Zóó wonen menschen
GEESTELIJK F r
Al wat is
moet zijn
Wie?
in Noordholland
Zaterdag 4 Mei 1940
Tweede blad
Pdoor A S T O R Lieven
Waarom? Omdat politieke, economische,
ethnografische en psychologische factoren
haar hebben doen worden tot wat zij is.
Wanneer wij de beschikking over helder
ziendheid hadden, zou het ons mogelijk
zijn precies aan te wijzen, welke tallooze
dradfcn zijn saaingevlochten en dooreen
gestrengeld om allen met elkaar het bonte
en schijnbaar verwarde weefsel van onzen
tijd te vormen. Maar wij zijn niet helder*
ziend en kunnen slechts weinig waarnemen.
Op den twintigsten April 1889 wordt in
een Oostenrijkse li dorp een jongetje gebo
ren: Adolf Hitier. Hoe zou de wereldge
schiedenis na 1918 zijn verloopcn, wanneer
deze geboorte niet had plaats gehad? Dit is
een open vraag, waarop wij geen antwoord
kunnen geven. Maar zéker is, dat deze
geboorte van ontzaglijke, vérstrekkende
bet eekenis wordt voor heel Europa. Deze
Hitier evenwel had nooit de rol kunnen
spelen, die hij speelt, waneer hij geen tot
wanhoop gebracht, economisch vernietigd
en zedelijk ontredderd \olk had gevonden
in het verslagen Duitschland. Daarbij ver
stond hij bij uitnemendheid de kunst de
massa te bctooveren door een beroep te
doen op diep in den mcnsch sluimerende
instincten, op ijdclheid, vechtlust, natio
naal gevoel en vooral gekwetste nationale
eigenliefde. Met blind fanatisme, dat on
sommige tijden uitgroeit tot bijna religi-
euscn waanzin, scharen zich vooral de
jongeren om hem en fiij wordt hun tot een
afgod, voor wicn zij willen leven en ster
ven en voor wien zij eigen persoonlijkheid
volledig prijs geven.
Maar Adolf Hitier' maakt niet alléén de
geschiedenis; ik noem hem slechts daar
om, omdat wij in hem duidelijk aanwijs
baar een machtigen factor in het wereld
gebeuren aanschouwen. Er zijn echter vele
andere factoren: daar is b.v, de strijd om
de wereldheerschappij, de strijd om het
bezit dor grondstoffen daar is de algemeen
verbreidde zucht naar macht, naar geld.
En naast dit.alles is liet van buitengewoon
belang te wijzen op de geaardheid der
Opgedragen aan den heer P. te N.N,
Toen wij elkander onlangs ontmoetten,
was dit voor u, heer P., aanleiding om mij
te interpelleeren over een uitdrukking, wel
ke ik in het laatste Paaschartikel had neer
geschreven. Die uitspraak: „al wat is, moét
zijn'" zat u blijkbaar dwars. Gij ver
telde mij ook daarover met iemand anders
te hebben gesproken en dat deze van oor
deel was dat deze uitspraak in zich sloot
dat de mensch dus maar moest berusten
in het bestaande.
Toen ik weer bij u vandaan was, heb ik
verder over ons gesprek nagedacht en ik
kwam steeds meer tot de overtuiging, dat
't goed was om in een speciaal artikel op
de genoemde woorden terug te komen.
iWant stellig zullen er meerdere lezers zijn,
die met u daarover hebben nagedacht en
misschien zijn daaronder velen, die even
eens geneigd zijn om daaruit de conclusie
te trekken, dat alles „te moeten" is, de
mensch met zijn willen en wettscKén. en
begeeren feitelijk is uitgeschakeld. En niets
is minder waar! En daarover moeten wij
liet nu eens hebben.
Wij gaan dus in dit artikel wat met el
kander filosofeeren en ik hoop dat wij het
ten slotte met elkander eens zullen zijn.
„Al wat is, moét zijn". Ik had mij zelfs
nog sterker kunnen uitdrukken door er aan
toe te voegen „en heeft niet anders kunnen
zijn".
Maar ik had er ook iets anders aan kun
nen toevoegen (en dat zou inderdaad veel
hebben opgehelderd) n.1. de woorden „maar
niet blijven
Ik vermoed dat men nu terstond een an
deren kijk zal hebben op de woorden.
Want zij beteekent niet dat wij ons maar
hebben neer te leggen bij het bestaande,
maar eenvoudig de erkenning, dat dit be
staande zoo heeft moéten zijn als het is,
tengevolge van een samenwerking van vele
bekende en onbekende krachten, welke zich
in het leven der menschheid doen gelden.
Wij mogen geen oogenblik uit het oog ver
liezen, dat geen gebeuren op zich zelf staat,
maar altijd in verband met weer andere
dingen staat. Niets is los van het andere
en het een werkt altijd op het andere in.
Wat wij in het dagelijksche leven toeval
.plegen te noemen, bestaat niet, kan niet
bestaan. Want alles wat wij als toeval be
schouwen, omdat wij den samenhang van
een bepaald feit met het overige gebeuren
«iet. vermogen te sporen, heeft toch zijn
verborgen oorzaak, is een gevolg van
Vrachtenwerki- welke op een behaald
ooeojit»!'tot een ~ebeurcn, tot een ieit,
een daad hebben gevoerd.
Mijn vader vertelde meer dan eens het
volgende: llii was nog niet getrouwd en
had een huishoudster, die niet hceletnaal
tvrij was van bijgeloof. Op een zekeren mor
gen viel de spiegel van den wand. Dade
lijk zeide de huishoudster: „mijnheer dat
beteekent een sterfgeval in de familie" In
derdaad bracht dienzelfden dag de post het
bericht van overlijden van een van mijn
vader's zuster. Dat was natuurlijk koren
op de molen van de bijgeloovige ziel. Vader
echter had allang opgemerkt dat het koord
waaraan de spiegel hing door ijzerroest was
verteerd. Die spiegel zou ook gevallen zijn
als mijn tante niet was gestorven! Dat
moest gebeuren, omdat het koord de last
niet langer kon dragen. Heelemaal niet
toevallig, integendeel, geleidelijk voorbe
reid door de werking van de roest op de
koord vezels.
Wij zouden hier nog verder over kunnen
doorredeneeren. Zoo heeft het vochtgehalte
in de kamer zijn invloed op den spijker,
waaraan de spiegel hing. doen gelden en
het roesten bevorderd. Miscbien was deze
spijker met een klamme vinger aangeraakt,
toen hij werd ingeslagen. Het kan ook zijn
dat het koord niet van prima kwaliteit
was. In ieder geval hebben verschillende
oorzaken meegewerkt om den breuk van
liet koord en den val van den spiegel te
bewerkstelligen, juist precies op een secon
de af op den tijd, dat het gebeurde.
In Amersfoort aan het station had ik
eens een merkwaardige ontmoeting. Daar
stond een heer, dien ik meende te herken
nen. Ik stevende op hein af en zeide: laat
mij u eens goed bekijken. (i
Toen had ik zekerheid: „u is dr. de K.
„Ja, die ben ik en wie is u?" Ik vertelde
hem wie ik was. Daarop volgde een harte
lijk handdrukken. Wij hadden elkaar in
jaren niet gezien. „En waar ga je heen?"
„Naar Egypte". ,.lk blijf dichter bij huis,
ik ga naar Apeldoorn". „Maar dat is toch
toevallig, dat wij elkander hier moeten tref
fen".
Nietwaar, wij zijn in zulke gevallen ter
stond geneigd om van toeval te spreken
als van iets dat evengoed niet had kun
nen gebeuren. Toch is dit foutief. Die ont
moeting móést plaats hebben, mij móesten
elkaar daar vinden. Zooals twee niet even
wijdig loopende lijnen elkaar op een ze
ker punt zullen snijden, zoo moesten onze
wegen elkaar juist op dat punt kruisen.
Z ij n weg en m ij n weg waren door aller
lei oorzaken bepaald.
Wanneer wij vasthouden aan de gedach
te, «lat elk toeval is uitgesloten, dan krijgt
de uitspraak „al wat is, móet zijn" de be-
teekenis: niets is oorzaakloos, maar is een
gevolg van wat voorafging of gelijktijdig
gebeurde.
En vestigen wij thans het oog op de we
reld om ons heen, op die verontrustende
wereld, waarmede duizenden geen raad
meer meten en waarin zij geen blijde toe
komst meer kunnen zien. Het benauwende
daarbij is vooral, dat de meesten geneigd
zijn één belangrijke factor uit te schakelen:
de menschclijke psyche.
Dc menschclijke wereld levert inderdaad
een allerellendigste»! aanblik op. Zij geeft
ons het tegendeel van iets moois te zien.
Toch kan zij niet anders zijn dan zij is.
groote massa. Zij is dooreengenomen traag
van geest, slaafse!» en gebonden aan be
lemmerende dogma's, die het vrije denken
onderdrukken; zij is uiterst beperkt in
haar visie op de wereld en leeft in een
heef klein bolangenkringetje en is zich
ternauwernood bewust, dat zij een integree
rend deel is van de ganschc menschheid.
Zij weet niet welke krachten in haar slui
meren, noch hoe zij deze krachten zou
kunnen gébruiken voor zelfbevrijding. En
omdat dit alles zoo is. bestaat de mogelijk
heid, dat zij het slachtoffer wordt van hen.
die haar gebruiken en misbruiken voor de
gemeenste doeleinden.
Iedereen is het erover eens. dat oorlog
niets dan ellende brengt voor de massa en
toch \oert zij den oorlog. Waarom? Omdat
zij door pers, radio en volksredenaars wordt
bewerkt, opgezweept, omdat zij lage in
stincten in zich laat wakker roepen en
hoogerc gevoelens het zwijgen laat opleg-
gen. En wat betepkent dit anders dan dat
zij zich laat automatiseeren?
Als vanzelf zijn wij hiermede aangeland
bij datgene, waarop ik in het bijzonder de
aandacht wcnsch te vestigen: de psycholo
gisch factoren, die het wereldgebeuren me
de bepalen.
Ik noemde zooeven Adolf Hitier. Gesteld
eens dat hij als idioot was geboren, dan was
het verloop der geschiedenis anders ge
weest. Of: als Stalin, Chamberlain, Chur-
chili, Mussolini, Zaharof nooit waren gebo
ren, hoe zou het dan wezen? Maar deze al
len z ij n er geweest en zij zijn in een be
paalden sfeer opgegroeid, hebben van hun
voorgeslacht eigenschappen geërfd, door hun
opvoeding, millicu zich een meening ge-
voni|d en daardoor zijn zij geworden zóó als
zij zijn en de omstandigheden hebben ver
der op hen ingewerkt en zij kwamen op
de plaats, welke zij innemen. Dat alles heeft
zoo moeten zijn. En het baat ons niet of
Wij jammeren: was dit maar gebeurd of
«lat, was die of die er m^iar nooit geweest.
Evenmin als wij iets kunnen veranderen
aan een ongeluk, dat ons is overkomen,
door te zeggen: had ik maar zus of zoo ge
daan, had ik dit of dat maar nagelaten. Op
het oogenblik, dat het ongeluk ons trof was
het onvermijdelijk, juist omdat wij verkeerd
handelden cn dit was weer liet gevolg van
onze gesteldheid pp dat oogenblik, onze on
oplettendheid. onze nalatigheid of iets der
gelijks. Nakaarten verandert nooit iels aan
het gespeelde spel.
Toch heeft dit nakaarten zijn waarde.
Voor het volgende spel! En nu ben ik waar
ik zijn wil.
Wij hébben het zijnde als noodzakelijk
geworden te aanvaarden. Maar wanneer wij
eenmaal als medeoorzaak daarvan de men
schclijke psyche hebben leeren kennen, dan
weten wij tevens dat dit zijnde nooit als
blijvend mag worden beschouwd. Want.
deze psyche reageert op dc werkelijkheid
niet altoos op dezelfde wijze en zij bergt in
zich krachten, die mede liet wereldgebeuren
bepalen. Zij reageert in overeenstemming
met haar eigen wezen. Hoofdzaak is. dat zij
reageert en daardoor den mensch tot werk
zaamheid brengt. Hierin ligt opgesloten dat
hetgeen ons te doen staat is: de beinvlocding
van de psyche onzer medefmenschcn en do
loutering van eigen ziel. Daarin bobben wij
de goede, sociale krachten ie wekken en te
versterken cn andere krachten te sublimee-
ren. I)e weg daartoe is: de oogen voor de
werkelijkheid openen, liet zelfrespect wakker
roepen.
Misschien denkt de een of andere lezer:
mooi gezegd, maar wat haat het? Dan wijs
ik hem op wat wij thans zoo klaar en dui
delijk kunnen zien. Er wordt letterlijk ge
vochten om de ziel dor menschel» door hen,
die in dit tijdsgewricht zulk een gruwelijk
spel spelen met de volken. Waarom heeft
men tegenwoordig propaganda-ministeries?
Waarom beslag gelegd op de jeugd? Waar
om radio-censuur en vernietiging van pers
vrijheid? Omdat men dc ziel, de psyche der
massa wil hinvloeden, wel wetend dat alle
geweld niachtenoos zou zijn als 'de zielen
niet bewerkt, niet murw werden gemaakt en
vergiftigd!
Zoo ooit, dan kunnen wij in dezen tijd
leeren dat men er wel degelijk van overtuigd
is dat de psychologische factor van groote
betcekenis is voor liet wereldgebeuren.
Dit is moedgevend. M ant gelukkig zijn er
nog groote menschelijke nienschcn met ver
heven idealen, met sterk gevoel voor ge
rechtigheid, met diep besef van solidariteit.
Ook zij vervullen hun taak. stil en beschei
den. Hun wóórden en geschriften hereiken
de massa en doen hun werk aan haar ziel.
Te eeniger tijd blijkt, dat daardoor hoogere
verlangens worden geboren on nieuwe stre
vingen in de wereld ontstaan. Want laat
ons nooit uit het oog verliezen, dat de ge
schiedenis nooit eindigt. Zij gaat door.
En niets is blijvend dan do verandering-zel
ve. Wat is,moét zijn, maar blijft nooit.
En dc menschelijke psyche vervult haar
taak cn dc wereld stijgt met haar verede
ling. ASTOR
verstopping, overmatig vet wil doen
verdwijnen en de schadelijke gevolgen,
aambeien, rheumatiek, zenuwachtigheid
wil voorkomen, die zuivere bloed en
Ingewanden me»
Dr. Schiefter's Stotwisselingzouf.
Het resultaat is verrassend) Men bespeurt
terstond den grooten dienst aan de ge
zondheid, men gevoelt zich vrijer en beter
Flacon I l.H. Dubbel» flacon I 1.7» Dij apothekers
en vakdrogliten.
SC HAGEN.
ALGEMEENE DRIVE.
De Schager Bridgeclub hield op 2 Mei
in haar clubgebouw café „de Beurs" van
den heer C. Boontjes voor het laatst van
het seizoen een algemeene drive.
De uitslag is als volgt:
Oneven paren:
Stoker Tabak, Callantsoog, 16 pnt., 2e
prijs.
Mevr. RezelntanP. Rezolman, Schageo,
11 pnt
Mevr. PronkC. Pronk. 30 pnt.
S. de VriesF. Tolle, 35 pnt.
Mevr. B v. d. HovenB. v. d. Hoven,
Schagcu. 22 jmt.
Mej. B. Igesz—Jos. W. Bel, Schagen,
30 pnt.
Kepi>elGoct, Noordscharwoude, 16 pnt.,
Ie prijs.
Even paren:
U. Mester—G. dc Klein, Schapen, 24 pnt.,
Ie prijs.
Mevr. Appel—G. Appel, Burgerbrug, 24
pnt., 2e prijs.
De heer en mevr. Room, Schagen, 30 p.
De heer et» mevr. de Jong. Schagen. 26 p.
Mevr. BroersmaN. Spaans, Bnrsinger-
ltorn, 33 pnt
C. BregmanD. de Graaf, Julianadorp,
33 pnt.
DEN HELDER
Een onderzoek naar de woningtoe
standen In ons Noorderkwartier
heeft ons vaak ontstellend materiaal
opgeleverd. Hoe eerder in het alge
meen de krotwoningen verdwijnen,
hoe beter. En toch hoeveel le
vensvreugd wordt vaak vernietigd,
wanneer misschien ongewild, ruw
wordt ingegrepen in de vrijheid
van het individu. Onze enquête heelt
ons geleerd, dat men de zaak der
woningverbetering in 't belang der
volksgezondheid wel zéér omzichtig
moet behandelen. Een trelfend geval
van een reeds gebleken tè opper
vlakkig oordeel is dat van den ouden
Piet Heeres uit de Diepsmeer te
OudkarspeL Afbreken het krot,
oordeelde de raad
Een paradijs belaagd
(Van onzen eigen verslaggever).
Eerst Is er een lange, lange asphaltbaan
dwars door de akkers, waar alleen hier en
daar het wanstaltig groen lijf van een over
gebleven zetkool de eindeloosheid van
grauwe en grijze kluiten wat breekt.
Dan iS er bij-de-brug-rechtsaf een smal
DE BAAS ZELF
pad. De boerderijtjes gaan er aldoor verder
van elkaar staan, op het pad doen twee
witte geitjes een scheve buitelsprong over
een verdwaalde suikerbiet en uit de half
open deur \an een boet komt een nieuws
gierig hoofd den ^eldzatnen liezoeker ver
kennen. Dan i* er een hcele tijd niets an
ders dan de brcede tocht en een platge
trapte grasberm en tenslotte het Paradijs
van ouwe Piet Heeres, die daar smerig on
wol leeft als Adam in Paradijs vóór den
Zondeval.
Maar nu zijn er één wijze vrouw en zes
wijze mannen en die vinden dat het teveel
tocht in Piets paradijs-paleis, dat het straks
in elkaar valt cn dat het beter is, dat Piet
z'n oenden en z'n netten, z'n taankete! en
z n schuitje in den steek Iaat om op z'n
negen-en-zestigste 't er eens lekker van te
nemen met de heetten onder oen ander z'n
tafel in een nétte inrichting voor ouden
van dagen. Maar daar voelt ouwe Piet
Heeres nou precies net niks voor...
Waarom niet?
„Ik heb een hekel an die gevangenisje
zegt ie, om de heelc dag tegen die zaïtik-
potte van ouwe kerels an te kijken. Ze hen
der al dors meer weest, want ik most naar
Medemhlik. zeide ze. nou, *k kon zoo me
jas antrekke cn ntee... Ik dc damp in, en
ik zeg, «tiaar dat gaat maar niet zóó--- Kr
kwam nag temet lillekigaid over, maar ik
heb rn'n bien staif houwen... En nou zeurc
ze der weer over in de raad van Ou'karspel.
I.atc ze main toch. zilte leitc, mehcer... ik
heb hier een pittig bedraifie, ik doen nag
visken en heb een tuintje, ik kraig wat
steun van het dorp. ik heb m'n iettde. ik
heb m'n kat... en ik doen gien mensch
kwaad--- Ik zal je ders wat zegge, m'n lieve
ziel. er gaan der op heden meer dóód in
mooie huize en nirwe huize door de bom-
me. as ouwe itiannc in ouwe huize... F.n
m'n huis is zoo slecht nog niet. wezentHjk
niet. der kenne nag t\en zukke winters
komimc en dan staat Piet Heeres z'n kluis
er nae net zoo... En as je de Heere spreke,
doen een goed woordje voor Piet...
't Is zielig, de ouwe haas zoo te zien
vechten voor z'n schamel bezit, waar hij
eens vier honderd en vijftig gulden voor
neertelde, waar hij jarenlang rente en af
lossing voor betaalde cn dat nu op een
honderdvijftig gulden hypotheek na, heele
maal z'n eigendom is. M'antrouwig beglu
ren z'n bange oogen, iederen bezoeker die
het waagt in z'n heiligdom door te drin
gen en al z'n deuren heeft ie solide met
lékker-vette touwtjes verzekerd. Inderdaad,
van buiten gezien is alles meer schil:ler-
achtig-vervallen dan in een erbarmelijke
staat, 't Is geen tent en je kijkt niet door
dc muren heen, zooals ze in den raad ver
telden. Hier en daar een nieuwe plank,
oen nieuw slot en een lik verf, dat is
oogenschijttlijk alles wat het bouwsel noo-
dig heeft om het voor niet-veeleischenden
tot woonstee te maken. We hebben er'veel
slechter gezien.
Men breekt een menschenlevcn ka
pot als de ouwe Heeres van z'n
burcht verdreven wordt. Dat moet
ntcn niet doen. Men moet het an
ders aanpakken. Beter! En dat
hoeft niet veel te kosten. Een paar
takkenbezenis zijn niet zoo duur,
een pond of wat groene zeep. een
halve emmer soda zijn ook nog
wel te betalen en een groote hand
kar is wel op te schommelen. Om
i de vuilnis mee te nemen.
HOOFDINGANG TOT HET PARADIJS
De schoonmaak schoot er over.
Piet en z'n huis moeten allebei eens een
goeie beurt hebben, 't Is een bceje romme
lig bij me, zegt hij zelfs immers, ik moet
nog aan de schoonmaak, maar dat echiet
er zoomaar over. Als Piet 't een „beetje
rommelig vindt, lieteekcnt dat voor niet
erg veel gewonde oogen een toestand van
totale vervuiling, en van een bijna onbe-
schrijflijk-vicze toestand binnen de vier
muren...
Piet heeft otts in goed vertrouwen de lage
koegang langs geloodst en ons een veilig
plaatsje gegeven tusschen z'n keukengerei,
z'n provisie, z'n kleeding, z'n dekking, z'n
brandstof, z'n netten en nog duizend artike
len meer, die gezellig-voor de-hand op de
kamervloer liggen uitgestald.
Met een pijp sterke tnhnk is 't wel een
paar minuten uit te houden in dit woon-,
werk- en slaapvertrek, meer willen wc er
maar niet van zeggen... Piet zelf heeft van
water dc laatste jaren waarschijnlijk nog
maar twee eigenschappen nuttig gevonden:
je kat» er in vkschen en je kan er koffie
van zetten.
Maar In ernst
't Is meer dan tijd, dat dc instanties, die
burgerdeugd eu christelijke barmhartigheid
zoo naar-tiglijk beocfeneu, eens met een
héél groot hart en héél veel liegrip van
het simpele gedachtenleven van dezen, ó«>k
geschapene. Piet. gaan opzoeken.
Niet om bent zonder meer te verjagen,
maar wel om hem te helpen „schoonma
ken" cn dat zoo ectvs in de drie maanden
zonder veel drukte te herhalen. Piet Hee
res redt 't dan wel weer.
Een ouwe boom is niet te verplanten en
een ouwe kerel, die z'n heole leven lang
z'n oogen den wijden blik over akkers en
slooten heeft gegund, en eiken dag den
hemel heeft gezien, moet men niet uit een
negenruitsraam op een lief voortuintje met
één geranium en twee fuchsia's laten koe
keloeren!
Idyllisch plekje aan den slootkant.