van De nemarken door Duitschland zal ver moedelijk zijn, dat er een algeheel gebrek ontstaat aan textielgoederen en koloniale waren. En het overige zal er wel even schaarsch of ruim worden als thans in het Derde Rijk het geval is. Denemarken heeft deze tegenslag zonder «enigen twijfel mede te wijten aan het feit, dat het re practisch gesproken geen leger op na hield. Dit bracht natuurlijk met zich mee zeer lage militaire lasten en in verband daarmede een betrekkelijk verhoogde wel stand. In dit opzicht heeft het land tot dus verre op ons een streep voor gehad, want de militaire lasten waren bij ons aanzienlijk en nog dagelijks ondervinden we in den vorm van hernieuwde verhooging van hef fing op artikelen als benzine, koffie, enz., dat de kosten onzer bewapening ergens vandaan moeten komen. Er zullen wel zeer weinigen zijn, die niet van op\atting zijn, dat het nuttig en wen- schelijk moet worden geacht om zoo spoe dig mogelijk de bewapening in het alge meen te beperken. Maar het is onverant woordelijk om in een wereld, waarin ieder een zich tot de tanden bewapent, zelf geen veiligheidsmaatregelen te treffen. Dat dit neerkomt op iets als het leggen van zijn hoofd in de muil van een leeuw met het vriendelijk verzoek aan het dier om niet te willen toebijten, dat heeft thans Denemar ken aan den lijve kunnen ondervinden. Wie de beste rekening maakt: Denemarken zon der of Nederland met militaire lasten, zie daar een vraag, waarop voorloopig nog moeilijk een antwoord is te geven. We zou den hij voorbant echter niet gaarne met felligheid zeggen, dat Nederland er het «lechtst afkomt. ïntusschon kan het afsnijden van econo- mische verhoudingen van grooten invloed *iin op liet economisch leven van andere Maten. We merkten reeds op. dat Denemar ken zeer nauwe relaties placht te onder bonden met Engeland. Het was er de groo- te le\eranrier van boter, daarnaast werden andere voet oei tprod net en als vleesch en eie ren hij massa's naar 't Britsche koninkrijk verscheept. Deze export bestaat niet meer. Nood breekt wet. Nu Denemarken de Duitsche Invasie heeft toegelaten en zich daardoor heeft gemaakt tof een Duitsche vazalstaat, is het automatisch met de geal lieerden in oorlog gerankt. Een wonderlijke «arr.enloop van omstandigheden! Want men kan er zeker van zijn, dat de sympathieën Uitgingen naar het land. waarmee geduren de zoo talrijke iaren nauwe zakenrelaties waren onderhouden. Tegen wil en dank zijn beide landen in oorlog. De reden H te vinden in de militaire zwakheid van Dene marken. Hoe nauw dit land zich voorheen aan Engeland verbonden voelde, blijkt uit het feit dat we even in de herinnering willen terugroepen: Toen destijds Engeland de goudvvaarde van het pond sterling los liet. deed Denéïriarkcn onmiddellijk het zelfde met de Dccnsche kroon. De Dcensche handel, als in hoofdzaak op Engeland ge oriënteerd, wenschte men niet in gevaar te brengen door een valuta, die ten aanzien van het pond sterling te hoog genoteerd zou staan. We kennen de maatregelen, ten aanzien van Denemarken thans door Engeland ge nomen: de export naar dit land is verboden, de Deensche schepen worden in beslag ge nomen. We zouden ons kunnen voorstel len, dat dit geschiedt met een bloedend hart. Want Denemarken was een zeer be vriende natie. Maar, we zeiden het reeds: nood breekt wet! En zoo staan we dus voor het feit, dat Denemarken zich alleen zal moeten richten op Duitschland. Gedurende de laatste 10 ja ren ongeveer zijn de Deensche relaties met Duitschland steeds in omvang toegenomen. Een en ander voor een deel ten koste van Nederland, dat zich vooheen meer in het bijzonder op Duitschland had georiënteerd. Tien jaar geleden kende men in 't Rijn land geen Deensche boter, de Nederlandsche gaf er onbedreigd de toon aan. Daarin is sedertdien reeds veel verandering gekomen. En nu? Zal nu Nederland gebruik maken van de plotseling ontstane omstandigheden en zich vastzetten op de Engelsche markt? Zal het er in kunnen slagen, door de posi tie te heroveren, die het er lang geleden, omstreeks het midden van de vorige eeuw had en waaruit het door de destijds betere Deensche boter werd verdrongen? De En gelsche maximumprijzen ten spijt? De tijden veranderen en wij veranderen met hen. Dat wij echter de gevolgen van deze plot selinge positieverandering van Denemarken aan den lijve zullen kunnen ondervinden, en dan in gunstigon zin, lijkt voorloopig zeer wel mogelijk. 0 Een nuchtere uitstippeling van mogelijkheden0 De oorlog Is een olievlek! En iedereen weet het olievlekken heb ben de onaangename eigenschap zich steeds uit te breiden. In dit opzicht doen oorlog en imperialisme het begrip olievlek zelfs een niets ontziende concurrentie aan. Dit een maal als axioma aanvaard zijnde, rijst dus vanzelfsprekend de moeilijke en schier on oplosbare vraag: wat nu? Hetgeen in een ietwat vrije vertaling wil zeggen: wie is er nu aan de beurt door het oorlogsgeweld overweldigd te worden? Het oorlogsmonster kent geen medelijdon, heeft dit trouwens nooit gekend, zal aan die lichtelijk sentimcnteele eigenschap ook in de toekomst nooit gaan lijden. Zonder nu al te ver van huis af te dwalen, willen we er alleen maar, als terloops, de aandacht op vestigen, dat de Nederlanders van weleer, zoo in de jaren van den tachtigjarigen oor log, niet met al te veel medelijden behept waren. Later in de verschillende oorlogen te gen Engeland en Frankrijk was mcdeliiden niet de meest domineerende eigenschap on zer voorzaten. Ten dage, dat wij ons gezag in den Indischen archipel vestigden; in la ter, veel later jaren, toen wij het daar voor goed consolideerden, is wederom medelij den niet de bekondste karaktertrek van Coen en van Van Heutsz geweest. Het zij verre van ons, dat wij in deze verschillende opzich ten ook maar één veroordeclend woord zouden willen uitspreken. Medelijden is een lief, mooi en aardig begrip, waar vele men schen gaarne prat op gaan, maar medelij den is geen kenmerkend verschijnsel in vroegere, huidige, of komende oorlogen. Wat Is echter met het Nederland en het Nederlandsche volk van he den het geval? Zonderen we het te veronachtzamen oorlogje in duode cimo tegen onze Zuiderburen even uit, dan heeft Nederland, hebben de Nederlanders, het precies één en één vierde eeuw zonder oorlog kunnen stellen. Wij allen zijn er dik en wel varend door geraakt, bovendien wat misschien wel het allerergste is in hooge mate verwent^. We heb ben' stevig geleefd van de Indische producten en van de vaderlandsche voortbrengselen; we zijn geworden laten we het maar eerlijk en rond uit erkennen zelfvoldane burgers! Geslacht voor, geslacht na, heeft geleefd van tabak, koffie, suiker, petroleum, rubber de kurken, waarop Nederland drijft. Ge slacht na geslacht heeft het goed getiad door kaas, boter, haring, genever, bloembollen, koeien, schapen bekend tot ver over de Nederlandsche grenzen. „Laat ons met rust"! die bede steeg in de jaren 1914 tot 1918 uit acht millioen Nederlandsche monden op; die bede is, dit nog ten overvloede, verhoord ook. Maar in September 1939 klopte het ge vaar weer aan onze deur, in April 1910 heeft zich dat geklop nog in veel sterker mate her haald. Polen en Finland zijn al weer zoo wat vergeten, Tsjecho-Slowakije is bezig tot vaag begrip te verdoezelen, maar Denemar ken cn Noorwegen zijn de arme schepen op het strand, die voor den nog arenden Ne derlander op de hooge zeeën van het inter nationale conflict twee bakens mogen hee- ten. Nu klinkt, veelal heel schamper en vol bittere verwijten, er overal in de Nederland sche pers een klaagzang en een aanklacht: „Dat slechte Duitschland! Dat leelijke Sov jet-Rusland! Dat alleshclovende Engeland! Dat nietsdoende Frankrijk! Dat arme, verge ten Polen! Dat in den steek gelaten Finland! Dat het volkenrecht schendende Engeland met zijn zeemijnen in de Noorsche territoriale wate ren! Dat zwakke achter Engeland aanhup pelende Frankrijk! Dat brutale Duitschland, dat Denemarken impalmt en Noorwegen aanvalt!" Dat zijn, zoo grofweg omlijnd, de klaagzang en de aanklacht, die beide in de Nederland sche pers weerklinken. Ze zijn begrijpelijk, ze zijn volgens velen zelfs juist, ze zijn echter ook ons bedunkens ten minste minder klaagzang, minder aan klacht; dan wel teekenen van steeds meer zich In 't harte vastzettende angst voor wat eigen land, eigen volk. eigen huis, eigen boerderij, eigen bollenveld, ei gen bloemkoolakker, eigen haringvissclierij, eigen fabriek, eigen goudvoorraad, eigen effectenbezit en eigen hypotheek morgen, anders overmorgen misschien wel eens zou kunnen overkomen? De oorlog ls een olievlek! Medelijden is geen oorlogsbegrip! De heimelijke, desnoods openlijke, angst ovcrheerscht alles! Zie zoo, nu staan we weer stevig met beide voeten op den bodem van de harde en nuchtere werkelijkheid. Want eerst, wan neer we daar zijn aangeland, kunnen we rustig verder ons betoog uitwerken. Wie komt er nu aan de beurt? deze vraag klinkt wreed, werkt beklemmend op de gemoederen, maar is allerminst van grond ontbloot. De kaart van Europa afgrazend. in het Noorden beginnend, is Zweden allereerst aan de beurt, gedrongen tusschen twee imperia, Sovjet-Rusland en het Derde Duit sche Rijk, Estland, Letland en Litauen zijn reeds tot vazalstaten vervallen, kunnen dus buiten beschouwing blijven. Hongarije verkeert nu reeds onder Italiaanschen en Duitschen invloed. Yoego-Slavië is onmach tig zich tegen het Tweede Romeinsche Im perium te verzetten, dat door het vroegere Albanië in te palmen reeds vasten voet op den Balkan heeft gekregen. Op Roemenië heeft Duitschland een hvpotheek. vastge legd in de Roemccnsche petroleurnbronnen en graanvelden. Turkije is nu al geklonken aan Engeland en Frankrijk. De Bulgaarsche buitenlandsche politiek geeft weinig houvast. Griekenland is de onderdanige dienaar van wie straks de Oude Wereldzee zal beheerschcn, hetzij En geland, hetzij Italië. Spanje en Portugal liggen wat ver uit de koers van het oorlogsgebeuren, waarmede men beide landen slechts kan' gclukwen- schen. Zwitserland, bergland bij uitnemend heid, kan dit als voordeel aanmerken. Luxemburg. België en Nederland zijn niet zoo gelukkig, geklemd als ze zitten tusschen de Engelscli-Fransch-Duitsche tangen. Wie zijii het rijtje al weer langs geweest. Aan de Zwcedsche en Roemeensche huls deuren staat Mars te wachten, wat zal hij doen, hard op de deuren kloppen, of nog even wachten? Yoego-Slavië heeft maar af te wachten, wat Italië in den eerstvolgenden tijd ge lieft te doen. verder alle katten uit alle hoornen kijken, of alvast beginnen een deel \an den te behalen oorlogsbuit binnen te balen? Voor Luxemburg, België en Neder land is de toestand meer dan ver ward. Doet Duitschland met deze drie kleine landen, wat het nu met Denemarken en Noorwegen heeft gedaan, dan staan er vandaag den dag reeds tweehonderdduizend ge motoriseerde Fransche en Engelsche manschappen gereed, gelegerd vlak bij de Fransch-Belgische grens, ten einde de drie kleine staten te hulp te snellen. Het zal een herhaling van het oude liedje zijn, dat we reeds zoo dikwijls hebben ge signaleerd. Nog steeds kan men beter oor log voeren op buitenlandsch grondgebied dan binnen de grenzen van het eigen land. Want de dan volgende ravage vernielt vreemde eigendommen, niét eigen hebben cn houden. Benauwenis dus allerwegen. In Zweden, in Roemenië, in Yoego-Slavië, in Luxem burg, in België, ook in Nederland, dat zoo graag droomt van een herhaling in de ja ren 1939194(?) van hetgeen in de jaren 1914—1918 ons land is ten deel inogen val len: voortdurende zorgvuldige en pijnlijke handhaving van een ongerept gebleven neutraliteit. Herhaling van een dergelijk evenement blijft natuurlijk nog steeds mogelijk. Maar eiiacie de waarschijnlijkheid daarvan boet iederen dag meer en meer in. Want de oorlog is een olievlek, medelij den is geen oorlogsbegrip, angst over- hecrscht alles. Moge do uitredding ons echter beschoren ziju. Steekpartij om een meisje Tot zeven maanden gevangenis straf veroordeeld. In den nacht van 26 op 27 December J.l. heeft een 51-jarige arbeider, J. M. v. d. B. gc- heeten, den arbeider P. ernstig met een mes mishandeld. V. d. B. had P. bij diens woning opgewacht, hem eerst tegen den grond geslagen en daarna enkele steken toegebracht, waardoor o.m. een long werd ge raakt. De oorzaak van de steekpartij was een meisje. V. d. B. moest zich op 29 Maart j.l. voor de rechtbank te Zutfen verantwoorden. Hij ont kende gestoken te hebben. De officier van Justitie achtte het ten laste gelegde even wel bewezen en vorderde zeven maanden ge vangenisstraf en onmiddellijke gevangenne ming van verd. Aan dit laatst verzoek vol deed de rechtbank Gister wees de rechtbank in deze zaak von nis en veroordeelde V. d. B. conform den eisch tot zeven maanden gevangenisstraf. Men schrijft ons: De vooruitzichten voor dit weekeinde en de Zondag zijn wat een bezoek aan het bollen land betreft niet ongunstig en daar de mal- sche regen van Vrijdag veel goed heeft ge daan, valt er voor den liefhebber ai aardig wat te zien en op te merken. De crocussen kleuren nog steeds en het LONDEN GAAT VOORT MET HET BOU WEN VAN SCHUILKELDERS. OOK OP TRAFALGAR SQUARE IS MEN DRUK BE ZIG MET DEN AANLEG ALS ONDERDEEL DER LUCHTBESCHERMING VAN DE EN GELSCHE HOOFDSTAD. Dit mooie cadeau op zichzelf is al een goede reden om CONDOR HUISHOUDZEEP te gebruiken. Maar bet voornaamste is Je bijzondere eigenschap van Je CONDORZEEP om zelfs het hardste water zoo zacht als regenwater te maken, waardoor het een heerlijk werkzaam schuim geeft. KVZEEPFABR.^DE HAASI,VANBRERO APELDOORN goudgeel der narcissen komt meer en meer naar voren, terwijl hier en daar op de ak kers met hyacinthen al zachte kleuren wazig doorschemeren. Het prachtige heldere blauw, dat men tus schen Wassenaar en Noordwijk en ook elders op meerdere plekken kan waarnemen, is af komstig van een bescheiden bolgewasje de Scilla Amoena. De Kon. Ned. Toeristenbond A.N.W.B. heeft de hloemenbordjes op zijn wegwijzers tus schen den Haag en Haarlem aangebracht en daarmede het bloemenscizoen voor geopend verklaard. Het spoorverkeer INGAANDE ZONDAG A.S. WORDT DE NORMALE DIENSTREGELING VAN 15 00- TOBER VOOR DE REIZIGERSTREINEN OVER HET GEHEELE NET DER NEDER- LANDSCHE SPOORWEGEN HERSTELD. frE NORMALE DIENSTREGELING DER GOEDERENTREINEN WORDT IN DEN NACHT VAN ZONDAG OP MAANDAG HER VAT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1940 | | pagina 9