BUFFALO BILL
Brabantsche
Brief
indrukwekkende betooging
.van Dré
Britsche Spionnagedienst
De
De Chinees is verzot op
vuurwerk maar blijft weg
als de Japanner het
ontsteekt
Shanghai. In April
Mot veel lawaai, talrijke feestmaaltijden
en toespraken is enkele dagen geleden de
nieuwe Chineesche regeering te Nanking
uitgeroepen, een regeering, die niet ander-s
3s te beschouwen dan als een werktuig der
Japanners. Te Chunking, meer naar het
westen en honderden kilometers buiten het
vereik van het Japansche marinegeschut,
zetelt echter nog steeds de nationale Chi
neesche regeering, waarvan maarschalk
Tsjan-kei-Tsjek de ziel is. En bovendien
heerscht te Peking nog een andere voor-
Joonige Chineesche regeering, die eveneons
onder beschrcming staat van 't Japansche
leger of ten minste van een deel van het
Japansche leger en niet van plan schijnt
voor de nieuwe regeering te Nanking het
veld te ruimen. Dit houdt vermoedelijk ver
had met oneenigheid onder de Japansche
generaals, waarvan sommigen het niet
eens zijn met de vorming van de nieuwe
regeering te Nanking, 't Japansche leger in
China verkeert namelijk in 'n voortdurende
toestand van muiterij onder de hoogcrc ran
gen. Het Japansche leger in China gehoor
zaamt niet steeds aan de Japansche regee
ring te Tokio en de dus feitelijk herhaal
delijk „muitende" generaals zijn niet steeds
eensgezind. Hot noordelijke Japansche leger
in China, het Japansche leger van Gene-
traal-China en het in Zuld-Chfna opereeren-
de Japansche leger volgen, onafhankelijk
van elkander, soms een zoor verschillende
politiek, een toestand, die voor Europcosche
hersenen onbegrijpelijk is.
Het hoofd der regeering te Nanking is
WangChing-Wei, oen vroegere medewer
ker van maarschalk Tsjang-kei-Tsjek, een
„deserteur" die samen ging werken met de
invallers, de Japanners.
Tot voor enkele weken schenen de aan
hangers der nationale Chineesche regeering
hem daarom nog niet te beschouwen als
een verrader. Het maakte herhaaldelijk den
indruk, dat Wang-Ching-Wci het met zijn
Japansche vriendschap niet ernstig meendo
en hij, waar hij kon, de Japanners nog
min of meer tegenwerkte. Korten tijd gele
den had ik een gesprek met een Chinees-
jchen advocaat, een overtuigend aanhauger
der nationale regeering en deze zeide me:
„Als een landverrader kan ik Wang-Ching-
Woi niet beschouwen". Een nadere verkla
ring gaf hij me echter niet.
Na de uitroeping van de Chineesche, on
der Japnnschen invloed staande regeering te
Nanking is dit echter anders geworden en
op don dag der uitroeping hadden te Shnng
hui drie moordaanslagen plaats: één op
een aanhanger der nationale regeering en
twee op de aanhangers van Wang-Ching-
Wci en zijn regeering gehouden en werd
grootsche bctoogingen voor Wang-Ching-
Wai en zijn regeering gehouden en werd
lui door do nationale Chineesche regeering
tot een landverrader verklaard.
In die beloogingen ie Nanking, onder het
oog der Japansche bezettingstroepen, Kon
men niet veel vertrouwen hebben. Vermoe
delijk waren de betóogingen georganiseerd
dezelfde wijze, waarop nog kort gclqdpn in
China de anti-Epgelsche betoogingen wer
den georganiseerd. Duizendén koeli's wer
den door do. Japanners tezamen geroepen
om aan die betoogingen deel te nemen. Zij
kregen hiervoor een rijstmualtijd en tien
(Chineesche) cents. Maar ook Chincezen uit
do betere klasse namen aan deze bctoogin
gen deel. Groote Chineesche kuntoren en
magazijnen kregen van de Japanners medc-
deeling. dat een zeker aantal van hun per
soneel aan die betoogingen moest deelnénlen
daar anders hun zaken zouden worden ge
sloten. Aan deze deelnemers werd 'n kaar
tje verstrekt, dat Jater aan controle-ambte
naren der Japanners moest worden ver
toond. Chineezen, die bij die betoogingen
allerlei leuzen moesten uitroepen, kregen
een bijzondere betaling. Op dergelijke wijze
zouden ook de betoogingen te Nanking voor
Wang Ching-Wni en zijn regeering zijn ge-
orgaiseerd. vermoedde ik. Maar hoe waren
i werkelijkheid de gevoelens der Chinee
zen tegenover die nieuwe gevormde, onder
Japansche invloed staande regeering te
Nanking? vroeg ik me af.
Toen kwamen de Japanners mé te hulp.1
D« hun ongevraagde medewerking vcri
kreeg ik de inlichting, die ik liegeorde.
Den dag, dat de nieuwe regeering te Nan
king zou worden uitgeroepen, hadden de
in de internationale nr''uv.et-
ting en in de Krnnsche concessie to Shang
hai de uitgebreidste maatregelen genomen
ten eindo alle mogelijke betoogingen voor of
tegen de nieuwe regeering onmiddellijk te
kunnen onderdrukken.
Zwaar gewupendc patrouilles gingen «ioor
de straten evenals gepantserde automobie-
Ion voorzien van mitrailleurs.
De nationaal gezinde studenten te Shang
hai hadden eerst het voornemen gehad dien
dag te staken, doch dit werd door de nieu
we regeering te Nanking onmogelijk ge
maakt. daar deze een vrijen dag voor alle
inrichtingen van onderwijs voorschreef. Wa
re dus de studenten te Shanghai tot een
staking o\ergegnnn, dan had dit kunnen
worden opgevat als een bewijs van instem
ming met de nieuwe regeering.
Toen werd bekend gemaakt, dat ter eere
di nieuwe regeering in het door de Japan
ners bezette gebied nnn de nverziide der
Whnngpoe, de rivier waaraan Shanghai ligt
zou kunnen worden gezien van af de Rund.
een vuurwerk zou worden afgestoken, op
den breeden boulevard van Shanghai, welke
langs den rivieroever loopt. De Chineezen
zijn over het nlgemeen verzot op vuurwerk,
dus verwachtte ik daar op don avond van
het vuurwerk een enorm publiek uit de
milliocnenstad Shanghai.
Ik ging er heen tezamen met een Nedor-
landschen vriend, die vrij goed Chinccsch
spreekt. We namen een der vele autobus
sen, die naar den Rund rijden en tegen onze
verwachting was die .autobus zoo goed als
leeg.
Aangezien we iets te laat op weg waren
gegaan was het vuurwerk reeds begonnen
toen we nog in de autobus zaten. Boven dc
huizen stegen tegen den nachthemel vuur
pijlen op en mijn vriend, die zich van den
domme hield, vroeg een tegenover ons zit
tende» Chinees, wat dit vuurwerk beduidde.
Met een on-Chinccscho onvriendelijkheid
gaf de man ten antwoord, dat hij het niet
wist en dat hij er ook geen belang in
stelde.
Op den Bund, aan den rivieroever
aangekomen, scheen deze bij den
eersten aanblik geheel verlaten,
doch later gemerktcn we hier en
daar kleine groepjes Chineezen,
knapen en koelies moerendeels. die
zonder eenig teoken van vreugde of
geestdrift naar liet vuurwerk ke
ken. Op hun gelaat stond meer te
genzin dan ingenomenheid te lezen.
Aan den Bund Is een park, waar
het mooie avonden steeds vol is. Wc
gingen erheen. Het park was bijna
geheel verlaten. Op banken zaten
zaten eenige Joodsche vluchtelin
gen en in het geheel misschim tweo
dozijn Chineezen op wier stugge gc
laatstrekken ook al geen belang
stelling voor het vuurwerk te lezen
stond. In heel mijn leven heb ik
nooit zulk een onfeestelijk vuur
werk bijgewoond.
De Japanners hadden hun merk op liet
vuurwerk gedrukt, want grootendcels be
stond het uit vuurpijlen, die zich hoog te
gen den hemel ontplooiden tot chrysanten,
de nationale Japansche bloem.
In het park zaten eenige oudere Chinee
zen in druk gesprok, waaruit ze zich niet
af lieten leiden door vuurpijlen en de knal
effecten. En voor db milliocncn Chineezen
van Shanghai „bestond" dit vuurwerk niet
eens. Zij „negeerden'' het volkomen, daar
mede duidelijk te. kennen gevend, welke
gevoelens ze koesterden voor de regeering
van Wang-Ching-Wci en zijn vriend is.
Zoo gaf dit vuurwerk milliocncn Chinee
zen gelegenheid op passieve wijze te betoo-
gen tegen de regeering te Nanking en voor
de regeering van maarschalk Tsjang-kei-
Tsjek en ik moet erkennen, dat ik zelden
een indrukwekkender betooging hel» aan
schouwd. Van Japansch standpunt bezien,
had dit vuurwerk beter achterwege kunnen
blijven. Bemoedigend voor de regeering van
Wang-Ching-Wei was het allerminst,
J. K. BR EDERODE.
Speciale medewerkers
in buitenlandsche
openbare bedrijven
IS ENGELAND DE EENIGE MO
GENDHEID, DIE ZICH DAARVAN
BEDIENT?
(Duitsche correspondentie).
Berlijn, April 1040.
Wanneer wij een Noorschen professor,
zekeren Herman Harris Aall, mogen gc-
loovcn on de Duitsche bladen doen dit met
graagte dan beschikt de Engclsche ge
heime Dienst over een zeer speciaal soort
medewerkers. Deze prof. Aall is privaat
docent voor staatsrecht aan de Universiteit
van Oslo en denkt klaarblijkelijk weinig
vriendschappelijk over Engeland. Onder den
titel van „Wereldheerschappij en de rechte
loosheid der zeeën" heeft hij een werkje
het licht doen zien, dat uiteraard in de
Duitsche pers zeer gunstig is ontvangen.
Met 22ste hoofdstuk van dit boekje draagt
den titel „Buffaio Bill" en handelt over
een wijdvertakte geheime Britsche organi
satie, die tot taak zou hebben de meer of
minder officicele spionnagedienstcn zoo
noodig de helpende hand tc bieden. Aall*
brengt over deze organisatie talrijke gege
vens, waarvan de waarheid niet te contro
leeren valt, maar interessant genoeg om ze
hier ten deelc weer te geven, te meer wijl
zij in ieder geval eenig licht werpen op dc
wijze, waarop spionnagediensten hun werk
plegen te verrichten. Prof. Aal. gaat uit
van de onderstelling, dat een geheime po
litieke vereeniging in dienst van de Brit
sche poltiek steeds oen bijzondere beteeke-
nis moet hebben. Zij bestaat niet uit per
sonen, die hooge functies bekleeden of in
alle plannen zijn ingewijd. In tegendeel, de
leden zijn over het algemeen eenvoudige
lieden. Zij kennen elkaar niet, zijn niet door
een of andere ideologie verhonden, maar
uitsluitend door deze ééne gedachte: het ten
uitvoer brengen van de bevelen van de
Britsche centrale leiding. Het kan natuurlijk
in vele opzichten van belang zijn. wanneer
men over mcnschen beschikt, die bevelen
uitvoeren, waarvan zij zelf de portée niet
begrijpen.
INDISCRETIE BETEEKENT DEN DOOD.
De Britsche politiek nu zou, op grond
van deze overweging, de volgende organi
satie- over de geheclè wereld in het léven
Ulvenhcut, 2 Mei 1940.
Amlco,
De Met blossemt deur den buiten. Vllnder-
teere blomblaarkes fileren rondomme, lijk
glanzehden confetti, gestrooid in 't stoeigrage
windeke, dat ginnen rust in z'n lijf heeft.
't Splusche windeke, dat daar woelt deur
onzen notenleer, die zoo vol staat mee de kel
ken Van open bladknoppen, dat den erf al
getemperd ligt onder 't rusteloos geschaduw
van den jongen notenkroon.
Trui's blommenhoveke ligt daar, even be-
zjjen den zongespikkelden schaduw van den
notenleer, in éénen bonten bloei van de teere
tinten van de Mei. Ah! Daar is ze fier op, m'n
goeie wijf, op heur blomhofke.
Styf, stram als den ouwen dag ook haar
mokt, ze kap 't nfe nalaten te hovenieren, op
't stukske grond daar bezijen, dat gaandeweg
Trui's onvervrinidbaren eigendom wierd. Daar
kan hier zelfs Dubbeléén, de kat, van mee
praten. die eens van d'r leven zóódanig bij
den stèèrt uit de blommen is gesleurd, dat ze
de smoor heeft gezien aan alles wat op 'n blom
lijkt. Sinds dleën oogenbllk, dat Dubbeléén in
den letterlijksten zin van 't woord „in den rug
wierd aangevallen" en den mesthoop opge-
slingerd, Trui doet de dingen nou eenmaal
nie half. sinds dieën historischen oogenbllk
in Dubbeléén haar bestaan, wierd hier in den
huis nooit meer gesproken van „de kat haren
stèèrt", maar van „de kat haar handvat".
Neeë, wat dat blommenhofke aangelangt.
heeft de kat gin stripke veur op mjj. Want als
ik maar 'ns gebukt sta over de blommekes.
dan bonst Trui tegen dc raam aan en roept:
„ge bljjft er af. horrc!" Of... ze komt kwan
suis naast me staan en zoo is 't me eenen keer
gebeurd, da'k m'n band naar 'n blom uitste
kend. op onverwachte manier zo'nen steuvi-
gen douw tegen m'n ribben kreeg, da'k van
de -*n gong en over den erf rolde.
Ja. ze ls fier op 'r hoveke. En als ge ooit
'ns hier komt op de stee, ge kunt van den
zomer de grenzen nie wjjd over komen, man
ik zeg, als ge ooit vanden zomer 'ns hier
komt en ge wilt 'n goeie beurt maken bij
Trui, beplulm dan heur hoveke. Maarre.,.,,.
pluk gin blommeke veur oew knoopsgat, want
ge zjjt zandruiter veur ik er Iets aan kan
doen, amlco!
Ze zit op den oogenbllk in d'Hoogmls, ter
gelegenheid van O.H. Hemelvaart. En zoo ls
dcuzen moment mee 'n scherke uitgeknipt
om 'nen brief naar oe weg te schrijven. Den
Eeker is naar den meester toe. 't Is ko'ossaal
zooals die den Eeker aanpakt, om 'm deur 't
examen te trekken. Van den mergen, als ik
mee de kleine mannen uit de vroege kerk
kwam. stond den meester z'n pijp stoppende,
op 't kerkplein al op ons tc wachten.
L\jk 'nen veldwachter, zoo vroeg ie me:
„zeg, Dré, mot hy (toen wees ie op den Eeker)
mot hij vandaag nog Iets doen in den hof?"
„Dat motte hum vragen, jonk," zee ik en
ik wees op Dré III.
Vragend keek den meester naar Dré m,
die toen, in alle wèèrdigheid van z'n patroon
schap toestemde mee de woorden: „ge kunt
'm wel krijgen vandaag, meester."
„Zurg dan om negen uur by me thuis te
zijn meemee él oew boeken," comman
deerde meester den Eeker.
„A... alle. ..allemaal?"
„Allemaal!"
„Uit den brand is ie," mompelde Dré III,
'nen anderen kant opkijkende, maar we ver
stonden 'm toch alle drie, zoodat 't gesprek
even stropte. Ik kost 't nie verhelpen dat den
lach aan m'nen lever friemelde! Maar daar
kwam den Fielp aan, hoog en breed boven
alle kerkgangers uit en onder den hoogen
hoed vanweuge den bezonderen feestdag. Allee,
gezljt collactant, of ge zljt 't nie! En den
bakker hóudt wel van 'n bietje décorum. En
wjj wy nemen 't hum nie kwalijk, Integen
deel! Want den Fielp is zooveul als 't fecste-
lljk-weer-manneke-van-Ulvenhout. Aan zijnen
witten voorschoot, gesteven glanzend jaske
en bolhoed kunde zien dat 't Zaterdagavond
is! Net zoo goed als ge aan 't vuil worden van
z'nen witte bakkerscostuum kunt gewaar
worden, dat de,week alweer flink opschiet.
Gaat ie op 'nen middag blinkend-geschoren,
onder den bolhoed en in colbert, mee 'n groote
sigaar in z'n hoofd over den weg, dan wacht
ons den anderen dag 'n plazierlg stuk in de
krant, want dan is er Raadsvergadering! En
daar vliegen de spaanders wel 'ns af. Vooral
als 't teugen den Fielp gaat, want hy is pro
de annexatie van Ginneken aan Breda. Want
kek, ziede, wy Ulvenhouters, wy hooren onder
Ginneken. Da's erg, teugen onzen meug, om
dat onz' eigen gemeente ons bar dwars zit.
Wy kunnen gin feest meer op z'n pooten kry-
gen, gin hand of vinger uitsteken ten belange
van Ulvenhout z'n vrimdelingenverkeer! Als
Qirmeken nou straks geannexeerd is, dus
Breda wordt, dan komt Ulvenhout op eigen
beenen te staan! Ge verstaat dus, hoe den
Fielp pró de anexatte is.
En hoe ie deus tijen in den Glnnekenschen
raad wordt ultgemokt veur „Landverrajer."
Daarom: als wij hum zoo 'smiddags over
den weg zien gaan. achter z'n groote sigaar,
dan heben wy al stillekes plazler ln de krant
die komen gaat. mee ons raadsverslag, dat
wemelt van woorden als „agressie", „land-
honger", „verraad", „levensruimte", „tkspreek-
nlofnetverraders", enz. enz. Jaja, amlco, ook
dorpsche raadslejen lezen de krant...!
Nou heeft den Fielp, politicken gladjanus
als ie ls, 't volgende veurgesteld: nou de ge-
dippeteerden van Brabant èn den minister veur
de hanniksatie zyn, laten we 't verken nou
hebben geroepen: In ieder land. dat voor
de Engclsche politiek van belang is. heeft
Engeland zich verzekerd van de medewer-
dienst zijn bij de spoorwegen, in leger en
vloot, bij de posterijen en in het hotelbedrijf
Er worden slechts personen aangesteld, die
onderdaan zijn van liet betreffende land en
door de Britsche autoriteiten te allen tijde
kunnen worden nagegaan. Dikwijls hebben
dergelijko lieden een tijdlang bij de koop
vaardij gediend. Het is uit den aard van
de zaak noodzakelijk, dat personen betrouw
baar zijn, dat zij hun gegeven bevelen stipt
uitvoeren en dat zij niet aan den drank
verslaafd zijn. Tevens wordt hun ingeprent,
dat indiscretie met den dood wordt gestraft.
De hun opgedragen taak bestaat niet uit
liet verrichten van spionnagediensten. Zij
kunnen echter opdracht krijgen, een spion
op verschillende wijzen behulpzaam te zijn,
b.v. door hem geld te verstrekken, onder
dak tc verschaffen of van andere kleercn
te voorzien. De organisatie staat onder lei
ding van een Britsch bureau, dat op zijn
beurt weder onder toezicht staat van de
Admiraliteit. Gedurende den wereldoorlog
speelde deze organisatie in Engelschen
dienst een belangrijke rol. Zij staat in
ieder geval bij verschillende leden be
kend onder den naam Buffaio Bill. De
Noorsche prof meent dat deze naam is ge
kozen om een bijzondere reden. In Enge
land bestaat namelijk een andere vereeni
ging, Buffaio gehecfen. Deze vereeniging
stelt zich ten doel, haar leden in bijzondere
gevallen, zooals bij ziekte, overlijden, enz.,
financieelen steun te verschaffen. De naam
Buffaio, met de toevoeging Bill, kan der
halve tegenover de oningewijden als een
goede camouflage dienen.
HOE DE ORGANISATIE TIJDENS
DEN WERELDOORLOG WERKTE.
Volgens Aall hooft een lid van deze
organisatie tijdens den wereldoorlog zijn
medewerking verleend aan de arrestatie
van Roger Casemont, den Ierschen leider.
Het schip,, waarmede Casement en zijn
Noorsche bediende, Adlcr Christensen-,
naar Noorwegen overstak, werd door de
Engelschen in Kirkwall onderzocht, doch
Casement werd hierbij niet ontdekt. In Oslo
nam hij onder valschen naam zijn intrek
in een hotel. Een uur na zijn aankomst
verscheen er reeds iemand vna het Engel-
sche gezantschap aan het hotel en trachtte
Christensen uit te hooren over Casement.
Dè organisatie moet dus iemand onder het
hulppersoneel hebben gehad, die de aan
komst van Casement dadelijk ter kennis
bracht van dnc Engelschen. Alle post van
Duitschland naar Noonvëgen werd geduren-
den den oorlog - althans oen tijd lang - ga.
controleerd door het Britsche gezantschap
in Oslo. Natuurlijk had deze controle plaats
buiten modeweten van de Norsche autori
teiten. Zij werd verricht door ondergeschik
te ambtenaren, die in dienst van de organi
satie stonden. Aall spreekt de meening uit,
dat een dergelijke organisatie moet geacht
worden in strijd te zijn met de bepalingen
van den Vrede van Westfalen en dien van
Utrecht, waarbij het een staat verboden
wordt, zich te mengen in de binnenlandscho
aangelegenheden van een ander land. Overi
gens erkent de Noorsche prof openhartig
genoeg dat bijna elke groote mogendheid
een dergelijke organisatie bezit. Hierover
zegt hij wonderlijk: „Het is mogelijk, dat
iedere staat dergelijke instellingen in ande
re landen bezit ik schrijf hier over Enge
land, omdat mij deze dingen bekend zijn,
hoewel bindende verplichtingen mij verhin
deren, iets naders over mijn bronnen te zeg
gen". Voor den neutralen lezer valt uit da
mededeclingen van den Noorschen professor
in elk geval één ding te leorèn, namelijk
dit: dat, wanneer op het oogenblik de eens
oorlogvoerende staat aan den anderen ver-
wijt, dat deze laatste in het buitenland zijn
toevlucht neemt tot ongeoorloofde methoden
dit niets anders beteekent dan dat de pot
den-ketel verwijt dat hij zwart ziet!
TERUGGEKEERD IN HET OUDE NEST
zóó hin de kuip zien te doen, mgne eeren, dat
Ginneken nie haan Breda, maar Breda haan
Ginneken wordt gehannikseerd. Eel 't geval
noemen we dan Breda en van 't Ginnekensche
raad-uis maken we 'nen cinema hof zoo hiets,
want aan deus publieke vermakeiykheid zijn
we hin den loop der jaren te veul gewend ge
rokt! Iedereen geeft dan z'nen zin, mijne
eeren! D'n Minister, honzen Gouverneur van
den Bosch, de Gedippeteerden, eel Hulveout,
eel de weareld kortom!"
„Maar Ginneken is dan toch van de kaart
af, koei!" riep 'nen edelachtbaren collega!
„Zekers," zee den Fielp: „Ginneken his dan
geprommeveerd tot stad Breda!"
Amico, ge hoeft nie te vragen wat er toén
allemaal is komen luien
Maar ik wil maar zeggen: aan den Fielp
z'nen „uitmonstering" kunnen wy zien wat
'r veur ons, veur Ulvenhout, veur de kerk aan
de hand is! Hjj is ons feesteiyk wcermanneke.
Daar kwam ie dan aan, hooggehoeid, sjuust
als ik 'nen afleier noodig had. Want Dré III
stond daar nou wel mee 'n zuur gezicht te
ky'ken, maar ik zat mee z'n gebromde opmer
king toch knap in 't wèèrgaren! Teugenover
den meester! Die op den oogenblik wel 'n
bietje al te yverig is, maar mee den Eeker
toch 't allerbeste veur heeft!
„Ah..., den Dré!" groette den Fielp:
„zoozoo... den meester!"
Ook den Jaan kwam afgezet, mee den
Blaauwe, ge wit, de twee opa's! Ze waren wat
aan den seerjeuzen kant. „Fielp," zee den
Jaan: „ge zult vandaag of mergen op Notse
weer muisjes motten leveren, jonk. By ons
kinders!" En den Jaan wees van z'n eigen naar
den Blaauwe, vice versa
„Wéét ik," zee den Fielp strak.
„Wéét ik?" vroeg den Jaan.
„Hallicht. 'k Breng toch m'n brood by jouw
Mieneke? Ge verslet me toch nie veur 'nen
blind-aas, oop 'k?"
De twee kleine mannen en den meester wa
ren ondertusschen ongeknapt. Want toen de
propclub zoo ineens bg malkaar was, toen
nouja, dan hoort daar ginmensch anders meer
bij. Zoo is dat ,mee 'n club die veertig jaren
bestaat...! Eh..., gy denkt toch zekers ook
niet, dat ge alles van ons wit...?
Afijn, als we daar op 't kerkplein nog wat
stonden te klasjeneeren en d'eerste Zondags-
sigaren den Meihemel in te blazen, dan kwam
ons pastoorke 'ns zien. En achteraf, begrepen
we, kwam ie bedanken veur de blommen.
Ochja, zoo is ie. Wat g'aan Onslievrouwke
doet, dat doet ge aan hum!
En zoo ben 'k dan eindelgk veromgekomen
op de bedoeling van deuzen brief, op de Mei
maand.
Maand van Onslievrouwke!
Op den oogenblik zweeft ze, op 'nen wolk
van blommendons, overgoten mee den tintel
van gouwen keersenlicht, daar in ons kerkske,
waar den bloei van Mei al gekropen is over de
trejen van d'altaren, naar den zoom van Heu-
ren blaauwen mantel.
'Nen schuim van rhododendrum, van hor
tensia, van violen heben we gebrocht aan
Heur voetekes. En deur heel deuzen bonten
kleurenboekee slingeren de sprankels van wel
duuzend rozenhoeikes, alles gegroeid en ge
bloeid in den eerde en in de harten van Ulven
hout.
Ja, of 't Mei is. Hard was den winter.
Somber zijn de tyen. Maar uit 't „dooiste"
hout is de bloei weer gebroken. Maar in den
geurenden blommenwolk van daarsjuust leeft
weer goeie hoop. opgehangen aan de rozen
hoeikes, die tusschen den blommenschulm ver
scholen zyn...!
Hier ln den huis staat 'nen zonnlgen rust,
geUjk den fonkel in m'n barnsteenen pyp.
't IJle windeke kroezelt koel ln m'n wollen
sokken, hier onder de tafel.
'Nen gezegenden Meidag, deuzen Dag van
's Heeren Hemelvaart.
'Nen dag als 'nen blossemtak zoo schoon,
zoo vlokkend van wit blommenschulm. zgo
rein, da'k *m alleen aanraken wil mee 't licht
van m'n oogen.
'Nen dag lijk 'nen blossemtak, waarop de
zon gesprenkeldligt als peerlcnden daauw.
'Nen blommentak van den Meimaandboom,
zoo is deuzen dag. waarvan den zoeten blos-
semgeur wordt weggedragen op 't ragdunne
windeke, dat deur den buiten fliert.
En over alles blankt den klèèren dag van
deuzen Hemelvaart in 'n schoonheid die 'k
mee deus groffe potlood nie benaderen kan.
En daarom amico:
Veul groeten van Trui, Dré III. den
Eeker, en als alty gin horke minder van oewen
t.a.v.
DRÉL