RAED-PRAET
Daar waren twee
Coninkskinderen
I_,
Een oer-ouoe wet
SCHAGEN
Italië heeft gebrek
aao vetten
Donderdag 7 November 1940
Tweede blad
Ja, die minstreel die met een' greep in
lijn luit en een traan in zijn stem de jonk-
trouwen in het oorschelpke de oude ballade
fluisterde van
Daar waren twee koningskinderen
Die hadden elkander zoo lief
Ze konden elkaar niet krijgen
Het water was veel te diep.
had vast meer succes met zijn pennevruch-
ten dan wij, die slechts kunnen zingen
Daar praren wat boerenkinderen
Die hadden elkander niet lief
Ze konden elkaar wel krijgen
Maar ieder die had er zijn grief.
En dat is geen mooi liedje. Het gaat met
de vrijage in onze ommelanden maar bit
ter slecht. De schoone erfdochter Paulicn-
tje Wieringenvaard geeft elke vrijer, die
zich aanmeldt om te komen koffieophalen
„blauw", maar omdat ze ziet dat aan den
huwelijken staat niet te ontkomen is, kan
er voorloopig voor Klorntje Barsingcrhorn
een overigens weinig aanminnig glimlach
je af, dat den jongeling nog eenige hoop
geeft. Deze jongeling Barsingerhorn weet
echter zelf nog niet goed wat hij wil, Pau-
lientje Wieringerwaard staat er voor be
kend een héél erg eigen willetje te hebben
en als pantoffelheld 's avonds om tien uur
uit de soos In de Fortuin thuis te moeten
wezen lokt hem niet aan. Temeer daar een
ander, niet zoo rijk, niet zóó schoon, maar
toch zeer acceptabele jonkvrouw, Céresje
Schagen, die, schoon degelijk en onbespro
ken de teugels wel wat zal laten vieren,
overduidelijke blijken van toenadering
toont. Zat haar voogd laatst na een gewich
tige vergadering in het huis-met-de-trap
jes niet gezellig om de ronde tafel in de
taveerne van den goeden waard Jan Schenk
te gezelsen en pottekes te drinken en glaas-
kes om te wippen met de voogden van
Klorntje Barsingerhorn, Warmertje Hui
zen. Valkje Oog, Dirk Som, Lutje Winkel,
Nieuwke Nierop en Ouwke Nierop, en
heeft hij toen niet alle hoop op toenade
ring van de zijde van Ceresje Schagen ge
geven? Er is er nog een. die Paulientje
Wieringerwaard zoo ongaarne naar het
schapenweidje ziet verhuizen, dat is Pauw
lowna, de bezitter van het schoone dorp,
dat zich slingert om de Molenvaart als een
narcissenguirlande om de ranke schouders
van een sprookjes prinses. Pauw Lowna
heeft tot zijn voogd gezegd:
m Mijn lief, ga haar toch zoeken
Want ik bemin haar wis
Komt zoek in alle hoeken
Tot zij mijn lieve is.
Maar Paulientjes voogden gelooven maar
steeds dat het alleen om de zilveren beu-
geltasch te doen is. Eigenlijk zou het ons
niet verwonderen of eindelijk en ten laat
ste worden alle verliefde jongelingen bij
een geroepen en krijgen zij drie taken te
\ervullen, zooals in het vertelselboek staat.
Of wel Paulientje laat ze loopen tegen een
moderne Atalanta. Nel v. Balen Blanken en
wie het wint krijgt de beugoltasch. En dat
zal dan nog wel een toer zijn, al zou het
ook een handicapwedstrijd mot voorgift
wezen.
Alzoo nu het doornige pad der spotter-
nijc verlaten hebbende willen wij verder
wandelen op de gebaande wegen der nuch
tere zakelijkheid en allereerst vaststellen
dat de raad van Wieringerwaard er niet
om heen is gedraaid. Zijn argumenten wa
ren klaar, ik heb het meeste geld, ik wil de
baas blijven. Wjj hegrijpen dat het de ech
te Wieringerwaarder aan het hart gaat,
al dat mooie wat zij in den loop der jaren
hebben opgebouwd met een ander te moe
ten deelen.
Dat is niet prettig. De tijd dat de ge
meenten koninkrijkjes in" het koninkrijk
waren, is echter voorbij, moet ook voorbij
zijn, willen wij ons \9erkelijk alle man van
Neerlands stam en der vaadren zonen voe
len. In het algemeen was het te dwaas,
om maar een klein voorbeeld te noemen,
dat wij nog nergens in een debat hebben
gehoord, dat werkloozen door de eene ge
meente op de andere werden losgelaten,
dat men soms mei slinkschc middelen ze
een ander op den hals trachtte te schuiven,
om de begrooting niet te drukken met een
te hooge post steunverleening. Wij voorzien
toch. dat in de verhoudingen tusschen rijk
en gemeenten veel anders zal worden gere
geld, zoodat de finantieele posities van de
gemeenten genivelleerd zullen worden. Hoe
het zij. wij gelooven met den heer Visser
dat het hoofdmotief van Wieringerwaard
onder de tegenwoordige omstandigheden
niet het gelukkigste is. Opzet is. finantieel
sterkere met finantieel zwakkere gemeen
ten samen te voegen, teneinde sterkere
eenheden te krijgen. Dan zal de finantieel
sterkere een veer moeten laten en dat is
hier nu toevallig Wieringerwaad. Wij ge
looven niet. dat degenen die over de zaak
te beslissen hebben, daarom al te zeer met
deze kreet om onafhankelijkheid zullen
instemmen.
In Schagen heeft men over de samenvoe
ging weinig gepraat. Waarom ook? De
lieer Niestadt noemde het juiste woord: di
lettantisme. het is weinig vleiend voor de
ontwerper van het plan, maar waarlijk het
lijkt met de combinatie Schagen—Warmen-
huisHarenkarspelSt. Maarten precies
of zoomaar een kringetje getrokken is en
toen gezegd: Is het niet aardig? We heb
ben ons raedpraetje dit keer geïllustreerd,
de heer Overtoom teekende en kaartje voor
ons, dat weergeeft de situatie zooals die
door vele vooraanstaanden-belanghebbenden
het beste wordt geacht. De dikke gekartelde
lijn geeft de nieuwe gemeente aan. samen
gesteld uit Schagen. Wieringerwaard, Bar
singerhorn. St. Maarten en de buurtschap
Dirkshorn. In deze nieuwe gemeente is
de centrumpositie van Schagen onbetwist,
goede wegen, waarop nog andere goede
wegen kunnen worden geprojecteerd leiden
er heen. Het kan een schoone gemeente
worden, wanneer de Schagenaars zelf hun
verantwoordelijkheid beseffen en zich niet
verheven achten boven de nieuwe, broeders.
Want zooals Wieringerwaard zich met trots
kan verheffen op zijn 6portmilieu, zoo kan
Barsingerhorn wijzen op zijn centrum van
geestelijk leven, zijn drang naar het schoo
ne, door goede tooneel- en muzickgczel
schappen te laten optreden, door de pogin
gen Thalia en Melpomené te dienen door
de eigen bevolking. Zoo kan St. Maarten
zich beroemen op zijn echt-dorpsche gezel
ligheid. zijn kennis van zaken om volks
vermaak te organiseeren en brengt hoven-
dien mee ten huwelijk zijn lustwaranda
Valkkoog, dat de Schagenaars veel te wei
nig gaan bekijken Waarlijk, daar kan iets
groofsch uit voortkomen.
Nog niet zo lang egleden heeft „Toontje
in Schagen een paard geteekend" en nu
gelooven wij, om in dezen toon te blijven
dat Binusje een paard heeft gekocht, want
men zal het koopen van de reinigingsros
sinant wel aan wethouder Wissekerke heb
ben overgelaten, als de meestdeskundige
van het college. Nu is ons verteld dat dat
nieuwe paard een zeer bijzonder paard is.
F.on soort eenmanspaard, met een zeer ont
wikkeld paardenverstand dat geen klanpen
maar wei klontjes zijn stoffelijk omhulsel
gunt. Geef je hem een klap dan doet ie het
niet, geef je bem een klontje dan doet ie
het wel. Wij vreezen dus dat bij ambtge
noot Brebaart moet worden aangeklopt om
een extra paardensuikerklonljesbon en wel
licht beleven wij nog het schoone schouw
spel dat de beide dierenvrienden, burge
meester Co melissen en wethouder Buiskool
de bruin cirkeltjes laten draven om de
kerk, de zakken puilend van kandy en ha-
verstroobnlletjes, de een klappend met de
zweep de ander het beestje met machtige
stem aanvurend. Men beleeft tegenwoordig
toch van alles, dat beetje kan er wel bij.
Het heeft ons oprecht genoegen gedaan,
dat de voorzitter niet al te veel en al te lang
comitééde maar minder prettig deed het
aan dat hij nu van het eene uiterste in het
andere oversloeg. Waarom het noodig was
in openbare zitting de mogelijkheden en
moeilijkheden van het radiodistributiebe
drijf te bespreken, cijfers en feiten te noe
men, die een zakenman liever niet publie
kelijk ziet genoemd, omdat dit tgt onge
wenschte conclusies aanleiding kan geven
begrijpen wij niet. In Duitschland noemt
men dat al gauw .Sachbeschadigung" er is
hier nog geen naam voor. Wij willen het
maar nonchalance noemen, opzet zal het
zeker niet zijn geweest. Maar daarom w
het niet minder pijnlijk.
Broodgraan genoeg
Petroleum een netelig vraag
stuk.
Nu Italië zijn eersten oorlogswinter tege
moet gaat, is het van belang te weten hoe
het met de economische positie van dit
land gesteld is. Vooropgesteld moet wor
den, dat Italië vier jaar lang, dus sinds de
Volkenbond tot de sancties besloot, in alle
bedrijfstakken de strengste autarkie heeft
ingevoerd teneinde den invoer tot een mi
nimum te beperken, hetgeen diende te ge
schieden door onderzoek van den bodem
en stijging der productie op het gebied van
vervangings- en kunststoffen, alsmede door
een intensief gebruik van afval en door
den strijd tegen verspilling.
Het meest zichtbare succes heeft het
autarkische streven behaald in de produc
tie van broodgraan. Door de voortdurende
grootere oogstresultatcn kan Italië thans
in zijn eigen behoefte aan broodgraan voor
zien Tegenover een tekort aan haver en
gerst staat een overschot aan rijst, waaruit
ook alcohol voor motorbrandstof gewon
nen wordt. Aardappelen en groente worden
in voldoende hoeveelheid opgebracht. De
vleeschproductie blijft beneden het nor
male verbruik en moet deels vervangen
worden door kaas, eieren, visch en wild.
Voort* is er gebrek aan vet, olie, suiker en
koffie De koffie is geheel aan den handel
onttrokken, daar de beschikbare voorra
den ter beschikking van het leger gesteld
zijn. Afgezien van koffie, die dus van de
spijskaart geheel verdwenen is, zijn in
Italië slechts de volgende levensmiddelen
gerantsoeneerd: suiker, vet en boter, spijs
olie en zeep. Vleesch en suiker worden
slechts drie dagen per week verkocht.
Over het algemeen kan de voe
dingspositie van Italië goed ge
noemd wQrden, in ieder geval niet
slechter dan de positie in bijna alle
Europeesche ook neutrale lan
den in oorlogstijd.
Het ontbreekt Italië aan wol, katoen,
vlas en jute, terwijl er een overschot is aan
hennep en zijde. Om tegemoet te komen
aan het gebrek aan grondstoffen voor de
klcedingindustrie is men overgegaan tot de
vervaardiging van vervangingsstoffen op
grooten schaal, vooral van weefsels uit het
plantenrijk en synthetische stoffen als
kunstzijde, kunstwol e.d. Een andere grond
stof die onvoldoende voorradig is, is cel
lulose, waardoor er sterk bezuinigd moet
worden in het papierverbruik, hetgeen
vooral aan den omvang der couranten te
merken is.
Wat de ertsen en delfstoffen betreft, wor
den de Italiaansche reserves aan ijzererts
berekend op 70 tot 100 millioen ton. De
oorlog heeft de productie echter doen ver
minderen en daarom moest men ertoe over
gaan gebruik te maken van de ijzeren
park- en tuinhekkon. De productie van
lood en zink lijdt onder het tekort aan
steenkool. De productie van mangaan, ko
per, nikkel en cobalt is voldoende en rij
kelijk voldoende voorradig zijn bauxiet,
leuciet, zwavel en kwikzilver De netelig
ste kant van het Italiaansche bedrijfsleven
vormen de brandstoffen. Het schiereiland
levert vijftig procent op van de behoefte
aan steenkool, doch slechts een procent der
behoefte aan petroleum. Afgezien van de
voorschriften waardoor het autoverkeer tot
een minimum wordt beperkt en het ver
bruik van branstoffen algemeen is inge
krompen, uitgezonderd voor militaire of in-
dustrieele doeleinden, komt Italië op de
volgende wijze aan dit gebrek tegemoet:
1. Door grooten invoer van steenkool uit
duitschland (1 millioen ton per maand).
2. Door sterke exploitatie der eigen wa-
waterkacht (17 milliard kwh in 1939).
3. Door bevordering van het gebruik van
vervangingsbrandstoffen en synthetische
oliën.
Tenslotte mag niet vergeten worden, dat
Italië sinds vele jaren enorme voorraden
petroleum heeft aangelegd en het nabije
Albanië 12 procent van den gezam^nlijken
invoer kan leveren.
Warmbloed
Ijokkerij^^^
in Noord-Holland -I
De fokkerij van het warrabloedpaard is
in de laatste tien jaren in Hollands Noor-
den aanzienlijk vooruitgegaan. Mede, en
zeker niet in het minst, door aankoop van
goed vrouwelijk fokmateriaal. «Maar, daar-
mee zijn wij er niet. Ook de nafok van
dit materiaal dient goed, ja zelfs beter te
zijn. Daarvooi is het noodig, dat ook het
manlijk fokmateriaal, de hengsten van su
perieure kwaliteit is. Wil men iets goeds
fokken dan dient men het beste te paren.
Toevalsproducten terzijde gelaten is dit
toch een oer-oude wet
In de warmbloedfokkerij loopen de be
langen niet geheel evenwijdig. De gras-
boeren stellen andere eischeii als de bouw-
boeren. De grasboeren in liet algemeen kij
ken niet zoozeer naar een paard met massa
als wel naar een paard dat zich vlot be
weegt. Het paard niet chique, d.w.z. het
paard met mooie hals, mooi gedragen
lioofd, behoorlijke schoft en ruime vlotte
gangen, kortom het Gcldersche type, heeft
hun groote bekoring Is ook als regel zwaar
genoog voor het werk wat er van gevraagd
•wordt en is ook als tuigpaard zeer gezien
en veel gevraagd.
De bouwboer denkt er anders over. Hij
wil graag meer massa. Zijn bedrijf eisclit
dat en nevens meer massa, let hij bijzon
der op een ruime stap. op de geschiktheid
zware arbeid te verrichten. Ilij verlangt
daarvoor een meer gezonken type met be
hoorlijk ontwikkelde spieren en dat een
I goed uithoudingsvermogen bezit. Bovendien
moet dit type goedkoop in onderhoud zijn.
Dat bedoei ik zoo dat het met een mini
mum onderhoudsvoer een maximum pres
tatie levert Een dergelijke type gaat als
regel in draf veel vlakker als het eerstge
noemde. Daar geeft de.bouwboer ook niet
zooveel om, want daar komt het in dit
soort bedrijf ook niet op aan. Ofschoon het
natuurlijk altijd weer bekoort als men een
paard in extra draf ziet monsteren.
Maar, en nu kom ik weer terug op mijn
uitgangspunt, deze beide typen, het Gel-
dersche en het Gmningsche, zijn dus wel
heel verschillend. En daarom moet de fok
kerij zich daar naar richten. En. met het
oog daarop, ware het te wcnschen, dat er
hier in het Noorden van ieder type eens
een prima hengst werd gestationeerd.
Hengsten die bewezen hebben goed te fok
ken en die hier dan meerdere jaren blij
ven. (Zooals nu Zonnevorst reeds heeft be
wezen en nog bewijzen zal).
Hengsten kunnen op verschillende ma
nieren gestationeerd worden.
1e Door het particuliere initiatief.
Een hengstenhouder koopt of huurt een
hengst en stelt deze voor meerdere jaren
of één seizoen ter dekking beschikbaar. Op L
den voorgrond staat dat hij er beter van j
i wil worden, wat overigens volkomen be
grijpelijk is. Maar, bij het koopen of huren
houdt hij er rekening mee en zal de ge
schikte koop- of huurprijs de doorslag ge
ven of hij de hengst neemt of niet. In onze
streek is een kop:hengst veel te duur voor
zoo'n hengstenhouder. Nog al te veel boe
ren zijn er die eerst vragen wat het kost
.en dan de 'goedkoopste uitzdfcken. Uit fok
kerij oogpunt bekeken brengt deze me
thode de paardenstapel niet genoegzaam
vooruit. Daarbij nog afgezien van het ge
woonlijk jaarlijks wisselen van hengst
waardoor er heelemaal geen lijn komt in
de fokkerij.
2e. Doordat meerdere fokkers zich ver
eenigen en gezamenlijk een prima vader-
dier aankoopen en stationeeren Tot heden
is dat bij de collega's koudbloedfokkers
hier zeer geslaagd. Er wordt dan dus een
hengstcnverceniging gesticht met een be
stuur en leden. Verder worden er aandee-
len uitgegeven van bv. 100.— per stuk.
Een paar deskundigen (liefst niet te veel)
krijgen opdracht een prima hengst aan te
koopen en die hengst wordt dan in het
centrum van het fokdistrict gestationeerd.
Er wordt een behoorlijk dekgeld vastge
steld (hogoer voor niet-leden!). En zoo kan
dan een goede fokhengst meerdere jaren in
dezelfde streek ter dekking staan. Na plm.
-4 jaar krijgt men natuurlijk dochters van
deze hengst ter dekking. Én om het risico
van inteelt te vermijden dient men met
die dochters een andere hengst op te zoe
ken of eventueel een tweede hengst te
stationeeren.
Met deze methode is de kans om de fok
kerij in een bepaalde streek vooruit te
brengen veel en veel grooter als met de
methode onder 1 genoemd. Maar daartoe
is vlotte samenwerking noodig en vertrou
wen in de leiding en het bewust willen
meewerken aan de verbetering van onze
paardenstapel.
3e. Zou men zich in kunnen denken, dat
de overheid, het groote belang van een
goed georganiseerde warmbloedfokkerij in
ziende. dezj krachtig zou willen steunen
doör. in verschillende streken hengsten van
het allerbeste bloed te stationeeren. Heng
sten aangepast aan de eischen en verlan
gens van de desbetreffende fokkers. Aan
gekocht uit prima fokbedrijvcn en streken
izoo noodig import uit het buitenland) en
beschikbaar gesteld in streken waar nog
veel te Verbeteren valt.
Mocht de overheid huiverig zijn zich zoo
daadwerkelijk met de fokkerij te bemoeien,
dan zou zij vooralsnog het initiatief aan de
fokkers over kunnen laten. Maar zij zou de
fokkers kunnen animeeren door flinke sub
sidies beschikbaar te stellen voor hengsten-
aankoop voor door haar aan te wijzen ge
bieden en onder bepaalde voorwaarden.
De buitengewone tijdsomstandigheden
hebben het weer overduidelijk gedemon
streerd, dat het warmbloed paard onmis
baar is en blijft De kern van goed fokma
teriaal is nog lang niet groot genoeg. Zij
die 't genoegen hadden de paardenvorde
ringen in September 1939 taiee te maken
kunnen dit getuigen. In het algemeen ge
sproken viel het aangeboden materiaal
ontzettend tegen Economisch was de fok
kerij de laatste jaren 'niet loonend. Het
landsbelang gedoogde niet dat er warm-
bloeds uitgevoerd werden. En aan den an
deren kant waren de overheidssubsidies
niet van dien aard dat de daardoor ont
stane prijsdrukking werd opgevangen.
Met de tegenwoordige prijzen wordt de
fokkerij weer loonend. Als .gevolg zullen
er ook weer meer mprries naar den hengst
gaan. 't Is nu de tijd om de handen ineen
te slaan en in gezamenlijk overleg te trach-
en de warmhloedfokkrrij in ons Noorden
zoo economisch mogelijk juist op te bou
wen.
D. REMPT.