Allen en alles dienstbaar aan de staatsveiligheid Moreel der Koorschetroepen herstelt zich jf;nN*v i is Talrijke Duitsche vliegtuigen boven Zweden Spraakgebrekkige kinderen De ontwikkeling van het defensievraagstuk Onze parlementaire correspondent schrijft ons: Nu de Staat van Beleg over het geheele land is afgekondigd en het militaire gezag verstrekkende bevoegdheden op het terrein van het burgerlijke leven heeft verworven, staat het Nederlandsche leger meer dan ooit in het middelpunt dor vaderlandsche belangstelling. Onwilekeurig gaan dan de gedachten uit naar de vraag, hoe ons land in den loop der eeuwen het defensie-vraagstuk heeft behartigd en sinds wanneer er eigenlijk sprake is van een georganiseerde landsver dediging. Naar men weet is het denkbeeld van den verplichten krijgsdienst eerst ontstaan in den Napoleontischen tijd. Daarvóór had men slechts de huurlegers, benden van bij eengegaarde beroeps-soldaten, die voor den meesi-biedende „te koop'' waren. Zoo was het immers ook tijdens ons ver zet tegen Spanje, in de zestiende eeuw, toen de onafhankelijke Nederlanden geboren gingen worden. Maar het zeer opmerke lijke is nu, dat het die Nederlanden zijn geweest, welke voor het éérst het denkbeeld van de algemecne volksweerbaarheid toi uitdrukking hebben gebracht, en wel nog vóór het moment, dat van een zekere staat kundige eenheid kon worden gesproken. in 1588 brak het moment aan, dat de Staten besloten, voortaan zélf het hoogste gezag in handen te houden, nadat de po gingen, de lage landen onder een machtige, vreemde heerschappij te brengen die haar .tegen de Spaausche legers zou beschermen, waren mislukt. In 1584 was Prins Willem onder moordenaarshanden gevallen. Echter ontbrak een geschreven staatsregeling voor den nieuwen bond der Zeven Provinciën. Men was grootendeels op conventies, onge schreven gewoonten en wetten aangewezen. Eén „houvast" was er echter wel: de in 1579 gesloten Unie van Utrecht! Maardie Unie was allerminst be doeld als een soort grondwet en gold slechts als een zuiver defensief verbond tusschen een aantal zich souverein gedra gende provincies. Welnu, art 8 van de Unie van Utrecht bepaalde, dat de mannen van 18—60 jaar zouden worden „opgeschreven", om te kunnen uitmaken, hoeveel man schappen eventueel voor de landsverdedi ging beschikbaar waren. Hier ziet men dus zeer duidelijk kiemen van 't toekomstige „volksleger" aanwezig en dat was voor dien tijd ongetwijfeld iets heel bijzonders. Doch men denke nu niet. dat genoemde bepaling van de Unie van Utrecht dade lijk veel uitwerking had; slechts enkele pro vmcies voldeden aan de voorschriften, doch de meeste gewesten niet. De practijk gedu rende het bestaan van de oud republiek, welke immers in 1780 bzweek, is dan ook geregeld geweest, dat men zich van huur troepen bediende. Na de revolutie van 1789 trachtte men hierin verandering te bren gen en zoo bepaalde „grondregel" van de Staatsregeling van 1798, dat ieder Bataafsch burger de verplichting heeft, de wapenen te dragen. Thans ging men dus véél verder dan de bepaling in de Unie van Utrecht, welke slechts wilde, dat de burgers werden „opgeschreven", zonder aan te geven wat er dan verder moest gebeuren. Zoo is het thans ruim honderd vijftig jaar geleden dat ,op papier" alle mannelijke Ne derlanders tot den krijgsdienst werden ver plicht. Want meer dan een papieren ver klaring zou het voorloopig niet worden. De groolc verandering kwam, toen de vuist van Napoleon op ons arme landje ging drukken; de Keizei" der Frauschen had toch al telkens en tot zijn ergernis levergoels gepoogd, invloed in de Ba taafse he republiek uit te oefenen ten gun ste van den verplichten krijgsdienst; raad pensionaris Schimmelpenninck noch zelfs 's Keizers broeder, koning Lodevvijk Napo leon hadden ervan willen weten en toen Napoleon het oogenblik gekomen achtte om de Bataufsche republiek van de land kaart te strijken en tot een Fransch ge west te maken, haastte hij zich dan ook hier de conscriptie in te voeren, of liever gezegd: te importeeren. NA HET HERSTEL ONZER ONAFHANKELIJKHEID. Hoe was de toestand nu, toen de groote Fransche dwingeland zijn rol had uitge speeld en het in de Nederlanden gelukkig weer „Oranje-boven" werd? Do conscriptie was begrijpelijkerwijs onder het volk zeer gehaat geworden, maai toch durfde nie mand er bij de nieuwe orde van zaken aan denken, haai" weer heel af te schaf fen. Eigenaardig genoeg hadden de kloeke mannen van het nationaal reviel er totaal niet aan gedacht, wat er eigenlijk met de landsdefensie moost gebeuren; graaf Van Hogendorp, die immers reeds tijdens den „Franschen iijd" een ontvverp-grondwet voor den te herscheppen staat had opgesteld, bleek geen aandacht aan de landsverdedi ging te hebben geschonken en zelfs ook do commissie, welke tot taak had, een nieuwe grondwet voor het herboren Neder land te maken, zou bijna vergeten hebben, een hoofdstuk aan de landsverdediging te wijden! Ten slotte kwam één commissielid op de gedachte en toen werden haastig nieuwe plannen ontworpen een nieuw hoofdstuk werd aan het concept-grondwet toegevoegd. EERST VRIJWILLIGERS. DAN EEN NATIONALE MILITIE EN SCHUT TERIJEN. Men wenschte den dienstplicht toch* niet meer los te maken, maar voorzichtigheids halve kreeg hij slechts een secundaire be- teekenis. In de eerste plaats moesten er zijn een zee- en een landmacht, aangewor ven uit vrijwilligers, hetzij „inboorlingen" of vreemden, die dan een z.g. staand leger zouden vormen. Daarnevens zou komen een nationale militie, gevormd óók zooveel mogelijk uit vrijwillig dienenden „en an ders bij loting, uit de ongetrouwde ingeze tenen van 18—22 jaren". En in de derde plaats moesten cr schutterijen komen. Men wenschte van den dienstplicht al leen dan gebruik te maken, als er niet ge noeg vrijwilligers voorhanden waren. £>e weerzin der burgerij tegen „het Fransche gedoe" trachtte men intusschen te over winnen door te bepalen, dat liet dragen der wapenen een der eerste plichten was van alle ingezetenen, een plicht, die overeen kwam met "s lands oude gewoonte" en „het grondbeginsel, bij de Unie van Utrecht aangenomen". Dus wéér een aanknooping met de oude Unie! Men lette wel: het doel van de voor schriften van 1814 was niet, een sterke weermacht te vormen, maar juist... om de burgerij togen overmatigen militairen druk te beveiligen! Door de vereeniging met België kwamen er ecnige nieuwe bepalingen; tcrvville van „gevoeligheden" werd de Unie van Utrecht niet meer genoemd, maar thans wèl: de Pacificatie van Gent (hoewel die geen en kele bepaling over dienstplicht lxwatte!) Voorts werd bepaald, dat de militie in geen geval naar de koloniën mocht worden ge zonden. HOE WAS DE TOESTAND VóóR 1848? In de jaren, die liggen tusschen de her winning onzer onafhankelijkheid en het jaar der groote -staatkundige vernieuwingen, 1S48, was het met onze defensie eigenaardig gesteld. De grondwettelijke bepalingen zijn in die periode eigenlijk weinig toegepast. Van een nationale militie was niet veel terecht geko men, tenminste niet in dien zin, dat men nu en dan oefenende groepen had. wat orspron- kelijk de bedoeling was. Practisch had men vastgehouden aan de conscriptie naar Fransch model; een deel der weermacht was voortdurend onder de wapenen. (O.a. werd de facultatieve zee-militie inge voerd.) Eerst in 184S kwam de kentering, ofschoon het nog 1887 zou worden, eer liet mes eens diep in het defensie-hoofdstuk werd gesto ken, om onjuiste, overbodige, of voor den wetgever belemmerde bepalingen te schrap pen. VRIJHEID VOOR DEN WETGEVER Besloten werd het gansche defensie-vraag stuk door den gewonen wetgever te doen op lossen. Zoo kon immers aan de behoeften van het oogenblik worden voldaan en dade lijk rekening gehouden met wat... in het bui tenland geschiedde. Nu werd alles mogelijk; men zou zelfs hebben kunnen komen tot in voering van den algemeencn dienstplicht! Een tweede belangrijke wijziging was, dat de grondwet den defensie-plicht niet meer oplegde aan ingezetenen, maar a. d. Neder landers. Het beginsel der territorialiteit wérd dus vervangen door dat de nationaliteit. In gezetenen intusschen, die geen Nederlanders zijn, kunnen tot dienstdoen worden verplicht Bovendien werd de weerplicht duidelijker omschreven door niet alleen te spreken van „het dragen van wapenenmaar zoo alge meen mogelijk van „handhaving der onaf hankelijkheid en verdediging van het grond gebied. Eindelijk dringt iets door van wat ons in deze dagen zoo innig ter harte gaat! En ten slotte werd een derde belangrijke wijziging ontworpen, en het is thans wel zeer de tijd om eraan te herinneren: een ar tikel over den staat van oorlog en beleg (187) dat in bijzondere omstandigheden sommige grondwets-artikelcn buiten werking wilde stellen, als de grondwet-zelf die vrijheid toe kent. Van 1887 dateert dus de groote verandering een „moderniseering" van ons defensie-appa raat. Er werd ronduit een land- en een zee macht gecischt en de zeemilitie, welke in 1848 facultatief was, werd nu imperatief voor geschreven. De grond wetsherziening gaf ruimte voor nieuwe leger- en vlootorganisa- ties en rusteloos werd dan ook aan herzie ningen gewerkt. In 1901 verscheen de Land weer-wet, waarbij de oude schutterijen ver dwenen; in 1912 kreeg men de Militie-wet en in 1913 de Landstorm-wet, en in 1922 de Dienstplichtwet. We belanden langzamer hand in den „modernen tijd" en het ligt nog versch in het geheugen, hoe in de laatste jaren aan de nieuwe weermacht-organisaties is gearbeid, hoe gansch het volk, burger en militair in dienst zijn gesteld van den lands verdediging. En thans staan wij allen onder de bepalin gen van den Staat van Beleg, mogelijk gewor den door de grondwetsherziening van 1907! Onz« Oost Geen feestelijke viering verjaardag Prinses Jnliana In verband met de tijdsomstandigheden zal, volgens de N. R. Crt. op 30 April a.s. de verjaardag van H. K. H. prinses Juliana niet feestelijk worden herdacht, terwijl ook geen dcfilé's zullen worden gehouden. Dit slaat echter niet op den wapenschouw te Bandoeng, welke wordt gehouden ter her denking van de 125ste verjaardag van de instelling der Militaire Willemsorde. De Duitsche opmaxsch In het Noorden. Ar tillerie passeert een Noorsch dorp op weg naar een der strategische punten. Engelschen landden in moeilijk terrein. Te Londen ontvangen berichten geven te kennen, dat de Noorsche troepen zich thans herstellen van de gevolgen der demoralisatie, die ver oorzaakt werd door verraad in den aanvang van den Duitschen inval. Het moreel van officieren en man schappen zou op zeer hoog peil staan en zij vormen thans compagniën om weerstand te bieden aan de Duit- schers. Op sommige plaatsen hebben de Britsche troepen contact gevestigd met de Noren. Vooral in Oost-Noorwcgen heeft de aanslui ting van Britsche en Noorsclic troepen een voortreffelijk effect teweeggebracht. De ope ratie werd met groot succes uitgevoerd en sneller dqn kon worden verwacht. Er -ver luidt, dat ook Fransche troepen aan land zijn gegaan en in contact zijn getreden met de Britsohe en Noorsche troepen. De laatste inlichtingen van Londen toonen aan, dat tot dusverre de Britsche landingen zeer succesvol zijn geweest en dat de verlie zen tengevolge van luchtaanvallen verwaar loosd kunnen worden. Klaarblijkelijk waren de Duitschers volkomen in het onzekere over de juiste punten, waar dc Britsche troepen landden. liet terrein, waar de Britsche strijdkrach ten opereeren is bi«tengewoon moeilijk, berg achtig en 't maakt 't gebruik noodig van kleine mobiele troepen, die slechts licht berg geschut vervoeren. Het wordt echter duide lijker, dat dc Duitschers geen weerstand heb ben verwacht in Noorwegen, anders zouden zij geen ti"oepen hebben gezonden naar Nar- vik zonder de zee te beheerschen. Een beves tiging van den strijdlust onder de Noren ziet men in de moedige verdediging van het gar nizoen van Hegra en ook in de berichten, dat de Noorsche troepen.nog steeds een linie be zet houden in de nabijheid van het Mjoesa- ineer. ondanks alle Duitsche pogingen tot een doorbraak. Talrijke Duitsche vlieegluigen hebben Zondag en ook gisteren boven Zweedsch gebied gevlogen. Het blad „Social-Demokra- tcn" schrijft, dat de Zweedsche neutraliteit hierdoor op brutale wijze geschonden is. In antwoord op een vraag van het Zweed sche telegraafapentschap, heeft de Zweed sche minister van buitenlandsche zaken medegedeeld, dat de Zweedsche regccring natuurlijk bij de Duitsche regeering heeft geprotesteerd wegens de talrijke gevallen van neutraliteitsschending door Dxiitsche vliegtuigen. De regeering heeft daarbij verzocht om maatregelen, welke een herha ling zullen voorkomen. De neutraliteits- schcndingen waren dc laatste dagen bijzon der talrijk en ernstig en zijn aanleiding ge worden tot nog krachtiger vertoogen van Zweedsche zijde. «J &L VI* JhttVVA, Ui|j* IHBj JB su. 'ga Refendaris G. W. F. v. Hoeven ontslagen Bij koninklijk besluit van 12 April 1940 is met ingang van 12 April 1940 aan G. W. F van Hoeven, beklaagde in het bekende Haagsche spionnageproces, ontslag verleend als referendaris bij het departement van Sociale Zaken en als hoofdinspecteur voor de steun verleening in tijdelijken dienst. Het verschrikkelijke wapen tegen de onder zeeërs. Wanneer een vijandelijke duikboot is gesignaleerd, doen de dieptebommen het al- lesvernield werk. Hierboven het oogenblik, waarop zulk een projectiel, door een Engel schen torpedojager afgeschoten, tot ontplof fing komt. Deze foto werd genomen met spe ciale toestemming van de Britsche admiraliteit. Dc „Bep" gezonken DE BEMANNING IN VEILIGHEID. Bij het departement van buitenlandsche zaken is van den consul te Emdcn bericht binnengekomen, dat de vermiste Sch. 15, de „Bcp", in het Duitsche verboden gebied gezonken is. De bemanning is gered en zal te Wesermuende worden gehoord. Maatre gelen tot vrijlating zijn tot dusverre niet getroffen. Operatie aan boord van oorlogsschip Een geheel eskader Britsche kruisers en torpedojagers heeft op de terugreis van Noorwegen een uur stilgelegen omdat op één der schepen, die troepen naar Noorwe gen hadden vervoerd, een blinde-darmope- ratie moest worden verricht. Alle schepen vormden een cordon rond den oorlogsbodem aan boord waarvan de opeatic geschiedde. Dit schip werd tijdens de operatie door een Duitsche vliegboot aangevallen, doch er werd geen schade aangericht. Opnieuw Britsche vliegtuigen boven Aalborg Officieel wordt uit Londen medegedeeld, dat Britsche bommenwerpers gisteravond opnieuw met succes een aanval hebben on dernomen op de vliegtuigbasis Aalborg in het Noorden van Denemarken. Er werd uit breide schade aangericht. Een der Britsche vliegtuigen wordt vermist. In mijn vorig artikeltje heb ik er de nadruk op gelegd, dat raadgevingen door een leek aan stotteraars, geen zin hebben. Ik zal trachten duidelijk te maken, waarom niet. In de eerste plaats, omdat de stotteraar als ge volg van zijn spraakgebrek en de moeite, die hy zich geeft dit zelf te verhelpen, een adem haling gaat toepassen, die foutief is voor een vlot verloop van het spreken. U voelt dus wel, dat alle raadgevingen geen invloed kun nen hebben, zoolang die wijze van ademhalen verkeerd is. Het aanbrengen van een juiste wjjze van ademhaling voor spreken by een spraakgebrekkige gaat heusch niet zoo een, twee, drie, maar. Verder heeft hij een spraak- angst, verkeert in spanning en is, of in aan leg of als gevolg van zijn gebrek, zeer ner veus. U zult dus met uw zoo goed bedoelde raadgeving den stotteraar, als hij die op wilde volgen, het eerder moeilijker dan gemakke lijker maken. Daarby komt nog, dat het ge brek onderhevig is aan verschillende factoren. Hlerby speelt erfelijkheid, temperament, pu berteit, linkshandigheid, organische gebreken e.a. in meerdere of mindere mate een rol. Ook wordt nog bij het groote publiek stotteren, stamelen en broddelen verward en alles maar samengevat onder stotteren. Ook kan een plotselinge schrik of een hevige slag of stoot stotteren tot gevolg hebben, dat zoowel van tijdelijken als blrjvenden aard kan zijn. Hier uit zult u al wel begrepen hebben, dat het geval niet zoo eenvoudig in elkaar zit, dat enkele aanwijzingen al verbeteringen zouden kunnen brengen. Alle kinderen beginnen op 2'é k 3-jarigen leeftijd min of meer te stot teren. Onder normale omstandigheden ver dwijnt dit vanzelf weer en behoeft men zich daar niet ongerust over te maken. Maar laat dit ontwikkelingsproces der spraak maar rus tig zijn gang gaan en begint vooral niet de aandacht van het kind hierop te vestigen, door het voor de aardigheid eens na te stot teren of zijn gebrekkige manier van uitdruk ken over te latenzeggen. Een groote rol bij het kind speelt de imitatie. Het verkeert byv. veel in de nabijheid van een ander kind, dat stottert of van stotterende volwassene per sonen. Bij eenigen aanleg nu, neemt het dit gebrek dan gemakkelijk over. Let u wel op, hier wordt een zekere aanleg verondersteld, dat het dus niet de bedoaling is, dat u uw kind zou verbieden omgang te hebben met een spraakgebrekkig kind, want dan zijn we op den verkeerden weg beland. Typische staaltjes op het gebied van deze imitatie komen soms voor. Een vader komt met zijn zoontje bij me, omdat de jongen zoo stotterde. Op mijn vraag of er in de omge ving van den jongen ook menschen zyn, die aan die kwaal lijden, is het antwoord stellig ontkennend. Ondertusschen heb ik bemerkt, dat de vader er zelf lang niet vry van is, maar, maar dit zelf nooit gemerkt heeft of misschien opgevat heeft, zooals veel voor komt, als een beetje „zwaar spreken". Ver- moeedlyk heeft hier de zoon het van den va der overgenomen. .Een ander merkwaardig voorval uit de practijk is het volgende: Ik krijg een vader met zijn dochtertje tyj me, een meisje van een jaar of tien. Hij deelt me zeer vertrouwelijk dit mede: „Ziet u, myn- heer, npjn dochtertje is thuis zoo'n „kreng", dat we er geen raad mee weten en nu heb ik haar zooveel slaag gegeven, dat ze er gaan stotteren. Ze is zoo bang voor me, dat, als ik thuis ben, het veel erger is, dan wanneer ik weg ben". Dit waren 's mans eigen woorden Het z.g. „kreng", een zielig hoopje mensch, was by dezen verheffendenden toespraak te genwoordig en zat als een schuw vogeltje In eengedoken op d'r stoel. Later ontdekte ik nog, dat papa haar gezegd had, dat ze nu naar een mijnheer ging voor spraakles en dat die een stuk van haar tong zou afsnijden. Dit had hy maar by voorbaat gezegd, om dat hy anders bang was, dat ze voor mij niet het noodige ontzag zou hebben. Ik heb den vader meegenomen in een andere kamer en hem verteld hoe ik over zyn „paedadogische gewelddadigheden" dacht. Aan alles is een grens, nietwaar, zelfs aan het geduld van een spraakleeraar Het komt veel voor, dat ouders zich boos- maken over het stotteren van hun kind en van meening zyn, dat het best beter spreken kan, als het zich maar voldoende Inspant, daarvoor. Doch niets is minder waar. Hoe harder er opgespeeld wordt, hoe slechter het spreken zal gaan en hoe meer verdriet men in het leven van het spraakgebrekkige kind brengt. Zoodra het kind zich bewust wordt, dat het niet spreekt zooals anderen, begint de ellende voor hem. Het richt z'n volle aan dacht op eigen gebrekkig spreken en begint te probeeren het te verbeteren en daarmede is de stryd begonnen. Alle pogingen om het zelf te verbeteren hebben averechtsch resul taat. Het zal nu met geweld beginnen om er toch maar goed uit te komen en nu treden de z.g. bijbewegingen op, als het vertrekken van 't gezicht, het handen tot vuisten ballen, het stampen met de voeten enz. Ieder zal begrijpen, dat de stotteraar het op die oogenblikken bijzonder zwaar heeft en er geen reden bestaat om daar om te lachen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1940 | | pagina 8