Mode-reue V rone )e legendarische stad Vierde blad De waakhonden der zeeën UIT DE HISTORIE VAN WESTFRIESLAND er ooit een groote iopstad, VRONE weest als hoofdstad w Westfriesland? I' is merkwaardig, dat men af en toe schen ontmoet, die stijf en star geloo- in het feit, dat ecris op de plaats, waar uvoordig St. Pancras ligt een stad zou len gestaan, die tot naam droeg Vrone. m plaats Vrone is er vroeger zeker ge- st. Ook schijnt er nl. nauwelijks twijfel te zijn of deze is verbrand en ver st. Dit laaste was overigens niet zulk groot wonder in een tijd, waarin de tfriezen en de Hollanders elkaar voort- ind in de haren zaten en hun heerscha- steeds opnieuw golfden langs de plaats, r Vrone was gelegen, i Eikelenberg vinden we een beschrij- van de plaats, die allerminst aan een che stad doet denken. „Het dorp", al- Eikelenberg, „besloeg alleen den wes- icn zoom van de Geest, die 10 voet bo- het zomerwater is gelegen en die naar linden en naar beide zijden lager af- it. Op het midden van de Geest stond lorpskerk. Het Vronermeer bespoelde Vestzijde, het water van de Hugowaard lostzijde". Saterdag 31 Augustus 1940 Een sierlijk hoedje op de linksche afbeel ding van blauw vilt met een „uitdagend" E en later zeilen hun donkere ankerfiguren in groote kringen zóó hoog tegen de avond lucht, dat het moeite kost de stappen te vol gen. Maar nog geen vijf minuten later jagen ze laag boven de bloeiende weigrassen en over het rimpellooze water van de polderslooten, v.aar tallooze mi« gen gonzen, samen met de boeren- en huisz aluwen, al zijn die heele- geen familie van hen. En al was het wel familie, dan zouden ze toch in onmin met hen leven; dat ligt zoo in hun aard. Met iedereen zoeken ze ruzie. Doodsvijanden hebben ze des ondanks weinig; alleen de windsnelle boom valk kan hen inhalen in de vlucht, kan jacht op hen maken. Spel of ernst? Verschillende vogelkenners willen ons doen g looven, dat dit spel in den avond eigenlijk heelemaal geen spel is, maar ernst. lederen avond ir oeten de mannetjes de weerbarstige vrouwtjes naar de nesten jagen, een karwei tje, dat zoo noodig met opgewonden ge schreeuw en pikken en uitvallen moet worden opgeknapt. Dit zou steeds gebeuren, ook wan- nee de jongen al op eigen wieken kunnen drij ven. Daarna zwaaien de mannetjes onder elkaar nog wat na. Ze keeren echter niet naar de nesten terug, maar gaan hooger en hooger tot ze geheel uit het gezicht verdwenen zijn. Niemand heeft ze nog op de nesten zien terugkeeren. Zoodat zelfs aangenomen werd, dat ze drijvende op hun sikkelvormige vleu gels gedurende den nacht in windstille luchtlagen uitrusten!... De waarheid ligt misschien ook hier weer ir het midden. In elk geval rusten ze 's nachts van de ver moeienissen des daags uit in een voor onze begrippen al heel ongemakkelijke houding. Daarbij haken ze zich aan een muur vast met hun klemvoeten. Hun korte pootjes met de vier scherp-benagelde en alle naar voren staande teenen komen hier goed van pas! Hun Latijnsche naam, die volgens het trinominale stelse.' Apus apus apus L. luidt, en dus als het ware driemaal constateert, dat ze geen pooten bezitten (apus is: pootloos) is dus on juist. Wel zijn hun pootjes kort, maar onze roetzwarte, aan de kin witgebefte gierzwa luwen hebben ook geen steltloopers noodig! Ze zijn immers echte dieren van de lucht, waar ze verreweg het grootste deel van hun leven slijten! Zelden zien we ze dan ook op den grond bezig. Maar dat ze niet zouden kunnen loopen is een ander sprookje. Want, al gaat het onbeholpen, ze komen heusch aardig voor uit. Lastiger gaat het van den grond starten. De lange wieken zitten wat in den weg! V rcemdelingen. Eigenlijk hooren ze hier niet thuis, de gier zwaluwen. Eindelooze oorlogen, die de koren velden van Klein-Azië en Noord-Afrika in woestijnen, de tuinen in geelblikkerende step pen veranderde, waardoor ook de insecten, waarmee zij hun maal doen, verminderden, drongen hen lang geleden naar het Noorden. Daarbij vonden ze in de huizen kunstmatige rotsen, in de steden rotsgebergten. Dat was hen ook genoeg. Als allen reeds uit het Zuiden zijn terug gekeerd en musch en mees en spreeuw allang aan het voeren zijn, ontbreekt hij nog steeds op het appèl. Hij jaagt dan nog boven de groene golven var den Nijl en boven de einde looze, gele woestijnen van Afrika, waar geen late vorst het insectenleger plotseling kan doen verdwijnen zooals in onze lage landen meer dan eens het geval is. Half Mei pas keeren onze lucht acrobaten terug. 'Ze broe den hier. En verdwijnen weer, naar waar de hyena omsluipt door het lage, harde woestijn gras en de olifantkudde krakend door het struikgewas trekt. Kinderspel is dat reisje im mers voor hen. Den eenen dag trotseeren ze een sneeuwstorm, die om wittorenende berg toppen huilt, den volgenden dalen ze af in de groene laagvlakte en jagen door de zoemende insecten-zwermen, die dansen boven de uitge strekte kustmoerassen. Dan bereiken ze de blauwe Middellandsche Zee, waar de böra de zee omwoelt en de golven schuimend doet bre ken voor den boeg van een Griekschen koop vaarder. En verder dan, de eindelooze gele Sahara over, waar ze de sloome Arabieren in de frisch-groene oase opschrikken met hun schril geschreeuw, als ze om de dadelpalmen jagen op allerlei zoemend woestijngedierte. Zoo beginnen half Juli, als de volzomer nauwelijks begonnen is, de aantallen gierzwa luwen boven de steden al te verminderen. Ook dit vormt mede een van de teekenen van den komenden herfst. Begin September missen we de krijschende zwarte ankerfiguren eerst ge heel en al .Nauwelijks drie maanden zijn ze hier geweest. (IU. naar G. Uuijsser). KRUISTOCHTEN VAN HET HOOGE BEVEILIGEN DE TRANSPORTEN. KRUSTOCCHTEN VAN HET HOOGE NOORDEN TOT DE SPAANSCHE KUST. (Van een V.P.B.-medewerker.) Een groote rol spelen in dezen oorlog de booten, die belast zijn niet het vegen van mijnen en op andere wijze te zorgen hebben voor de veiligheid ter zee. door de routes vrij te houden van mijnen, transportschepen te convooieeren, enz. Wat er van deze booten gevergd wordt, blijkt uit' het rapport van den commandant van een flottielje dezer vaartuigen, die 123 dagen achtereen in touw was.Hiervan worden 94 dagen doorgebracht buitengaats. Nu moet men zich niet voor stellen, dat de dagen, die in de haven wer den doorgebracht, rustdagen waren, want in dien tijd werden allerlei soort herstellingen uitgevoerd, ammunitie, proviand en brand stof gfeladen en ander werk gedaan. In de 94 dagen buitengaats werd een af stand van 12.874 zeemijlen afgelegd, meeren- deels in door mijnen onveilig gemaakt ge bied. Bovendien werden nog 57 tochten ge maakt ter vrijhouding van de van mijnen gezuiverde routes in het Westen en in het hooge Noorden. Natuurlijk werden in dien tusschentijd tal van mijnen onschadelijk ge maakt een buitengewoon gevaarlijk werk. Strijd met duikbooten. mcesterd en ieder, die de Hollanders ver der ontmoetten, werd zonder aanziens des persoons eenvoudig vermoord: mannen en vrouwen, jongen en ouden, geestelijken en wereldlijken. Dit jaar 303 doet stellig wat vreemd aan. Het i,s duidelijk, dat het onmogelijk juist kan zijn. De verklaring zal wel deze zijn, dat het cijer 1 is wp.ggevallen iets wat destijds wel meer geschiedde en dat op deze wijze 1303 is veranderd in 303. Het jaartal 1303 vermeldden we boven reeds, het was het jaar, waarin de kerk van Vro- ne instortte en tevens het jaar, waarin sommigen de vernietiging van Vrone wel eens hebben gelegd. Dit laatste ten on rechte. Het juiste jaar was 1297. Iedere twijfel of we met dezelfde gebeur tenis te doen hebben, valt weg wanneer we bij Eikelenberg lezen, dat de kerk te Vrone in 1303 is ingestort „volgens het opschrift, „dat op de hoek van den Kruisweg op het „Kerkhof placht te staan, en waarin som- „migen het jaar der verwoesting van Vro ne willen zien. Dit is tegen de uitdukke- „lijke getuigenis van schrijvers uit dien „tijd, wijl uit hun jaarboeken blijkt, dat „de Vroners dit ongeluk is overkomen op „27 Maart 1297." Valcoogh verhaalt ons omtrent het op schrift van een metalen klok uit het dorp Valkoog bij Schaeen, waarvan hij de woorden „Ecce cadit Mater Frisal" ver taalt door: Siet de Hooft-stad van Vrieslant valt neer. Deze klok zou gegoten zijn te Vx'one en hij zegt dan omtrent den val van deze stad, dat een en ander openlijk vermeld stond op het kerkhof aan een houten kruis, dat door de nakomelingen lang is onderhouden. De plaats, waar het heeft ge staan, werd later nog het Kruis genoemd. Dit is zonder twijfel dezelfde plaats als die, welke Eikelenberg aangeeft! De kwestie is.dat Valcoogh de uitdruk- Buiten dit wat men zou kunnen noemen, routinewerk, worden de booten ook nog voor heel wat andere werkzaamheden gebruikt. Zoo convooieerden zij meer dan 50 schepen van Duitschland naar Noorwegen; slechts een van deze schepen werd getorpedeerd, tijdens stormweder. Aan hun eigen boord brachten zij 2000 man troepen naar Noor wegen. v Zij vernietigden door middel van diepte bommen niet minder dan 5 vijandelijke duik booten in het Skagerrak en een in de Oslo fjord. Tal van onderzeeërs werden op de vlucht gejaagd, zoodat zij de transporten niet konden aanvallen. Tenslotte deden zij nog dienst bij grootere expedities van de Duitsche marine, ten einde de oorlogsbodems te beschermen tegen mijnen. In weerwil van hun gevaarlijken arbeid ging slechts één der booten van de flottielje verloren, doordat zij op een mijn liep. Uit dit alles kan wel blijken, dat zij zeer gewichtige diensten bewijzen, al treden zij weinig in de openbaarheid. De verantwoor delijkheid van bevelhebbers en bemanning is buitengewoon groot; immers, het gebied, waarover zij te waken hebben, strekt zich uit van het Noordelijkste deel van de Noorsclie kust tot aan de kusten van Spanje! king „mater Frisae", die niets anders be- teekent dan „de moeder van Friesland", omschrijft als „de hoofdstad van Fries land", terwijl werd bedoeld de kerk. Want deze kerk viel in 1303 en niet de „stad" Vrone. In de oude handvesten vinden we. overi gens nergens iets vermeld omtrent stads rechten, die ooit aan Vrone zouden zijn geweest. Wel is de plaats, toen geheel West-Friesland in steden werd opgedeeld, ondergebracht bij de stad Alkmaar. Hoe Valcoogh komt aan zijn fantastische burgemeester Phibus en zijn schoon ver haal, weten we niet. Maar dat er ooit een groote koopstad Vrone is geweest, hoofdstad van Friesland, enz. enz., dunkt ons slechts een fabeltje. Of weet misschien een onzer lezers ons beter in te lichten? ingestoken hanenveer van metaalblauwen tint. Een werkelijk goede inval van den ontwerper, die ditmaal eens niet aan de buitennissigheden van de laatste jaren heeft toegegeven. EEN WOLLEN JAPONNETJE Iedere vrouw zal over de snit van deze japon verrukt zijn. De beide groote borstzakken, waarin de vele van de schouders afloo- pende plooien verdwijnen, is iets nieuws. Op merkelijk is ook de afzetting van zakken, arms gaten en onder aan het jakje, alsmede van kraag en dasje. Het is een een voudige zoom en derhalve goed koop, maar toch •SinxJAoq ua tBTj.ij wanneer we bedenken, hoe in den jong- sten oorlog in geheel Nederland een onge veer overeenkomstig aantal soldaten viel. Op deze nederlaag, zoo vervolgt Eikelen berg, volgde de verwoesting van Vrone. De graaf liet er de brand in steken en zelfs de kerk schijnt niet ongeschonden te zijn gebleven. Althans, zes jaar later, in het jaar 1303, is ze ingestort. Uit de jaarboeken blijkt, dat de Vroners het ongeluk over zich zagen komen op 27 Maart 1297. Het dorp is later herbouwd, het had nog in het jaar 1418 zijn eigen vredemaker, die geschillen beslechtten, terwijl de naam Vro ne later werd veranderd in die van St. Pancras. Tot zoover Eikelenberg. Nu willen we. al vorens het verhaal te doen, dat Dirk Adri- aansz. Valcoogh ons voorzet, er even de aandacht op vestigen, dat het Hollandsche leger, alvorens tot den aanval over te gaan, eerst een tijdlang zijn tenten had opgesla gen in Alkmaar, terwijl het leger stond on der bevel van graaf Jan I. Valcoogh nu vertelt, hoe de koopstad ehier, wat Eikelenberg omtrent Vrone t te vertellen, waarop dan een bericht t van de slag tusschen Hollanders en zen. waarbij de plaats zelf wordt ver st. We willen dit verhaal dat niet its geloofwaardig aandoet, omdat iede- istorische abnormaliteit er vreemd aan floch tevens omdat Eikelenberg waar tlijk zijn bronnen vermeldt in zijn el weergeven en vervolgens de geschie- s zooals we die elders stellig veel fan- scher, doch tevens heel wat onwaar- nlijker, aantreffen. telenberg dan zegt, dat de Westfriezen krachten samentrokken in de ruime !n rondom Vrone, ten einde hun vrij- die door verschillende gebeurtenis- sterk was beperkt, zoo mogelijk te her- sn en zich geheel te ontdoen van de Igelandij der Hollandsche graven, en de legers elkaar in het gezicht had- gekregen, werd dat der Hollanders in ên verdeeld. De eene groep, die zich Dggen had ingescheept, voer vermoede- hngs de Waard om de Friezen heen, de op het noordelijk deel van de Geest reep de Friezen van achteren aan. andere groep trok op langs de rug de vlakte of langs de lage landen van chtergeest. deze wijze werden de Westfriezen, die in twee legertjes hadden verdeeld, van kanten aangevallen. Ze begrepen dat 1 hun hoop dienden te stellen in de snen en ze weerden zich dan ook met dapperheid, rdnekkig was de strijd. Zoo hevig sr vielen de Zeeuwen aan op een der sche slagorden, dat ze deze konden ver gil en zich behouden konden voegen 'e Hollanders, die, van alle zijden aan land, een geweldige slachting aan- •en onder Friezen, die 3000 man za- sneuvelen. rloops plaatsen we hier even de op- king, dat wij ons een idee kunnen vor- vao de geweldigheid van deze slag, Uit de natuur Sierlijk en behendig De gierzwaluw in den avond, door J. K. S. Om de „oelevlocht". Langzaam valt de avond. Langzaam daalt de zon, tenlaatste heel groot en rood, achter de door avondwind be wogen oude boomen, waarbij de blaadjes alle afzonderlijk even geel omlijnd worden. Ergens stemt een merel zijn orgelfluit en begint zacht te preludeeren, telkens juichend uithalend, dat het vèr klinkt. Kauwtjes houden luidruchtig soos in de hooge iepen op het plein, vertellen elkaar met hun jolige kjè.-kja geluidjes het laatste nieuws en bespreken de buurtschan- daaltjes. In de stille dorpstraat, waarin de schemering uit de hoeken te voorschijn is ge kropen, mompelt het gepraat van menschen dof rond. Het laatste zonnegoud waast schuin over de velden en de daken der huizen. Daarbovenuit vangt de knarsende windhaan ook nog een glimp en begint nog even óp te glanzen tegen de strakgespannen groenblauwe avondlucht. Heel lang blijft in het westen nog een roode gloed over het lichtgroenblauwe van de lucht hangen, als 'n enkele veeg rood op een palet met veel groene en blauwe lichtkleuren. Dit is de tijd tusschen dag en avond, de tijd van de „oelevlucht", de tijd, dat de uilen hun schuilplaatsen van den dag verlaten en hun onheilspellend-stille vlucht beginnen. Nu gaan in de duinen ook de jonge konijntjes spelen; nu gaat ook de egel op jacht, snuivend elk boschje langs, terwijl de avondwind ritselend door helm en gras loopt en geuren meevoert van duinroosjes en meidoorn en zonverwarmde aarde. Nu gaat de wezel op doodenrit; nu keeren de reigers van hun vischvangst terug. Op holle wieken zeilen ze kalm over; tegen de lichte lucht als Japansche silhouetten. Vogelspel. Dit is ook het speeluur van de gierzwalu wen. De heele familie doet mee, jongen en ouden. Schril-schreeuwend en gierend jakke- Vrone was gelegen aan een kanaal, dat liep van de Rijn tot voorbij Krabbendam en om het uiterste van Kennemerland heen. Hij verhaalt, hoe de aankomende schepen tot binnen de stad konden komen en aan leggen aan het marktveld. Uit het feit, dat eeuwen later op Maas en Rijn door pachters van de visscherij nog werd betaald de „vroon", d.i. een tol, leidt hij af, dat de macht van Vrone zich eens tot over deze rivieren moet hebben uitgestrekt en hij vertelt dan ten slotte, hoe de stad Vrone niet langer wilde staan onder de heerschap pij van de graven van Holland. Het gevolg was, dat het de wapenen opnam tegen Jo- han, de zeventiende graaf van Holland. Deze zeventiende graaf was Johan of Jan II. Er is dus zeer zeker overeenkomst met Eikelenberg, beide verhalen spelen om streeks denzelfden tijd en doelen zonder ecnigen twijfel op dezelfde gebeurtenis. Ove rigens laat ook Valcoogh de graaf eerst in Alkmaar legeren, van waaruit dan tegen Vrone wordt opgetrokken. Woordelijk ongeveer zegt, hij dan: Maar hij stelde vast, dat de stad wel versterkt was en goed voorzien van volk, proviand en oorlogsmunitie. Alle aanvallen van bui ten konden gemakkelijk worden gekeerd, terwijl de burgers door hun uitvallen den graaf grooten afbreuk deden. De laatste ver moedde. dat hij door geweld van wape nen of belegering weinig verder zou ko men. Toefl hij daartoe in de gelegenheid was, kocht hij een der burgemees- ters van Vrone, genaamd Phebus of volgens anderen, Jobus, om met een laars vol geld. In den nacht van den 13den Maart 303 opende deze burgemeester heimelijk een der poorten van de stad, waarna de Hol landers zonder eenigen tegenstand konden binnenkomen. De schildwachts werden over ren ze met windsnellen wiekslag over de hui zen en rond den kerktoren, waar ze het vuile, slordige nest in een spleet in den muur in elkaar hebben geflanst. Wat in de vlucht ver zamelde halmpjes en zwevende veertjes en van musjchen en spreeuwen afgestolen bouw materiaal, alles bijeen gekit door een uitste kend cement: een kleverige uitscheiding van de speekselklieren, die aan de lucht verhardt. Als het heele gevalletje klaar is, lijkt het wel wat op de nestjes van hun familieleden, de salanganen. Dat zijn de bekende eetbare vogel nestjes van Indië en O.-Azië, waar de lief hebbers zoo verzot op zijn. Als die even vuil en smerig zijn en even erg wemelen van lui zen en vliegenmaden als de nestjes van die gierzwaluwen, gun ik ze die graag. Ieder z'n smaak,! Die bestelen inusschen en spreeuwen mogen trouwens nog van geluk spreken dat hun heele woning niet door de gierzwaluwen in beslag is genomen en zijzelf er, desnoods eieren en jongen incluis, uitgesmeten zijn! Want op dat punt maken de gierzwaluwen heel korte metten! Menig musschen- en spreeuwenpaar heeft met de scherpe klauw tjes en het fette, leine snaveltje kennis moe ten maken air het zich tegen den brutalen overval op zjjn appartementen wilde verzet ten. En steeds trok het aan het kortste eind. 'n Brutaal mensch heeft de halve wereld en een gierzwaluw het heele nest! Voor hun stand zitten ze dm ook werkelijk vorstelijk in zoo'n gestolen huis. Daar liggen de twee of drie, ruwe, dofwitte en zeer ronde eieren pas goed! „Srrie-srrie!" 't Is een woest spel, wat ze spelen in den mallenden, stillen avond. Maar daar houden ze van. 't Moet e^n spel zijn, waar je behendig en vlug bij moet zijn en vaardig en sterk, waar je durf bij moet heb ben en 'n geweldig uithoudingsvermogen, waarbij je alle moeite moet doen om met je slanke, sikkelvormige wieken en gevorkte staart zoo suizend-snel mogelijk uit den weg te komen. Even levendig, haastig en onrustig is hun gansche leven. Zóó laag jagen ze door de straten langs de ramen der huizen, in ongelooflijk snelle wen dingen, en zóó afschuwelijk en schril krjj- schen ze daarbij, dat de late wandelaar ver schrikt naar zijn hoed grijpt en terwijl het hem koud over den rug loopt zich er niet langer over verwondert aat de volksmond hen kiijter en ste'enkrijter noemt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1940 | | pagina 9