HOORN IN 1572
Menschen
schaatsen
Sinterklaas-verrassing
UIT DE HISTORIE VAN
WEST-FRIESLAND
Van beraadslagende heeren
en bandelende burgers
En een stukje
geschiedenis van
het schaatsenrijden
Zaterdag 30 November 1940
Derde blad
De leuze „Alcmaria Victrix" overheerscht
joodanig bij de gebeurtenissen, welke zicli
in het begin van den 80-jarigen oorlog in
onze gewesten hebben afgespeeld, dat men
wel eens dreigt te vergeten, dat er ook nog
andere steden waren in den kop van Nrd.-
Holland. Een alleraardigst verhaal omtrent
de gebeurtenissen te Hoorn vonden we in
een jaargang van „De Oude Tijd" uit het
jaar 1872. Evenals nu grasduinden ook toen
reeds velen graag in de historie en wan
neer het op een gegeven oogenblik juist
drie eeuwen geleden is, dat ons land be
trokken was bij een groote serie zeer be
langrijke voorvallen, is het geen wonder,
dat men daaraan zijn aandacht wijdt. Er
is niet de minste twijfel aan of in het jaar
2040 zullen artikelen verschijnen met ti
tels als: „Herinneringen van voor een
eeuw".
We bevinden ons dus in Hoorn op den
dag vóór Pinksteren. Het was Pinkster-
markt, kermis en het ging er toe, zooals
het nog steeds op een kei-mis pleegt te
gaan. Er heerschte vreugde en vroolijkheid;
er waren koopers en kijkers en de halve
stad was op de been.
Voor die drukte was evenwel nog een
extra reden. Men had behoefte met elkaar
te praten. Want juist den vorigen dag was
er in de omgeving iets van groot gewicht
gebeurd. Enkhuizen was overgegaan naar
de prins!
Men praatte en praatte, men wikte en
woog velen vonden, dat voor Hoorn den
tijd begon te naderen om het voorbeeld
van Enkhuizen te volgen.
Toen het was ongeveer 5 uur in den
middag werd het publiek opgeschrikt
door iets héél bijzonders. Men zag kanon
nen door de stad rijden en naar de Roosteen
.voeren.
Met het kermisvertier was het plotseling
ten einde. De vrouwen spoedden zich met
hun kinderen ijlings naar het veilige eigen
huis, maar de mannen bleven samen
scholen.
Wat had dat alles te beteekenen?
Er werden kanonnen voor het stadhuis
jesleept, waar Jan Simonsz. Rol, de onder
admiraal vap Boshuizen, tevens ond.. bur
gemeester en bijgenaamd Dukdalfsvrind,
het bevél voerde.
Hij liét de stukken zoodanig' opstellen,
dat ze de hoofdstraten bestreken en ver
bolgens laden met scherp.
De verwondering steeg en ten slotte
wendde een der burgers zich tot Rol met
de vraag, wat dat alles te beteekenen had.
,,Wat gaat jou dat aan?" luidde het ant
woord:
„Veel", zei. de ander, „want het schijnt,
dat de heeren de burgers wantrouwen of
willen verdrukken, "wat geen van beiden
goed mag worden geacht".
Rol werd zoo kwaad, dat hij den burger-
'dreigde te doorsteken. Maar de omstan
ders mengden zich in het geval en de zaak
liep goed af.
Intusschen haalde het gros van de bur
gerij wapenen en bezette den -Roosteen,
zonder echter tot verdere daden over te
gaan.
Toen, omstreeks acht uur, gebeurde er
weer iets bijzonders. De trompetter op de
toren begon onverwachts te blazen.
Wat had dat te beduiden?
Men vertrouwde de zaak niet en een de
putatie burgers begaf zich naar de heeren,
die nog op het stadhuis bijeen waren.
Maar deze hielden zich van den domme.
Ze hadden een complot op touw gezet om
Spaansche soldaten in de stad te brengen,
ze hadden zich heimelijk voorzien van
kruit en lood en Rol had de taak op zich
genomen het geschut voor het stadhuis te
plaatsen.
Dit durfden ze echter niet aan de dooreen
genomen prinsgezinden burgers vertellen en
ze verzekerden dat het geen oogenblik hun
bedoeling was geweest den Spanjaard-bin
nen te halen.
De trompetter wist ook van niets. Hij
kon onmogelijk meer zeggen, wie hem het
bevel tot blazen had gegeven. Er was
iemand geweest, die hem had gezegd: „De
Spanjaarden zijn voor de poort! Loop naar
boven en blaas alarm!" Dat had hij gedaan,
anders niets.
De zaak liep met een sisser af.
Het geschut werd door de burgers weer
naar de wallen gesleept, de kloosters wer
den doorzocht of zich daar bij geval ook
Spanjaarden bevonden en enkele heet
hoofden waren van plan Rol een geduch
te afstraffing toe te dienen.
Ze werden daarin belet door enkele an-
'dere en wijzere burgers, maar sinjeur Rol
had door een en ander toch zoodanig de
schrik te pakken, dat hij den volgenden
morgen zijn biezen pakte en de wijk nam
baar het veilige Amsterdam.
Drie weken bleef Hoorn wijfelen. De over
eenkomst tusschen het stadsbestuur en de
burgerij hield in, dat de sta-d rustig zou
blijven en dat er geen krijgsvolk, van welke
partij dan ook, zou worden binnengelaten.
Er werden acht kapiteins over de burgerij
benoemd, maar het soldaatje spelen be
gon al spoedig te vervelen. Daarom werd
besloten, dat er volk „uit de schamele ge
meente" zou worden genomen om de dienst
der burger te verlichten. Aldus geschiedde
op 13 Juni 1573. Over dit volk "werden drie
goede prinsgezinde hoplieden gesteld en
daarmee was een nieuwe stap gezet in de
richting, die zou voeren tot de overgang
van Hoorn.
Intusschen vertraagde het stadsbestuur,
IVoor zoover in haar vermogen was, de gang
van zaken. Ze trachtte tijd te Winnen door
ieder voorstel van Sonoy tè beantwoorden
met uitstel, in de hoop, dat uitstel afstel
zou kunnen worden.
Evenwel, op 18 Juni kwamen reëds vroeg
in den morgen enkele afgevaardigden van
Sonoy voor de poort, die haring of kuit
verlangden. Dat wil zeggen, ze wilden we
ten of Hoorn was vriend of vijand.
De magistraat sloeg aan het vergaderen
en de breede raad werd bijeengeroepen. Dat
wil zeggen de raad, waarin ook zitting had
den de burger-kapiteins en de overlieden
van de schutterij en van de gilden.
Deze laatsten stemden met eenige leden
van de vroedschap voor den prins en zoo
waren de Spaanschgezinde burgemeesters
en raden, die anders de meerderheid had
den, in de minderheid.
Maar het vergaderen duurde lang, niet
minder dan drie uren. Dat begon de bui
tenstaanders te verdrieten.
De koplieden, aangesteld over „de scha
mele gemeente", meenden dat ze hun goede
vrienden uit Hoorn niet zoo lang buiten be
hoorden te laten staan. En toen de heeren
eindelijk het stadhuis verlieten, woeien de
prinsenvlaggen reeds lang en breed van de
muren en zaten den afgevaardigden van
Smoy en de met hen meegekomen ballingen
genoegelijk te drinken op het welzijn van
den prins, met de stadshoplieden in de her
berg „de Zwaan" aan de Vischmarkt.
Zoo werd Hoorn geus. De Albanisten
d.w.z. de aanhangers van den hertog van
Alba maakten, dat ze wegkwamen en
vluchtten naar Amsterdam. Ze vertelden
daar aan Bossu, wat er was gebeurd en wa
ren zeer terneer geslagen. Bossu sprak hen
moed in en zei, dat men hem te Hoorn nog
wel eens zou terugzien. Dat gebeurde ook.
Maar... hij kwam er als krijgsgevangene!
op
ER WORDEN WEER BAANTJES
GETROKKEN EN „ACHTEN" GE
DRAAID OP HET KUNSTIJS VAN
DE AMSTERDAMSCHE APOLLO-
HAL. DE BELANGSTELLING IS
OVERWELDIGEND GROOT EN
OOK DE N.V.B.H.S. (DE BOND MET
-DEN-LANGEN-NAAM DIE HET
HARDRIJDEN BEVORDERT ON
DER LEIDING VAN OUD-KAM
PIOEN WIENOUD H. TACONIS) IS
HAAR TRAINING BEGONNEN.
Het is eenvrij hachelijke onderneming
op dit oogenblik over de scliaatsensport te
spreken, want de daarvoor bcnoodigde tem
peratuur blijft tot genoegen van velen
overigens voorloopig nog achterwege.
Toch vólgt ons sportlievend publiek sedert
kort dag in,-dag uit de evoluties van ware
'schaats-virtuozen op dat zoo lievig ver
beide ijs dat een „conditio sine qua bon"
vormt voor de sport. Dat kan, sinds in
Amsterdam de kunstijsbaan in de Apollo-
hal zijn poorten openzette, ook al straalt
er een zacht hajaarzonnetje of regent het
pijpesteen. Zoo kan lietd us gebeuren dat
wij bij ontstentenis van winterweer noch-
thans straks weer ons hart kunnen opha
len aan de verbijsterendsnelle ijshockey-
sport, genoegens beleven aan de pirouettes
en ijswalsen van kunstrijders en kunstrijd
sters en nu en dan ook zelf weer even
kunnen onderbinden. Het schaatsenrijden
in de open lucht, op bevroren meren en
plassen is nog niet aan de beurt, maar
voorlopig komt de techniek de natuur
een handje helpen.
Gaan we na welke landen de
beste schaatsenrijders opleveren,
dan weten we tegelijkertijd waar
het gedurende langen tijd van het
jaar behoorlijk vriest. Noorwegen
en Canada b.v. behoeven hun toe
vlucht niet tot kunstijsbanen te ne
men. Intusschen vergist men zich,
wanneer men denkt dat d3 animo
van de hardrijders voor de kunst
ijsbanen bijster groot is. Het zijn
veeleer de kunstrijders en ijs-
hocky'ers die daarvoor belangstel
ling toonen, terwijl de hardrijder
naar de groote vlucht op de snelle
schaats verlangt. En daarvoor is
meer noodig dan wat vierkante me
ters kunstijs.
De belangstelling voor het schaatsen
rijden is al heel oud duizenden jaren
oud wellicht. Want het ligt voor de hand
dat de menschen in de koude streken er
al heel gauw toe kwamen om dingen uit
te vinden of samen te stellen, door mid
del waarvan zij zich snel konden voort
bewegen op het ijs. Het was eenvoudig een
behoefte die uit noodzaak geboren werd.
Daarnaast is gebleken dat de primitieve
schaats ook voor het genoegen gebruikt
werd.
Vondsten op schaatsengebied hebben de
herinnering aan den tijd der paalwoningen
zelfs wakker geroepen. Dat is ook ver
klaarbaar: in de winter was uitsluitend de
communicatie te voet over het ijs mogelijk
en die was bovendien uiterst moeilijk.
De schaats kon daarbij van dienst zijn;
ook op de jacht bewees hij waarschijnlijk
onschatbare diensten. Deze schaatsen wer
den vervaardigd uit beenderen, terwijl de
„moderne" doorboord werden om er gemak
kelijker een riem doorheen te kunnen ste
ken.. De oude schaats die al duizend jaar
voor Christus werd .aangetroffen, vertoonde
die boorgaten niet en werd dus waarschijn
lijk gewoon onder, de voet gebonden.
Paardenbeen alleen de voorkeur
De voorkeur genoten paardenbeenderen
en dan vooral die van het onderbeen. De
gewrichten had men van het been gesis---
gen, de looper stond op de schaatsen, en
duwde zich vooruit met behulp van een
puntige stok; mogelijk gebruikte men wel
twee stokken. Dit schaatsenrijden vertoon
de dus wel >vat gyereenlcomst met het. te
genwoordige ski-loopen,. Men vCrmoedt
zelfs dat men- indertijd ook een doek tus
schen de twee stokken spande, aldus een
begin makend met het "ijszeilen'V Snorri
Sturleson vermeldt in de „Edda" dergelijke
„ijsbeenderen". Aangezien in dit gedicht
bovendien gesproken wordt van echte
sportfeesten, mag men aannemen, dat in
dqze vrij late cultuurperiode de schaats
voor sportieve doeleinden gebruikten werd.
Zeker is dat de schaats in den steentijd
niet voor practische doeleinden alleen
maar ook voor sport en spel gebruikt werd,
dat valt uit verschillend aanwijzingen op
te maken.
Ten eerste mag worden aangenomen dat
het speelgoed der kinderen uit het steenen
lij dperk niet al te overvloedig is geweest.
Maar er hoeft niet aan te worden getwij
feld dat ook de kinderen graag deden \yat
zij de ouderen zagen doen. Bovendien
vond men schaatsbeenderen van verschil
lende lengte. De kleinste ervan kunnen
niet ancleis dan voor kinderen bedoeld ge
weest zijn.
Het is nog niet zoo heel lang geleden
dat dergelijke schaatsen voor het laatst
gebruikt werden. Men heeft er gevonden
die niet veel ouder dan honderd jaar kun-
nen zijn. Op liet been was dan een klein
plankje bevestigd. Aangenomen wordt, dat
die „technische verbetering" van vroeger
Alle kind'ren zaten wachtend
Om de groote tafel heen,
Zou de Sint wel bij hen komen?
Liet hij soms hun huis alleen?
En de moeder zuchtte even,
Want haar gave was zoo klein,
In haar smal gezinsbestaantje
Moest er telkens heel wat zijn!
En ze luisterden en zongen,
Eind'lijk zei de kleine Piet:
't Heeft al zeven uur geslagen,
En waarom komt vader niet?
Moeder suste: Hoor eens Pietje,
Vadër spreekt met Sinterklaas,
En hij moet den weg toch wijzen
Aan den Sint en Pieterbaas!
Maar., klonk daar dan geen gestommel,
Bij de detfr en in de gang?
Kijk, Een hand ging lekkers strooien,
Haast wel vijf minuten lang!
Toenwie stapte daar naar binnen?
„Dat is va", riep kleine Piet,
„En wat heeft hij een cadeautjes,
Sinterklaas vergeet ons niet!"
St. Nicolaas 1940. KROES.
In de kleine achterkamer
Stond de vader, groot en sterk,
En hij zei: 'k Heb een verrassing,
Moeder, jongens, 'k heb weer werk!
Sinterklaas deed heel wat speelgoed
Hier in dezen grooten zak,
En voor moeder? Ja voor moeder
Zit heel onderin een pak!
Dat was juichen, dat was zingen,
Vader zelf zong dapper mee,
Moeder zat maar stil te kijken,
Heel gelukkig en tevree.
Pietje bouwde met zijn blokken
Ergens midden op den grond,
En een klein en grappig treintje
Snorde op de tafel rond!
Toen de kind'ren boven sliepen,
Met de schatten naast hun bed,
Heeft de vader, breed en stevig,
'n Kopje koffie klaar gezet.
Moeder reikte stil gelukkig
'n Feest'lijk stukje speculaas,
Zachtjes zei ze in den schoorsteen:
„Hart'lijk dank hoor Sinterklaas!!"
(Nadruk verboden).
dan een eeuw geleden dateert. Vermelding
verdient dat de beenschaats ook vaak uit
de onderkaken van een dier gemaakt werd.
Op IJsland werden ook wel ribben van
paarden gebruikt In de moerassen aan de
Noordzeekust zijn bovendien schaatsen ge
vonden die vermoedelijk uit de slagtanden
van een mammoet vervaardigd werden.
Waarschijnlijk moeten wij de bakermat
vap óe schaatsensport in het Noorden van
Europa zoeken; maar ook in andere ge
bieden werd zij reeds in oeroude tijden be
oefend.
In Siberië maken de inboorljngen schaat
sen uit walrussentanden, die zelfs nog in
Noordelijke gebieden van China in ge
bruik moeten zijn. Aangezien de schaatsen
sport ook in Canada, gelijk reeds opge
merkt, in hoog aanzien staat, mogen ook
de Indianen uit de Noordelijke gebieden
als de vroegste schaatsenrijders beschouwd
worden.
Heel veel waarnemingen uit later tijd
moeten uiteraard met een korrel zout wor
den genomen omdat men eenvoudig niet
alles meer precies kan nagaan, maar zeker
is dat het schaatsenrijden, de sport waar
in wij Hollanders ondanks onze kwakkel-
vyinters een reputatie hebben, reeds in de
grijze oudheid beoefend werd.
En zoo het verlangen naar een zóó stren
gen winter als die van verleden jaar niet
bijster groot is, velen verlangen heimelijk
naar het oogenblik, waarop zij op „echt"
ijs weer kunnen onderbinden!
G. H. W.
DE NIEUWE A.V.R.O.-KALENDER
Ondanks de zorgen van dezen tijd heeft
de A.V.R.O. weer een kalender doen ver
schijnen, die geheel als vroeger werd sa
mengesteld. Een twaalftal kleurige repro
ducties brengen men&ch en dier in beeld
stillevens en huizen, bloemen en land
schappen.
Albert Hemelman had wederom de al-
geheele verzorging en verder treffen wij
reproducties aan naar schilderijen van Wil
lem van Nieuwenhoven, van Hoboken,
Singer. Roodenburg en vele anderen. Een
Volendams meisje, geschilderd door Wilm
Wouters opent de rij. Met zijn warme kleu
ren en in zijn gedistingeerde uitvoering
vormt de A.V.R.O.-kalender weer een echt-
Nederlandsche wandversiering, die in wei
nig huiskamers zal ontbreken. De foto's op
het eigenlijke kalenderblok zijn van Vor
stelman en Martens de compositie en illu
stratie van de firma Patz. De druk werd
wederom verzorgd door de Nederlandsche
Rotogravure Mij. te Leiden.
Het kalenderblok breng het leven en xver-
ken van de A.V.R O. in beeld: prominente
figuren uit het omroepleven, de nieuwe
Studio, het kantoorgebouw en de plek waar
eens het nieuwe kantoor zal verrijzen.