BUFFALO BILL Brabantsche Brief indrukwekkende betooging .van Dré Britsche Spionnagedienst De De Chinees is verzot op vuurwerk maar blijft weg als de Japanner het ontsteekt Shanghai. In April Mot veel lawaai, talrijke feestmaaltijden en toespraken is enkele dagen geleden de nieuwe Chineesche regeering te Nanking uitgeroepen, een regeering, die niet ander-s 3s te beschouwen dan als een werktuig der Japanners. Te Chunking, meer naar het westen en honderden kilometers buiten het vereik van het Japansche marinegeschut, zetelt echter nog steeds de nationale Chi neesche regeering, waarvan maarschalk Tsjan-kei-Tsjek de ziel is. En bovendien heerscht te Peking nog een andere voor- Joonige Chineesche regeering, die eveneons onder beschrcming staat van 't Japansche leger of ten minste van een deel van het Japansche leger en niet van plan schijnt voor de nieuwe regeering te Nanking het veld te ruimen. Dit houdt vermoedelijk ver had met oneenigheid onder de Japansche generaals, waarvan sommigen het niet eens zijn met de vorming van de nieuwe regeering te Nanking, 't Japansche leger in China verkeert namelijk in 'n voortdurende toestand van muiterij onder de hoogcrc ran gen. Het Japansche leger in China gehoor zaamt niet steeds aan de Japansche regee ring te Tokio en de dus feitelijk herhaal delijk „muitende" generaals zijn niet steeds eensgezind. Hot noordelijke Japansche leger in China, het Japansche leger van Gene- traal-China en het in Zuld-Chfna opereeren- de Japansche leger volgen, onafhankelijk van elkander, soms een zoor verschillende politiek, een toestand, die voor Europcosche hersenen onbegrijpelijk is. Het hoofd der regeering te Nanking is WangChing-Wei, oen vroegere medewer ker van maarschalk Tsjang-kei-Tsjek, een „deserteur" die samen ging werken met de invallers, de Japanners. Tot voor enkele weken schenen de aan hangers der nationale Chineesche regeering hem daarom nog niet te beschouwen als een verrader. Het maakte herhaaldelijk den indruk, dat Wang-Ching-Wci het met zijn Japansche vriendschap niet ernstig meendo en hij, waar hij kon, de Japanners nog min of meer tegenwerkte. Korten tijd gele den had ik een gesprek met een Chinees- jchen advocaat, een overtuigend aanhauger der nationale regeering en deze zeide me: „Als een landverrader kan ik Wang-Ching- Woi niet beschouwen". Een nadere verkla ring gaf hij me echter niet. Na de uitroeping van de Chineesche, on der Japnnschen invloed staande regeering te Nanking is dit echter anders geworden en op don dag der uitroeping hadden te Shnng hui drie moordaanslagen plaats: één op een aanhanger der nationale regeering en twee op de aanhangers van Wang-Ching- Wci en zijn regeering gehouden en werd grootsche bctoogingen voor Wang-Ching- Wai en zijn regeering gehouden en werd lui door do nationale Chineesche regeering tot een landverrader verklaard. In die beloogingen ie Nanking, onder het oog der Japansche bezettingstroepen, Kon men niet veel vertrouwen hebben. Vermoe delijk waren de betóogingen georganiseerd dezelfde wijze, waarop nog kort gclqdpn in China de anti-Epgelsche betoogingen wer den georganiseerd. Duizendén koeli's wer den door do. Japanners tezamen geroepen om aan die betoogingen deel te nemen. Zij kregen hiervoor een rijstmualtijd en tien (Chineesche) cents. Maar ook Chincezen uit do betere klasse namen aan deze bctoogin gen deel. Groote Chineesche kuntoren en magazijnen kregen van de Japanners medc- deeling. dat een zeker aantal van hun per soneel aan die betoogingen moest deelnénlen daar anders hun zaken zouden worden ge sloten. Aan deze deelnemers werd 'n kaar tje verstrekt, dat Jater aan controle-ambte naren der Japanners moest worden ver toond. Chineezen, die bij die betoogingen allerlei leuzen moesten uitroepen, kregen een bijzondere betaling. Op dergelijke wijze zouden ook de betoogingen te Nanking voor Wang Ching-Wni en zijn regeering zijn ge- orgaiseerd. vermoedde ik. Maar hoe waren i werkelijkheid de gevoelens der Chinee zen tegenover die nieuwe gevormde, onder Japansche invloed staande regeering te Nanking? vroeg ik me af. Toen kwamen de Japanners mé te hulp.1 D« hun ongevraagde medewerking vcri kreeg ik de inlichting, die ik liegeorde. Den dag, dat de nieuwe regeering te Nan king zou worden uitgeroepen, hadden de in de internationale nr''uv.et- ting en in de Krnnsche concessie to Shang hai de uitgebreidste maatregelen genomen ten eindo alle mogelijke betoogingen voor of tegen de nieuwe regeering onmiddellijk te kunnen onderdrukken. Zwaar gewupendc patrouilles gingen «ioor de straten evenals gepantserde automobie- Ion voorzien van mitrailleurs. De nationaal gezinde studenten te Shang hai hadden eerst het voornemen gehad dien dag te staken, doch dit werd door de nieu we regeering te Nanking onmogelijk ge maakt. daar deze een vrijen dag voor alle inrichtingen van onderwijs voorschreef. Wa re dus de studenten te Shanghai tot een staking o\ergegnnn, dan had dit kunnen worden opgevat als een bewijs van instem ming met de nieuwe regeering. Toen werd bekend gemaakt, dat ter eere di nieuwe regeering in het door de Japan ners bezette gebied nnn de nverziide der Whnngpoe, de rivier waaraan Shanghai ligt zou kunnen worden gezien van af de Rund. een vuurwerk zou worden afgestoken, op den breeden boulevard van Shanghai, welke langs den rivieroever loopt. De Chineezen zijn over het nlgemeen verzot op vuurwerk, dus verwachtte ik daar op don avond van het vuurwerk een enorm publiek uit de milliocnenstad Shanghai. Ik ging er heen tezamen met een Nedor- landschen vriend, die vrij goed Chinccsch spreekt. We namen een der vele autobus sen, die naar den Rund rijden en tegen onze verwachting was die .autobus zoo goed als leeg. Aangezien we iets te laat op weg waren gegaan was het vuurwerk reeds begonnen toen we nog in de autobus zaten. Boven dc huizen stegen tegen den nachthemel vuur pijlen op en mijn vriend, die zich van den domme hield, vroeg een tegenover ons zit tende» Chinees, wat dit vuurwerk beduidde. Met een on-Chinccscho onvriendelijkheid gaf de man ten antwoord, dat hij het niet wist en dat hij er ook geen belang in stelde. Op den Bund, aan den rivieroever aangekomen, scheen deze bij den eersten aanblik geheel verlaten, doch later gemerktcn we hier en daar kleine groepjes Chineezen, knapen en koelies moerendeels. die zonder eenig teoken van vreugde of geestdrift naar liet vuurwerk ke ken. Op hun gelaat stond meer te genzin dan ingenomenheid te lezen. Aan den Bund Is een park, waar het mooie avonden steeds vol is. Wc gingen erheen. Het park was bijna geheel verlaten. Op banken zaten zaten eenige Joodsche vluchtelin gen en in het geheel misschim tweo dozijn Chineezen op wier stugge gc laatstrekken ook al geen belang stelling voor het vuurwerk te lezen stond. In heel mijn leven heb ik nooit zulk een onfeestelijk vuur werk bijgewoond. De Japanners hadden hun merk op liet vuurwerk gedrukt, want grootendcels be stond het uit vuurpijlen, die zich hoog te gen den hemel ontplooiden tot chrysanten, de nationale Japansche bloem. In het park zaten eenige oudere Chinee zen in druk gesprok, waaruit ze zich niet af lieten leiden door vuurpijlen en de knal effecten. En voor db milliocncn Chineezen van Shanghai „bestond" dit vuurwerk niet eens. Zij „negeerden'' het volkomen, daar mede duidelijk te. kennen gevend, welke gevoelens ze koesterden voor de regeering van Wang-Ching-Wci en zijn vriend is. Zoo gaf dit vuurwerk milliocncn Chinee zen gelegenheid op passieve wijze te betoo- gen tegen de regeering te Nanking en voor de regeering van maarschalk Tsjang-kei- Tsjek en ik moet erkennen, dat ik zelden een indrukwekkender betooging hel» aan schouwd. Van Japansch standpunt bezien, had dit vuurwerk beter achterwege kunnen blijven. Bemoedigend voor de regeering van Wang-Ching-Wei was het allerminst, J. K. BR EDERODE. Speciale medewerkers in buitenlandsche openbare bedrijven IS ENGELAND DE EENIGE MO GENDHEID, DIE ZICH DAARVAN BEDIENT? (Duitsche correspondentie). Berlijn, April 1040. Wanneer wij een Noorschen professor, zekeren Herman Harris Aall, mogen gc- loovcn on de Duitsche bladen doen dit met graagte dan beschikt de Engclsche ge heime Dienst over een zeer speciaal soort medewerkers. Deze prof. Aall is privaat docent voor staatsrecht aan de Universiteit van Oslo en denkt klaarblijkelijk weinig vriendschappelijk over Engeland. Onder den titel van „Wereldheerschappij en de rechte loosheid der zeeën" heeft hij een werkje het licht doen zien, dat uiteraard in de Duitsche pers zeer gunstig is ontvangen. Met 22ste hoofdstuk van dit boekje draagt den titel „Buffaio Bill" en handelt over een wijdvertakte geheime Britsche organi satie, die tot taak zou hebben de meer of minder officicele spionnagedienstcn zoo noodig de helpende hand tc bieden. Aall* brengt over deze organisatie talrijke gege vens, waarvan de waarheid niet te contro leeren valt, maar interessant genoeg om ze hier ten deelc weer te geven, te meer wijl zij in ieder geval eenig licht werpen op dc wijze, waarop spionnagediensten hun werk plegen te verrichten. Prof. Aal. gaat uit van de onderstelling, dat een geheime po litieke vereeniging in dienst van de Brit sche poltiek steeds oen bijzondere beteeke- nis moet hebben. Zij bestaat niet uit per sonen, die hooge functies bekleeden of in alle plannen zijn ingewijd. In tegendeel, de leden zijn over het algemeen eenvoudige lieden. Zij kennen elkaar niet, zijn niet door een of andere ideologie verhonden, maar uitsluitend door deze ééne gedachte: het ten uitvoer brengen van de bevelen van de Britsche centrale leiding. Het kan natuurlijk in vele opzichten van belang zijn. wanneer men over mcnschen beschikt, die bevelen uitvoeren, waarvan zij zelf de portée niet begrijpen. INDISCRETIE BETEEKENT DEN DOOD. De Britsche politiek nu zou, op grond van deze overweging, de volgende organi satie- over de geheclè wereld in het léven Ulvenhcut, 2 Mei 1940. Amlco, De Met blossemt deur den buiten. Vllnder- teere blomblaarkes fileren rondomme, lijk glanzehden confetti, gestrooid in 't stoeigrage windeke, dat ginnen rust in z'n lijf heeft. 't Splusche windeke, dat daar woelt deur onzen notenleer, die zoo vol staat mee de kel ken Van open bladknoppen, dat den erf al getemperd ligt onder 't rusteloos geschaduw van den jongen notenkroon. Trui's blommenhoveke ligt daar, even be- zjjen den zongespikkelden schaduw van den notenleer, in éénen bonten bloei van de teere tinten van de Mei. Ah! Daar is ze fier op, m'n goeie wijf, op heur blomhofke. Styf, stram als den ouwen dag ook haar mokt, ze kap 't nfe nalaten te hovenieren, op 't stukske grond daar bezijen, dat gaandeweg Trui's onvervrinidbaren eigendom wierd. Daar kan hier zelfs Dubbeléén, de kat, van mee praten. die eens van d'r leven zóódanig bij den stèèrt uit de blommen is gesleurd, dat ze de smoor heeft gezien aan alles wat op 'n blom lijkt. Sinds dleën oogenbllk, dat Dubbeléén in den letterlijksten zin van 't woord „in den rug wierd aangevallen" en den mesthoop opge- slingerd, Trui doet de dingen nou eenmaal nie half. sinds dieën historischen oogenbllk in Dubbeléén haar bestaan, wierd hier in den huis nooit meer gesproken van „de kat haren stèèrt", maar van „de kat haar handvat". Neeë, wat dat blommenhofke aangelangt. heeft de kat gin stripke veur op mjj. Want als ik maar 'ns gebukt sta over de blommekes. dan bonst Trui tegen dc raam aan en roept: „ge bljjft er af. horrc!" Of... ze komt kwan suis naast me staan en zoo is 't me eenen keer gebeurd, da'k m'n band naar 'n blom uitste kend. op onverwachte manier zo'nen steuvi- gen douw tegen m'n ribben kreeg, da'k van de -*n gong en over den erf rolde. Ja. ze ls fier op 'r hoveke. En als ge ooit 'ns hier komt op de stee, ge kunt van den zomer de grenzen nie wjjd over komen, man ik zeg, als ge ooit vanden zomer 'ns hier komt en ge wilt 'n goeie beurt maken bij Trui, beplulm dan heur hoveke. Maarre.,.,,. pluk gin blommeke veur oew knoopsgat, want ge zjjt zandruiter veur ik er Iets aan kan doen, amlco! Ze zit op den oogenbllk in d'Hoogmls, ter gelegenheid van O.H. Hemelvaart. En zoo ls dcuzen moment mee 'n scherke uitgeknipt om 'nen brief naar oe weg te schrijven. Den Eeker is naar den meester toe. 't Is ko'ossaal zooals die den Eeker aanpakt, om 'm deur 't examen te trekken. Van den mergen, als ik mee de kleine mannen uit de vroege kerk kwam. stond den meester z'n pijp stoppende, op 't kerkplein al op ons tc wachten. L\jk 'nen veldwachter, zoo vroeg ie me: „zeg, Dré, mot hy (toen wees ie op den Eeker) mot hij vandaag nog Iets doen in den hof?" „Dat motte hum vragen, jonk," zee ik en ik wees op Dré III. Vragend keek den meester naar Dré m, die toen, in alle wèèrdigheid van z'n patroon schap toestemde mee de woorden: „ge kunt 'm wel krijgen vandaag, meester." „Zurg dan om negen uur by me thuis te zijn meemee él oew boeken," comman deerde meester den Eeker. „A... alle. ..allemaal?" „Allemaal!" „Uit den brand is ie," mompelde Dré III, 'nen anderen kant opkijkende, maar we ver stonden 'm toch alle drie, zoodat 't gesprek even stropte. Ik kost 't nie verhelpen dat den lach aan m'nen lever friemelde! Maar daar kwam den Fielp aan, hoog en breed boven alle kerkgangers uit en onder den hoogen hoed vanweuge den bezonderen feestdag. Allee, gezljt collactant, of ge zljt 't nie! En den bakker hóudt wel van 'n bietje décorum. En wjj wy nemen 't hum nie kwalijk, Integen deel! Want den Fielp is zooveul als 't fecste- lljk-weer-manneke-van-Ulvenhout. Aan zijnen witten voorschoot, gesteven glanzend jaske en bolhoed kunde zien dat 't Zaterdagavond is! Net zoo goed als ge aan 't vuil worden van z'nen witte bakkerscostuum kunt gewaar worden, dat de,week alweer flink opschiet. Gaat ie op 'nen middag blinkend-geschoren, onder den bolhoed en in colbert, mee 'n groote sigaar in z'n hoofd over den weg, dan wacht ons den anderen dag 'n plazierlg stuk in de krant, want dan is er Raadsvergadering! En daar vliegen de spaanders wel 'ns af. Vooral als 't teugen den Fielp gaat, want hy is pro de annexatie van Ginneken aan Breda. Want kek, ziede, wy Ulvenhouters, wy hooren onder Ginneken. Da's erg, teugen onzen meug, om dat onz' eigen gemeente ons bar dwars zit. Wy kunnen gin feest meer op z'n pooten kry- gen, gin hand of vinger uitsteken ten belange van Ulvenhout z'n vrimdelingenverkeer! Als Qirmeken nou straks geannexeerd is, dus Breda wordt, dan komt Ulvenhout op eigen beenen te staan! Ge verstaat dus, hoe den Fielp pró de anexatte is. En hoe ie deus tijen in den Glnnekenschen raad wordt ultgemokt veur „Landverrajer." Daarom: als wij hum zoo 'smiddags over den weg zien gaan. achter z'n groote sigaar, dan heben wy al stillekes plazler ln de krant die komen gaat. mee ons raadsverslag, dat wemelt van woorden als „agressie", „land- honger", „verraad", „levensruimte", „tkspreek- nlofnetverraders", enz. enz. Jaja, amlco, ook dorpsche raadslejen lezen de krant...! Nou heeft den Fielp, politicken gladjanus als ie ls, 't volgende veurgesteld: nou de ge- dippeteerden van Brabant èn den minister veur de hanniksatie zyn, laten we 't verken nou hebben geroepen: In ieder land. dat voor de Engclsche politiek van belang is. heeft Engeland zich verzekerd van de medewer- dienst zijn bij de spoorwegen, in leger en vloot, bij de posterijen en in het hotelbedrijf Er worden slechts personen aangesteld, die onderdaan zijn van liet betreffende land en door de Britsche autoriteiten te allen tijde kunnen worden nagegaan. Dikwijls hebben dergelijko lieden een tijdlang bij de koop vaardij gediend. Het is uit den aard van de zaak noodzakelijk, dat personen betrouw baar zijn, dat zij hun gegeven bevelen stipt uitvoeren en dat zij niet aan den drank verslaafd zijn. Tevens wordt hun ingeprent, dat indiscretie met den dood wordt gestraft. De hun opgedragen taak bestaat niet uit liet verrichten van spionnagediensten. Zij kunnen echter opdracht krijgen, een spion op verschillende wijzen behulpzaam te zijn, b.v. door hem geld te verstrekken, onder dak tc verschaffen of van andere kleercn te voorzien. De organisatie staat onder lei ding van een Britsch bureau, dat op zijn beurt weder onder toezicht staat van de Admiraliteit. Gedurende den wereldoorlog speelde deze organisatie in Engelschen dienst een belangrijke rol. Zij staat in ieder geval bij verschillende leden be kend onder den naam Buffaio Bill. De Noorsche prof meent dat deze naam is ge kozen om een bijzondere reden. In Enge land bestaat namelijk een andere vereeni ging, Buffaio gehecfen. Deze vereeniging stelt zich ten doel, haar leden in bijzondere gevallen, zooals bij ziekte, overlijden, enz., financieelen steun te verschaffen. De naam Buffaio, met de toevoeging Bill, kan der halve tegenover de oningewijden als een goede camouflage dienen. HOE DE ORGANISATIE TIJDENS DEN WERELDOORLOG WERKTE. Volgens Aall hooft een lid van deze organisatie tijdens den wereldoorlog zijn medewerking verleend aan de arrestatie van Roger Casemont, den Ierschen leider. Het schip,, waarmede Casement en zijn Noorsche bediende, Adlcr Christensen-, naar Noorwegen overstak, werd door de Engelschen in Kirkwall onderzocht, doch Casement werd hierbij niet ontdekt. In Oslo nam hij onder valschen naam zijn intrek in een hotel. Een uur na zijn aankomst verscheen er reeds iemand vna het Engel- sche gezantschap aan het hotel en trachtte Christensen uit te hooren over Casement. Dè organisatie moet dus iemand onder het hulppersoneel hebben gehad, die de aan komst van Casement dadelijk ter kennis bracht van dnc Engelschen. Alle post van Duitschland naar Noonvëgen werd geduren- den den oorlog - althans oen tijd lang - ga. controleerd door het Britsche gezantschap in Oslo. Natuurlijk had deze controle plaats buiten modeweten van de Norsche autori teiten. Zij werd verricht door ondergeschik te ambtenaren, die in dienst van de organi satie stonden. Aall spreekt de meening uit, dat een dergelijke organisatie moet geacht worden in strijd te zijn met de bepalingen van den Vrede van Westfalen en dien van Utrecht, waarbij het een staat verboden wordt, zich te mengen in de binnenlandscho aangelegenheden van een ander land. Overi gens erkent de Noorsche prof openhartig genoeg dat bijna elke groote mogendheid een dergelijke organisatie bezit. Hierover zegt hij wonderlijk: „Het is mogelijk, dat iedere staat dergelijke instellingen in ande re landen bezit ik schrijf hier over Enge land, omdat mij deze dingen bekend zijn, hoewel bindende verplichtingen mij verhin deren, iets naders over mijn bronnen te zeg gen". Voor den neutralen lezer valt uit da mededeclingen van den Noorschen professor in elk geval één ding te leorèn, namelijk dit: dat, wanneer op het oogenblik de eens oorlogvoerende staat aan den anderen ver- wijt, dat deze laatste in het buitenland zijn toevlucht neemt tot ongeoorloofde methoden dit niets anders beteekent dan dat de pot den-ketel verwijt dat hij zwart ziet! TERUGGEKEERD IN HET OUDE NEST zóó hin de kuip zien te doen, mgne eeren, dat Ginneken nie haan Breda, maar Breda haan Ginneken wordt gehannikseerd. Eel 't geval noemen we dan Breda en van 't Ginnekensche raad-uis maken we 'nen cinema hof zoo hiets, want aan deus publieke vermakeiykheid zijn we hin den loop der jaren te veul gewend ge rokt! Iedereen geeft dan z'nen zin, mijne eeren! D'n Minister, honzen Gouverneur van den Bosch, de Gedippeteerden, eel Hulveout, eel de weareld kortom!" „Maar Ginneken is dan toch van de kaart af, koei!" riep 'nen edelachtbaren collega! „Zekers," zee den Fielp: „Ginneken his dan geprommeveerd tot stad Breda!" Amico, ge hoeft nie te vragen wat er toén allemaal is komen luien Maar ik wil maar zeggen: aan den Fielp z'nen „uitmonstering" kunnen wy zien wat 'r veur ons, veur Ulvenhout, veur de kerk aan de hand is! Hjj is ons feesteiyk wcermanneke. Daar kwam ie dan aan, hooggehoeid, sjuust als ik 'nen afleier noodig had. Want Dré III stond daar nou wel mee 'n zuur gezicht te ky'ken, maar ik zat mee z'n gebromde opmer king toch knap in 't wèèrgaren! Teugenover den meester! Die op den oogenblik wel 'n bietje al te yverig is, maar mee den Eeker toch 't allerbeste veur heeft! „Ah..., den Dré!" groette den Fielp: „zoozoo... den meester!" Ook den Jaan kwam afgezet, mee den Blaauwe, ge wit, de twee opa's! Ze waren wat aan den seerjeuzen kant. „Fielp," zee den Jaan: „ge zult vandaag of mergen op Notse weer muisjes motten leveren, jonk. By ons kinders!" En den Jaan wees van z'n eigen naar den Blaauwe, vice versa „Wéét ik," zee den Fielp strak. „Wéét ik?" vroeg den Jaan. „Hallicht. 'k Breng toch m'n brood by jouw Mieneke? Ge verslet me toch nie veur 'nen blind-aas, oop 'k?" De twee kleine mannen en den meester wa ren ondertusschen ongeknapt. Want toen de propclub zoo ineens bg malkaar was, toen nouja, dan hoort daar ginmensch anders meer bij. Zoo is dat ,mee 'n club die veertig jaren bestaat...! Eh..., gy denkt toch zekers ook niet, dat ge alles van ons wit...? Afijn, als we daar op 't kerkplein nog wat stonden te klasjeneeren en d'eerste Zondags- sigaren den Meihemel in te blazen, dan kwam ons pastoorke 'ns zien. En achteraf, begrepen we, kwam ie bedanken veur de blommen. Ochja, zoo is ie. Wat g'aan Onslievrouwke doet, dat doet ge aan hum! En zoo ben 'k dan eindelgk veromgekomen op de bedoeling van deuzen brief, op de Mei maand. Maand van Onslievrouwke! Op den oogenblik zweeft ze, op 'nen wolk van blommendons, overgoten mee den tintel van gouwen keersenlicht, daar in ons kerkske, waar den bloei van Mei al gekropen is over de trejen van d'altaren, naar den zoom van Heu- ren blaauwen mantel. 'Nen schuim van rhododendrum, van hor tensia, van violen heben we gebrocht aan Heur voetekes. En deur heel deuzen bonten kleurenboekee slingeren de sprankels van wel duuzend rozenhoeikes, alles gegroeid en ge bloeid in den eerde en in de harten van Ulven hout. Ja, of 't Mei is. Hard was den winter. Somber zijn de tyen. Maar uit 't „dooiste" hout is de bloei weer gebroken. Maar in den geurenden blommenwolk van daarsjuust leeft weer goeie hoop. opgehangen aan de rozen hoeikes, die tusschen den blommenschulm ver scholen zyn...! Hier ln den huis staat 'nen zonnlgen rust, geUjk den fonkel in m'n barnsteenen pyp. 't IJle windeke kroezelt koel ln m'n wollen sokken, hier onder de tafel. 'Nen gezegenden Meidag, deuzen Dag van 's Heeren Hemelvaart. 'Nen dag als 'nen blossemtak zoo schoon, zoo vlokkend van wit blommenschulm. zgo rein, da'k *m alleen aanraken wil mee 't licht van m'n oogen. 'Nen dag lijk 'nen blossemtak, waarop de zon gesprenkeldligt als peerlcnden daauw. 'Nen blommentak van den Meimaandboom, zoo is deuzen dag. waarvan den zoeten blos- semgeur wordt weggedragen op 't ragdunne windeke, dat deur den buiten fliert. En over alles blankt den klèèren dag van deuzen Hemelvaart in 'n schoonheid die 'k mee deus groffe potlood nie benaderen kan. En daarom amico: Veul groeten van Trui, Dré III. den Eeker, en als alty gin horke minder van oewen t.a.v. DRÉL

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1940 | | pagina 10