operette Voorjaarshoeden Hoe ontstaat BENUT THANS DE Een boek van Anna Vondel De dochter van den grooten dichter Zaterdag 15 Maart 194! Vierde blad Afbeelding A: HALLELUJAHOED. B: BLOEMENHOED JE. C: MATROZENHOEDJE. Vrouw Mode kan ondeugend zijn! Zij heeft het gewaagd petten van groote staatslieden om te bouwen en tot een sierlijk bedeksel van luchtige hoofdjes te maken. Nu waagt zij het de statige degelijke hoeden van de zusters van het Le ger des Heils na te bootsen en de z.g. Hallelujahoed op gepermanen te en geblondeerde lokken te druk ken! Het axioma is dit voorjaar, dat de hoedrand hoog moet worden omgeslagen, zoodat in ieder geval onze sierlijke krullen goed tot hun recht komen. Daarbij valt de hoed vanzelf achter in de hals en is als 't ware een achterdeur van het ge zicht. Naast den Hallelujahoed zal men ook veel zien het „bloemenhoedje". Voor onze héél jonge dochters doet de matrozenmuts weer opgeld. Wat de kleur van dit matrozen- hoedje aangaat, is men niet aan blauw gebonden. Elke vroolijke lichte kleur is goed. En het mate riaal? Grof stroo, een bandje, een lintje, een bloemetje, men kan doen zoo men zelf wil. De lentehoedjes geven de fantasie ruim baan. Maar.... een ding mankeert voorloopig nog: de Lente zelf' Niet ieders handen kunnen tegen koude! Als men het kan krijgen, moet men de handen met vette zeep wasschen en vlijtig de nagel borstel gebruiken. Goed de handen afdrogen en dan met een weinig glycerine inwrijven. 's Avonds wrijft men de handen in met een vette crème en trekt voor den nacht een paar oude wijde hand schoenen aan, om het bedlinnen niet vuil te maken. De nagelranden en nagelneuzen behandelt men met vaseline. Men wrijft de handen steeds in vanaf de vingertoppen opwaarts over den rug van de hand, dus met lange vaste streken. een MENGELMOES VAN LICHTE KUNSTEN. De operette is opnieuw in de mode. Overal, ook in de kleine theaters van stad en land zien wij weer ope rettes opvoeren en ook de film laat het onderwerp niet met rust. Binnen kort wordt in ons land een groote Tobisfilm vertoont, die tot titel heeft: „Operette".. En in ons district gaat Zondag de premiers van een kleurige en fleu rige operette: „Florimont, de zwer vende zanger", op te voeren te Noordscharwoude. Het is met de operette, („operette" betee- kent eigenlijk „kleine opera") merkwaardig gesteld. Hij heeft goed beschouwd niets met de opera te maken, althans niet genoeg om den naam te rechtvaardigen en zij bestond al toen- de opera er nog niet was. Een middelceuwsche „cluvte", een klucht niet clans en zang en met instrumentale mu ziek wat was dat eigenlijk anders dan een operette? Een amoureus chanson van de jongleurs en troubadours, met zijn vaak sterk-politieken inslag is dat in wezen iets anders dan een operette-lied? De operette is een muzikaal ontspanningsmiddel. Het pu bliek wil bij het. hooren en zien van een ope rette niet ai veel nadenken, het wil genieten en het' verlangt daarbij een lach en een traan. Daarom is het goede operette-librette een manuscript, waarin de vroolijkheid en een duchtige dosis sentiment(alitcit) ge mengd zijn. Toch mogen de helden van de operette niet onecht zijn. In de beste operetles worden menschelijke gevoelens uitgebeeld, die iden tificatie van het vertoonde met het leven mo gelijk maken. Het auditorium wil heidon hooren-zingen, zij het dan ook dat men in een operette geen behoefte heeft aan,helden tenoren. Meestal krijgen de operette-componisten libretti aangeboden door schrijvers van al lerlei soort. Bevalt zoo'n manuscript, dan schrijft de muziekkunstenaar de eerste acte en soms ook de tweede, waarna het resul taat aan een muziek-uitgever of theater-direc teur wordt voorgelegd. Ook komt het natuur lijk wel voor, dat speciaal ten behoeve van de een of andere ster een operette vervaar digd wordt. Tal van moeilijkheden moeten daar na nog overwonnen worden. Een tekst kan bijvoorbeeld heel goed zijn, maar het is heel goed mogelijk, dat de muziek er niet mee correspondeert en nog beter is dan de tekst. Dan wordt meestal in het libretto de een of andere wijziging aangebracht. Wat het derde bedrijf aangaat, dient opgemerkt, clat deze acte niet het noodzakelijk kwaad is, waarvoor het publiek haar wel eens houdt. Juist dat derde bedrijf moet een climax vormen, maar volmondig zij toege geven, dat het in vele gevallen een fiasco is. Om het zoo goed mogelijk te redden, laat men er dan meestal een nieuwe persoon in optreden, die de handeling sterk beïnvloedt, maar het publiek voelt intuïtief, dat iemand die nog niet eerder genoemd is, er met de haren bijgesleept werd om le ven in de brouwerij te brengen. Men heeft de bedoeling door en geraakt ontstemd. Bij het componeeren wordt door vele schrij vers en componisten van operettes de vol gende techniek toegepast: zij lezen de tekst en schrijven de melodieën op, die hun inval len. Hel moeilijkste en meest tijdroovende is dan de orchcstratie. De partij van ieder in- VITAMINEWAARDE VAN DE WINTERWORTELS L In stamppot. 2. Gesnipperd als groente. 3. Geraspt op de boterham. De winterwortel is een groente, die niet al tijd zoo gewaardeerd wordt als wel wensche- lijk is. Winterwortels worden vaak te wei nig gegeten, meestal een enkel keertje als stamppot, maar daar blijft het dan ook bij en tóch is dat jammer, want winterwortels beval ten, naast andere voedingsstoffen, nog zeer belangrijke stoffen, nl. de vitamines A en D, welke in andere groenten niet of heel weinig voorkomen. Deze vitamines zijn vooral voor kinderen in de groeijaren onmisbaar. U weet, dat ze behalve in wortels voorkomen in boter (het meest in zomerboter) en ook in levertraan. Daar deze voedingsmiddelen niet meer in zoo ruime mate te verkrijgen zijn als vroe ger, is het noodzakelijk deze stoffen aan te vullen uit andere wèl te verkrijgen voedings middelen. We doen dus goed, winterwortels een wat betere plaats op ons menu in te rui men. Maar hoe maken we in dezen tijd, waarin we vaak geen klapstuk kunnen krijgen (wat toch naar onze ineening bij stamppot win terwortels behoort): EEN SMAKELIJKE STAMPPOT ZONDER KLAPSTUK! Hiervoor gaan we als volgt te werk: We nemen voor 4 personen: 1 kg. wortels. A kg. uien, VA kg. aardappelen, 150 g. groene erwten. 1. melk of 3 eetlepels tapte melkpoeder, boter of vet, naar gelang men beschikbaar heeft. We koken de gesnipperde wortels en uien in water, of nog liever in bouillon van een mergpijp getrokken, een kwartier voor. dan leggen wè er de in stukken gesneden aard appelen bovenop. De aardappelen kunnen we schillen of ongeschild laten en alleen maar afboenen en pitten. Zijn we verstan dig, dan laten we de aardappelen onge. schild, we behouden dan immers waarde volle voedingsstoffen. We laten alles nog ongeveer een half uur koken. Om te zorgen, dat de vleesch- looze stamppot niet achter staat bij den anderen stamppot, voegen we wat gaar- gokookte groene erwten aan den stamppot toe en stampen alles door elkaar met de boter of het vet en de melk of het met een weinig lauw water aangelengde taptemelk- poeder. Deze stamppot is niet alleen voed zaam. maar bovendien zeer smakelijk. We kunnen; GESNIPPERDE WORTELEN OOK ALS GROENTE. eten en nemen daarvoor (voor 4 personen): 1 Kg. wortels, 2 eetlepels boter (glad afge streken). i/i oeille-pel suiker, 1 eetlepel peterselie. De wortels )vorden hiervoor geboend, ge snipperd. gewasschen en opgezet met een bodempje water en Vi eetlepel 6uiker. On der af en toe omschudden zijn de wortels in ongeveer een Vouurtje gaar en droog. We schudden ze dan nog even om met een stukje boter en wat fijngesneden peterselie en hebben zoo een heerlijke gezonde groente gereed. Winterwortels kunnen ook als broodbe- lenoing dienst doen. We raspen ze daartoe in een flinke laag op do boterham en strooien er desverkie- zend een beetje zout overheen. Vooral voor kinderen is deze broodbelegging weer eens een goede en prettige afwisseling. HENNY VAN DEN BERG. Belangstelling voor de historische roman NIET DE HEELE WERELD ZOENT. Men spuwt elkaar ook wel in in het gezicht ter begroeting! WIE GROET HET EERST, DE VROUW OF DE MAN? Dit vraagstuk is in de verschillende lan den op verschillende wijs opgelost. In Duitschland groet b.v. de man het eerst, in Engeland de vrouw. Zij zou hoogst veront waardigd zijn, als zij het eerst gegroet werd. Merkwaardigerwijs is deze gewoonte ook nog bij eenige Indiaansclie stammen in zwang. Bij de Chineezen verklaart men plechtc- lijk, dat men slechts stof onder de voeten is van dengenc, dien men groet. De Turken strument en iedere stem moet worden vast gelegd en het geheel moet natuurlijk harmo nisch worden opgebouwd. Maar ook wanneer het handschrift klaar is, heeft de componist nog een uitermate las tige taak voor den boeg, n.1. het coriigeeren der drukproeven Heel dikwijls neemt de ver vaardiger nog actief deel aan het instudee- ren van zijn werk. Hij verklaart den dirigent zijn opvattingen, legt het duistere plaatsen in de partituur uit en is tegenwoordig bij de repetities. In sommige gevallen leidt hij zelfs de première. Intusschen kunnen zoowel de uitvoe rende artisten als de schrijvers en re gisseurs, maar voor een gedeelte bij dragen tot het eventueele succes. Zij kunnen er het beste van maken, maar ten slotte niet meer. Noch zan ger of decor-bouwer, noch musicus of technisch personeel maken het suc ces: dat, wordt, door het publick zelf gedaan of niet. Natuurlijk kunnen geroutineerde vakmenschen soms de waarschijnlijkheid van het welsla gen of de mislukking beredeneeren, maar ook zij vergissen zich nog vaak. De publieke appreciatie is nu een maal grillig. langt, vroolijkheid en droevige of ernstige Heeft de operette alles wat het publiek ver- Een bezoek van Vondel aan haar woonhuis te Alkmaar •Het is opmerkelijk dat er in den jongsten tijd veel historische romans verschijnen, waarvoor klaarblijkelijk veel belangstelling bestaat. Hieron der volgt een fragment uit een bij zonder interessante roman door G. H. Wallagh, die dezer dagen verschijnt en die het leven van Anna Vondel tot onderwerp heeft. Het fragment dat wij hieronder laten vol gen, behelst een gesprek dat Vondel heeft met Tesschelschade, de dochter van Roemer Visscher, die tijdens zijn leven een prachtig huis op de Geldersche Kade in Amsterdam bewoonde. Vondels vrouw, Mayken is gestor ven en hij vertelt van zijn leed en zijn werk aan „Tessel", zijn lieve vriendin. „Voor de kleine vensters van een vriende lijk Alkmaarsch huis, die uitzicht geven op een zacht-glooiende boomenlaan, staat een slanke vrouw, wien men haar veertig jaren nauwelijks kan aanzien. Daar buiten spint de herfstzon haar ragfijne gouden draden in het geboomte. Van zacht-geel tot diep bruin wisselen de verrukkelijke tinten, die ten eeuwigen dage gevoelens van eerbiedige be wondering en zachte ontroering wekken. Het is een dag om door de bosschen te Ioopen, het afvallend loof ter betreden, te dwalen en ge lukkig te zijn. Een dag om te wandelen, be vrijd van zorgen en aldus met belangstelling en innig genoegen de bekoring te ondergaan van de landelijkheden, die den mensch om ringen, een bekoring waarvan het hoofd en hart nimmer verzadigd worden. De slanke vrouw met het fijnbesneden ge laat is Tesselschade, wier gevoelens van op leggen de rechterhand op voorhoofd, mond en borst. De*- Arabieren kruizen de armen over de borst en maken een diepe buiging. Bijzonder hoffelijke Arabieren schudden ook nog het hoofd. In Afrika trekt men in het Westen de schoenen uit (als men ze tenminste draagt!) en in het Oosten trekt men de bovenkleeding uit. De Laplanders omarmen elkaar en drukken daarbij de neuzen tegen elkaar. Ook de Maori's in Nieuw-Zeeland doen dit. In het Kongogebied gaat men op den rug liggen, als men groe ten wil, terwijl men zich 100 mijlen verder op den buik legt. Bij de vrouwen is dit weer anders: zij heffen de armen boven het hoofd en maken een half uur lang buigingen, als de persoon, die zij moeten groeten, erg def tig is. Op enkele eilanden in den Stillen Oceaan spuwt men bij het groeten in het gezicht! Op een ander eiland weent men dikke tranen: hoe meer hoe beleefder! In Azië nemen eenige volksstammen el kaar „bij den neus", wanneer zij iemand welkom heeten en lachen daarbij vriende lijk. In Thibet steken zij de tong tegen elkaar uit, en in Turkestan brullen zij als een stier. Ook in het Togogebied in Afri ka brult men. Wanneer men dan nog zeer beleefd wil zijn, legt men zich op den grond en slaat met beide handen op den buik! De Indianen groeten elkaar niet, maar bie den elkaar een pijpje aan. Een kus als be groeting komt weinig voor: bij slechts 30% der menschheid is de kus in het publiek toegelaten. momenten, tooneelmatigheid, muzikaliteit, echtheid enz., en is de verzorging en mise- en-scène goed, dan kan men redelijkerwijs verwachten dat hot publiek er zijn goedkeu ring aan hecht. Succes is ten slotte een kwestie van stemming, maar door stemming te maken, verzekert men zich nog niet altijd van succes! Er is bij dit alles nog een bijzondere fac tor, die altoos groote kans op succes insluit: de „schlager". Wanneer een operette schla gers bevat, mag er dikwijls ongestraft voor het overige deel heel wat aan ontbreken. Er zijn nu eenmaal (en dat is voor den vakman van veel belang) schlager-componisten en operette-schrijvers. Beiden kunnen uitmun ten in hun werk en beiden kunnen, onafhan kelijk van elkander, lauweren oogsten. Het is merkwaardig dat de operettes van een schlager-componist zoowel muzikaal als dramatisch meestal een gebrek aan eenheid vertoonen; ze bevatten een reeks aaneen ge koppelde schlager-melodieën en hebben noch tans dikwijls veel bijval. Dikwijls hebben de ze operetto-componeerende schlager-auteurs meer pleizier van hun werk dan de makers van „echte" muzikale ontspanningsdrama's. Een zielig verschijnsel eigenlijk. Als een vertegenwoordiger van het schla gertype zou men Paul Abraham kunnen noe men, terwijl Franz Léhar meer tot de typi sche operette-componisten behoort, een der meesters van de lichte muze, die volgde op de groote Weensche operette-componisten met wereldnaam: Johann Strauss, Franz von Suppé en Karl Millöcker, wier operettemelo dieën onsterfelijk zijn. rechte vriendschap en bewondering voor Von del, wij al leerden kennen, toen de dichter het huis van Roemer Visscher op de Gelder sche Kade in Amsterdam veelvuldig en zoo gaarne betrad. Het huwelijk met Allard Crombalch, die zijn aantrekkelijke en geleer de bruid reeds vele jaren geleden meenam naar Alkmaar, heeft haar schoonheid zoo mogelijk nog gerijpt. Haar betooverende ge laatskleur heeft nog niets ingeboet en zooals zij daar voor het venster staat, terwijl haar mooie groote oogen onder het blanke gewelf de voorhoofd nu eens te gast gaan aan het dartele kleurenspel der late zonnestralen, dan weer verwachtend den weg afzoeken, heeft ze iets koninklijks. Ze draagt een don kerblauw kleed en een doorzichtige muts die een met punten geborduurde strook heeft, het lichtbruine, zacht glanzende haar is naar achteren gekamd. Het lijfje van haar kleed is vierkant uitgesneden tot, op het lange keurs en de fraai geborduurde kraag verliest zich in haar kamerijkschen halsdoek en om geeft den sierlijk gevormden hals; het bor duursel van kraag en. muts zet zich voort op de uitgepunte handboorden. Het is Tesselschade op dez^n Octobermid- dag weinig aan te zien dat zij door het leven zwaar beproefd is. Op haar zonnig levenspad van gevierde en bewonderde vrouw, bij wie de geleerden en kunstenaars zoo gaarne toe ven, is de schaduw van den dood gevallen. Een jaar geleden verloor zij in één week tijds haar geliefden man en haar aangebeden dochtertje, Taddea. En de vrienden die de jonge wedeuwe sedertdien ontmoetten op het Muiderslot, waar zij, zij het schaarscher dan vroeger, komen bleef, zagen dat zij ernsti ger geworden was. Die ernst, de ingetogen heid en beheersching, die haar voor den dood van haar man en dochtertje vreemd waren, hebben „het Alkmaarsche weeuwtje" tot een statiger en zoo mogelijk daardoor nog aan trekkelijker verschijning gemaakt. Hoog opgericht en onbeweeglijk tuurt Tes selschade naar buiten, haar blik verraadt dat zij iemand verwacht. Zoo is het ook. Vondel, den eersten slag van Maykens dood luttele maanden geleden, nog maar nauwelijks te boven, komt haar dezen middag bezoeken. En juist, wanneer zij het gelaat van het ven ster afkeert en van plan is het borduurwerk, dat in de lage stoel bij het. raam is blijven liggen, weer op te nemen, ziét zij den dichter den weg afgkomen. Het fluweel en de naal den neemt zij tezamen en legt het op een laag kastje dat tegen den muur staat en waarboven een groot doek hangt, een kleu rig stilleven. Dan loopt ze langzaam naar de deur, wacht nog enkele oogenblikken, tot zij door het deurraampje Vondel ziet naderen en opent dan de deur, juist wanneer de dich ter zijn hand naar de bel uitstrekt. De begi'oeting bij het weerzien na enkele maanden is buitengewoon hartelijk, lang drukt Vondels hand de hare, alvorens hij den breedgeranden hoed afneemt en zijn mantel aflegt. „Kom binnen vriend", zegt Tessel schade, „ge zijt hartelijk welkom en ik ver wachtte U al op dit uur" en eenmaal binnen nemen zij beiden dicht bij het venster plaats. Daar zijn vriendschappen van zoo hechten en innigen aard, dat de vrienden nauwelijks een naam weten, warm genoeg om elkander er mee toe te spreken, de. kieschlieid die dik wijls samengaat met zulk een band van ge negenheid belet dat ook. Meestal spreken de vrienden, als deze beide elkander aan zonder eenigen naam te gebruiken. Vondel kon het „Teselschaè" niet over zijn lippen krijgen, maar nu gebruikt hij toch haar ver- kleinnaam. „Hoe is het Tessel?" vraagt hij, „is de lust tot ijverig werken weergekeerd"? „Zeker, ik ben doende met de Girieken. Een groot vertaalwerk. Maar vertel me liever eerst hoe ge het zelf maakt. Hoe is het thuis, hoe maken Anna het en Joost en hoe staat ge met Uw werk"? Over Vondels vriendelijk gezicht valt een weemoedige trek. Even'vat hij 1'eselschades zachte blanke hand, dan laat hij die weer glijden, terwijl zijn oogen een steunpunt zoe ken in. het landschap, dat zich voor hen uit strekt en nog zonder zijn vriendin aan te zien, zegt hij: „Mijn moed, lieve Tessel, heeft een zware knak gekregen sedert Maykens dood. Geen dag en geen nacht is zij mij uit de gedachte. Er is weinig om mij heen dat mij niet ieder oogenblilc dat God geeft aan haar herinnert. De drukte in de zaak, aanvankelijk toen Just met Bourgonje, een zakenvriend naar Duitschland en Denemarken was, en nu, se dert zijn terugkeer, leidt dikwijls af; er is veel administratie te doen en dat vergt alle aandacht. Maar zelfs de zendingen stoffen die binnenkomen, doen telkens aan mijn za lige huisvrouw terugdenken. Zij was de eer ste, die er haar oordeel over zei, die het prees of afkeurde en zij had zulk een hijzonder goe de smaak, Tesel". „Ik weet het, Vondel, ik ben daarvan zelf eens getuige geweest. Maar Uw andere werk? Hoe ver zijt ge met Uw Constantijn?" Weer is er een oogenblik zwijgen, alvorens de dichter zijn vriendin antwoordt. Dan, haar in de oogen ziend, als zoekt hij haar bij voor baat het begrijpen van zijn gemoedstoestand, die zijn scheppend vermogen onweerhoud baar remt, gaat hij voort: „Ik zal dat moeten vergeten. Tessel, Het is mij niet mogelijk het werk te voltooien. Ge weet hoezeer ik er geheel van vervuld was. Hoe ik er in opging met gansch mijn wezen. Hoe het jaren lang mijn geest van dag tot dag bezighield. Ikl eefde er voor, Tessel. En ai het werk dat ik voordien geschreven had, scheen me schamel en onbeteekenend, verge leken bij dat eene, waarin ik de triomf van het christendom bezingen wilde. Hoe lange jaren heb ik niet gezocht, naar de stof, die mij kon geven wat ik noodig had. Aan Reael had ik eerst gedacht, ik heb het U destijds geschreven, weet ge nog wel? Maar hoe groot ook zijn verdiensten waren en hoe schitte rend zijn heldendaden, hij kon niet de hoofd- nersoon zijn van het heldendicht, dat ik wil de schrijven. De leidende gedachte, het hoog gestemde doel, ontbraken".... In „De Trou". Ui tg. Bigot en Van Rus- sum, Amsterdam.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1941 | | pagina 11