Ons zuster In den tijd dat het hier één groot oerwoud was gaat heen Frauduleuze slachting? Eertijds wolven en beren in de Kreil... Poldersche Prikjes en Preekjes Zaterdag 15 Maart 1941 Derde blad De geschiedenis van Wieringerwaard door S W. Schellinger jr. Wat opgravingen ons leerden (Vervolg). Mr. Paludanus, een Alkmaarsch geschiedkundige uit de 18e eeuw, repte in één zijner werken, hetwelk in het Polderarchief te Wieringer waard is opgeborgen, reeds over opgravingen in Wieringerwaard. Bij die opgravingen werd een muur, gemaakt van tufsteen, blootgelegd. De opgravingen konden natuurlijk slechts hier en daar geschieden, doch aan den hand van deze gege vens kan de lijn MedemblikDen Helder gemakkelijk worden getrok ken! Waarschijnlijk liep de muur óók langs het later verzwolgen dorp Lagerdoes, even ten Noord-westen van Medemblik. Ik heb reeds beweerd, dat de Ro- meinen uit het Oosten hier kwamen. Waar hebben zij hun tochten ech ter beëindigd? Oók deze vraag kan beantwoord worden! Vojgens meer dere gegevens bestond het Marsdiep in het geheel niet of slechts.in den vorm van een smal Watertje (over leveringen zeggen, dat het zoo smal was, dat men er met. een polsstok over heen springen kon). De naam „Marschdiep zou afgeleid zijn van den naam „Meerch" (is Beemd); overleveringen zeggen, dat er op de plek, waar nu het Marsdiep ligt, een zeer mooie weide lag, waarop vee graasde! Het staat onomstootelijk vast, dat aan de kant van die weide bosschen groeiden, die zich naar het Zuiden uitstrekten. Oerwoud-idylle. Deze bosschen werden zuidelijker al dichter en dichter en vormden tezamen één groot oerwoud. Wieringerwaard was dan ook geheel bedekt met boomen! Dit' woud, het Kreijlerwoud, heeft aan vele plaatsen een naam gegeven; ik denk hier aan de dorpen Hoogwoud, Aartswoud, Westwoud, Nibbixwoud, enz. Door dit woud zijn de Romeinen getrok ken nog Noordelijker. Op Texel stichtten zij een burcht (Burgh - Den Burg!), die waarschijnlijk het hoofdkwartier voor den veldheer Drusus is geweest! Nog Noor delijker bouwden zij aan het oude Flenum- water een veste Flenum of Flevurtt ge naamd. Waarschijnlijk was dit het Noorde lijkste bolwerk der Romeinen. Ook deze steunpunten moesten, vanzelf sprekend, door een verkeersweg met el kander worden verbonden. Uit alles volgt, dat er uit Oost-Friesland, over het Flevum-water (waarover waar schijnlijk een brug) langs Medemblik naar de Veste Flevum een groote heerweg liep. Daarbij was Wieringerwaard waarschijn lijk een knooppunt van wegen want, deze heerweg had óok zijn zijwegen! Na der zal ik U aantoonen, waarop mijn mee ning gegrond is. Maarnieuwsgieriger zult gij wezen naar de vraag: „Welke dor pen of steden lagen er alzoo in on ze streek?" Of: „Welke dorpen of steden werden er door de Romeinen gesticht?" Behalve de reeds genoem de Romeinsche sterkten, bevonden er zich vele Germaansche neder zettingen. Peilingen hebben beves tigd, dat er ten Noord-Westen van het tegenwoordige eiland Wieringen een stad moet hebben gelegen door- de Romeinen uit een Ger- maansch dorp opg&bouwd de stad Grebbe. Bezuiden deze stad lagen eenige dorpen. Romeinsche geschiedschrijvers (Tacitus, Heda en Buchelius) reppen over de neder zettingen Linnaus Tra.jectum (Linnen), Ter dorp, Lamoer, Gnosende, Grootkeijns en Sipe (Zijpo??). De plaatsen Gnosende, Linnen óf Lamoer lagen waarschijnlijk boven het tegenwoor dige Wieringerwaard (Oostpolder, Anna Paulowna). Ten Noorden van Wieringerwaard werd in de 18e eeuw een kerkhof van Germaan schen oorsprong gevonden, waar, volgens Tacitus, zeer groote Germanen werden be graven. Het ligt voor don hand, dat ge noemde nederzettingen werden bewoond door de Toesiërs. Zeer waarschijnlijk is het. dat de kleinere dorpen Terdorp. Grootkeijns en Sipe op of nabij het huidige Wieringerwaard lagen! Waterputten. Opgravingen, omstreeks 1740 verricht, hebben bevestigd, dat aan den Slikkerdijk in Wieringerwaard en op nog enkele an dere plaatsen (De Kreijl) waterputten van Romeinschen of Germaanschen oorsprong waren gebouwd, welke de toenmalige be woners van drinkwater moesten voorzien. Ook deze dorpen lagen om of nabij den Romeinschen heerweg; bij deze dorpen kwamen de zijwegen uit. Eén dezer zijwegen eindigde waarschijnlijk bij het Germaan sche dorpje Strude (Stroe) op Wie- ringen. Bij Nieuwesluis lag waar schijnlijk het dorpje Schulphorn (genoemd naar de schelpen - schul pen) welke hier gevonden werden aan den oever van één der aftak kingen van het Flevomeer. Ook De Kreijl wordt in de overleveringen genoemd. Deze verhalen spreken zelfs over wolven en beren, welke in het Kreijlerwoud werden aange troffen en waarop door de bewoners druk jacht werd gemaakt. Het jachtterrein is er wat dat betreft niet erg op verbeterd voor de tegenwoor- die inwoners van De Kreijl! De hazen zijn er Zelfs al zeldzaam; daarover kunnen de Kreijler boeren meepraten! Alles wijst er op, dat Wieringerwaard ten tijde der Romeinen goed bevolkt was door verspreid wonende volksgroepjes. Juist door dat de bevolking zoo verspreid woonde en dus geen hechte eenheid vormde, is het moeilijk in te denken, dat de Romeinen met de onderwerping van de toenmalige Wierin- gerwaarders veel werk zullen hebben ge had! Immers, zii vormden geen hechte een heid; en waar dat niet is, ontstaat zwakte. Neen, de eigenlijke Friezen konden dit be ter! NA DEN ROMEINSCHEN TIJD. Zorgden de Romeinen nog voor een be hoorlijke bescherming tegen de watervloe den; na hun aftocht lieten de oorspronke lijke bewoners het er bij zitten! Reeds ten tijde van Caroltfs Magnus (Ka- rel de Groote) begonnen de stormvloeden het onbeschermde land te overstroomen. De wouden, die. boewei zeer moerassig, tot dusverre droog waren gebleven, over stroomden en geraakten daardoor in verval. De onbedijkte rivierarmen verbeedden zich door het zeewater al meer en meer en ver vormden tot zeegaten. De nederzettingen Termoer en Grebbe overstroomden en werden van den aardbo dem weggevaagd. Twee zwervende monniken, Urch en Alui- do. vertellen in één hunner „chronijcken", dat zij zich overhaast voor bet dreigende water moesten terugtrekken uit een streek, waar zij vruchtbare evangelisatie-arbeid verrichtten. Deze beide geestelijken hebben waarschijn lijk ook in de stad Grebbe vertoefd, toen de zee aan haar poorten klopte. Belang rijke overstroom in gen vonden plaats in de jaren 533, 695 en 733 nd Chr. Een zeer groo te overstroomingsramp. de vloed van Mar cellus. deed de bewoners eindelijk de nood zakelijkheid van het aanleggen van dijken, waaraan door de Romeinen reeds was be gonnen. inzien. Maar de dijken, die door de bewoners ook door de toenmalige Wie- ringerwaarders. die de golven al dichter en dichter bij hun land zagen aankomen werden aangelegd waren totaal onvoldoen de! Hoe kon het ook anders: de bevolking verkeerde nog in een primitief stadium, want het laagje beschaving dat de Romei nen er op gelegd hadden was. mede door de Groote Volksverhuizing, reeds lang weer afgegaan; met primitieve middelen werden de dijken dan ook opgebouwd! (Wordt vervolgd) Den Helder HEERHÜGOWAARD GOED WERK VAN SCHAGER GEMEENTE- EN RIJKSPOLITIE De Heldersche politie houdt zich momenteel bezig met het onderzoek naar een frauduleuze slachting, wel ke in het begin van Januari in den Helder moet hebben plaats gehad. Op merkwaardige wijze is deze zaak aan het rollen gebracht. Men zal zich herinne ren dat eveneens begin Januari te Schagen eenige schapen in de weide waren gevild en dat een huid aan het Nespad werd terugge vonden. Nu gebeurde het dat zekere W. K. vroeger te Schagen, later in den Helder, en voor eenige maanden als evacué weer naar Schagen teruggekeerd, ruzie kreeg met zijn hospita en de gemeentepolitie van Schagen ter oore kwam dat tijdens deze ruzie K. voor de voeten gegooid waas, dat hij begin Januari ongestempeld vleesch had verkocht. Geassisteerd door den rijksveldwachter Lammers, stelde de gemeenteveldwachter de heer Flapper een omzichtig onderzoek in, dat met succes werd bekroond. K. gaf toe begin Januari ongestempeld schapenvleesch te hebben verkocht, doch ontkende pertinent iets met de diefstal en slachting van schapen te Schagen te ma ken te hebben. Het vleesch, aldus K. was afkoms-, tig van een door den slagersknecht H. M. in den Helder ten huize van den vrachtrijder St. frauduleus ge slacht schaap en het vleesch was naar Schagen vervoerd om verkocht te worden. De Helderschen, aldus als hoofddaders ge kwalificeerd, ontkennen er iets mee te ma ken te hebben gehad en beweren zelfs den distribuant K. niet eens te kennen. Deze houdt echter zijn verklaring staande en daar de politie voorloopig reden heeft niet al te zeer aan de waarheid daarvan te twijfe len, wordt het onderzoek in den Helder voortgezet Een praatje met en een plaatje van Zuster Smit, de scheldende wijkverpleegster. Op den langen, langen Middenweg kwamen wij Zuster Smit tegen. Moeizaam maar monter trapte ze te gen den wind in, de muts diep over de ooren getrokken. En de ver leiding werd heel groot om te kee- ren, Zuster weer een eind op voor zien te komen, zich achter een boom te verschuilen en haar dan vanuit deze hinderlaag onverwacht op een plaatje te zetten. Want zooals wij het' nu toevallig zagen, zien de Heer- hugowaarders haar dag in dag uit op haar fietsje den gang- langs de patiënten maken en zeer zéker had den wij dan Zuster, inderdaad .maar het leven" gekiekt We hebben het niet gedaan. Nu Zuster Smit 1 Mei a-s. haar functie neerlegt zal menige patiënt of oud- patient liever een „mooi" portret van haar uit de krant willen knip pen, om zuinig te bewaren in buffet of tafelkastje. Alzoo hebben we de lens dicht gehouden tot we zuster hadden opgezocht in haar gezellig huisje aan den Basserweg. Het eerste nieuws dat Zuster Smit ons vertelt is bepaald goed nieuws. Ze blijft in Heerhugowaard wonen! „Waar zal ik anders heen," zegt ze, ik kan het hier goed met de menschen hebben" „En de menschen kunnen het goed met U hebben, Zuster, we hebben een hééleboel goeds over Uw werk gehoord"... „Dat moet U vooral in de krant zetten, maar lékker aandikken," vindt Zuster, maar ze bedoelt het precies andersom. „Maar, dan moet U van èlken arbeidei die een vijf en twintig jarig jubileum viert, óók zoo'n mooi stukje in de krant opnemen." „Als daar reden voor is, is de Schafeer daarin nooit achterlijk zuster." „Nou, dan is het goed... ik vind het al leen maar fijn zie je dat ik dat beetje werk hier heb kunnen doen." „Een beetjej véél zuster..." „En nu houdt U Uw mond, ik wil er niets meer van hooren..." „Was U nog niet liever wat gebleven, Zuster?" „Néé" en deze verklaring komt er wel zeer resoluut uit „ik vind dat je op tijd plaats moet maken voor jongeren. Ik ben ANNA PAULOWNA, 15 Maart. 1941. Beste Remt je Wat verschoot ik, toen ik verleden week jovjw brief in de krant zag en daar onze namen voluit bijstonden. Maar enfin, nu 't eenmaal gebeurd is, vind ik het al niet. zoo erg meer en eigenlijk wel goedwant anders krijgen maar de verkeerden de schuld van ons geschrijf1 En zou jij het leuk vinden, als ze je ergens voor aan kijken waar je part noch .deel aan hebt? Net zoo min als t omgekeerde: t is ook niet aardig als een ander op jouw eigen stoel gaat zitten om de boontjes te dop pen die je zelf wel aan kan. 'k Weet niet ,of in de krant weer bo ven m'n brief komt te staan van „Prik jes en Preekjesmaar ik wou je maar vast vooruit vertellen, dat je er vandaag geen prikje in zal vinden, want ik wou je nog wat schrijven over den man, die zoo velen van ons prikjesin den arm. heeft gegeven, over onzen besten Pil. Jij kent hein natuurlijk van de jaren dat je hier ivoonde maar ik leen hem veel lan ger en al heeft er al veel over hem in de krant, gestaan, '7c geloof dat ik je toch nog wel wat kan vertellen, wat je niet weet. 'k Loop nu eenmaal hoog met m'n doktertje en heeft niet èên onzer dichters gezegd: „Als u t hart tot spreken dringt, zoo spreek!" Bij jouw brief stond net een artikel over hem en daarin heb je gelezen, dat- ie in een heel moeilijken tijd hier kwam in den watersnoodtij d. Maar 't was om een heel andere reden ook geen gemak kelijk begin voor hem. Z'n voorganger, had hier zoo'n beetje de reputatie, won derdokter te zijn. Verhalen waren e.r in omloop, .neen maar! Als ik daaraan begon, was mijn papier zoo vol. Maar één mop over hem wil ik toch even op halen. al heeft ie nou ook niets met z'n kundigheden te maken. Dokter Aldershof dan, had aan één van z'n patiënten opdracht gegeven, dal ie voor onderzoek maar eens een fleschje met je weet wel bij hem. thuis moest laten brengen. Nou zijn ze hier nog wel eens makkelijk van aard, zooals je. weet. En toen de dokter een dag later voorbijkwam, schoot de vrouw van dén patiënt op hem af met het fleschje. „Och, dokter, u. kwam net zoo mooi langs en 'k xoeet heusch niet hoe ik het anders naar de Sluis moet, krijgen. Zou u het fleschje zelf even mee willen nemen. Toen kioam het klassiekeantivoord: Menschben je bedm'n wagen is geen ierkarü" Maar ofn nu op den moeilijken begin tijd van dokter Olree terug te komen, 't was natuurlijk niet makkelijk maar èên, twee, drie het vertrouwen te winnen van de menschen, die zooals ik al zei, in z'n voorganger een wonderdokter za gen, één die 't wist! Dokter Olree sprak bij een ernstige en niet vaak voorkomen de ziekte niet altijd dadelijk zoo positief z'n meening uit, maar zei pasnadat hij kennelijk het geval thuis ook nog eens rustig overdacht en bestudeerd had, waaraan de patiënt leed. Daar behoort voor een dokter zeker moed toe, want er zijn altijd menschen, die zich liever laten overdonderen. Maar anderen, die verder keken dan hun neus lang is, voelden zich juist door z'n rusti ge en overdachte behandeling veilig in z'n .handen. Het vertrouwen en de ach ting voor den nieuwen dokter groeiden steeds. Stil ging ie z'n weg. Een echte Zeeuw! Weinig praten - geen humbug - hard en stoer werken, je plicht doen en die plicht vooral niet te licht, opvatten! En altijd tuist hij bij z'n geweldig druk ke praktijk ook nog tijd te vinden om te helpen, waar hij bii z'n bezoeken wan toestanden aantrof of te zorgen, dat er van anderen kant hulp kwam. „Ja maar," zegt Jan, Piet of Klaas (niet mijn Jan hoor!) „hij is wel eens wat vergeetachtig." Nu ja, wie vergeet er nooit eens wat? En och, toe vinden de kleine dingen, die ons bezwaren, vaak zoo gewichtig en vooral als we niet hee- le.maal in orde zijn is ons eigen kleine ik toch zoo belangrijk! Maar vergeten? Ernstige patiënten veergeet-ie zeker niet. Die zoekt-ie twee, driemaal op een dag op; moet hij een dag of een deel van (ten dag weg, dan komt-ie 's 'avonds laat of desnoods in den nacht nog. Ver geten? Een zieke, waarvoor geen hoop meer beslaat, maar voor wie z'n opbeu rend woord zooveel beteekent. zoekt-ic zelfs Zondagsmorgens, op z'n pantoffel tjes in de auto, nog wel op. om zog maar even een paar minuten te praten, even wat zon te brengenNee, ze moe ten niet aan m'n dokterje komen en dat „vergeten" is alleen goed. om ereens een mop over te tappen, één, die hij mis schien zelf niet kent en waar-te schik om zal hebben, tenminste als-ie zich ver- waardigt ons gebabbel te lezen. Want hij is niet altijd zoo ernstig als-ie lijkt en kan zelf ook echt droog komisch uit den hoek ko men. 't Is warempel weer een mop over een „flessie". Je kent 't gezegde t Is water naar de zee dragen? nou dan. Dokter Ol ree vroeg ook wel eens naar zoo'n fleschje Vond hij er wat in, dan hoorde je er na tuurlijk wel van. Zoo niet ,dan is het ze ker wel eens voorgekomen, dat Dokter er niet meer over sprak. Waarom ook eigenlijk? „Vast vergeten", zeiden de menschen dan, .dat is moeite voor niks geweest. En als ze later vonden dat iemand nutteloos werk deed gebruikten ze het nieuwe spreekwoord: „Dat is wa ter naar Olree dragen!" Oei, meid, wat wordt m'n brief al weer lang! Nou gauw er een eind aan maken. Maar toch nog even terugkomen op dat stuk in de krant over den dokter. Ik vond het fijn, dat Doktcr's zuster, die altijd de medicijnen klaar maakt, daar ook in genoemd werd. Oók zoo'n stille werkster. En wat een verantwoordelijk werk! 'k. Hoop echt, dat 11 April voor hen beiden en ook voor de oude me vrouw Olree, een dag luordt, waarop Neen, daar loop ik niet op vooruit. De commissie zorgt daar voor! Je hebt het verslag van onze Platte- Vrouwen-fuif natuurlijk al gelezen. 't Was een echt gezellige middag. Leuk wel, zoo alles met eigen krachten. D'r was van de beginne af een prettige stem.- ming en die werd nog beter, toen we in de pauze een gebakje bij de thee kregen. En dan die voordrachten! t Mooiste was wel, toen onze Piet verkondigde, dat zij dio avonden het mooiste vond, waarop ze d'r man mee mocht brengen. Nou zeg. anders van de mannen gesproken. Heel aan 'i eind kwamen er een stuk of vijf opdagen. Toch niet eerlijk. Wij zijn alle maal trouw naar het feest van de H. M. v. L. geweest en niettegenstaande wij ze toen hebben uitgenoodigd. schitterden ze door afwezigheid. Zelfs de verslaggever was er niet en liet zeker het baantje door zijn vroviu opknappen; het verslag stond, tenminste evengoed in de krant.. Nee, de mannetjes lieten ons leelijk in den steek! Nou mijn kind. ik eindig. De rest maar weer in een volgend epistel. Veel groe ten aan allen van allen ZUSTER SMIT. .(Foto Fred. Groot). nu nog flink en zou nog best meekunnen, maar het is veel beter dat ik nu ga." „Steeds op de fiets natuurlijk, den laat- sten tijd, Zuster?" „Niet alleen den laaisten tijd, ik heb maar een poosje een auto gehad, maar het beviel me niets. Op de fiets ben je zoo fijn buiten." „Dat is dan zeker het Terschellingor bloed nog dat spreekt?" „Dat weet ik niet, ik ben op Terschelling geboren, dat is zoo, maar ik denk dat het komt omdat ik ook later aldoor op het plat teland heb gewerkt. Eerst in Francker, daar haalde ik het diploma B (Krankzin nigenverpleging) en ik was daar van ne gentien twaalf tot negentien zeventien, toen in Deventer drie jaar en in negentien twin tig met het diploma A (Ziekenverpleging) naai' Meden-Muntendam. In September 1922 werd ik hier benoemd. Zoo nu weet U met een alles." Over haar werk kunnen we Zus ter Smit moeilijk meer aan het pra ten krijgen, dat is alles „gewoon". Het hóórt er nu eenmaal bij om des avonds na patiënt nummer zooveel geholpen te hebben, nog „even" van Middenweg-Zuid naar Veenhuizen vice versa op het fietsje te rijden. Liever nog praat Zuster Smit over haar werk buiten haar eigenlijke ambt om; ze was jarenlang penningmeesteresse van het Centraal Genootschap tot uitzending van zwakke kinderen en voorzitster van de Zus- terkring Odith. Er zijn van die confidenties die zoo buiten het krantenpraatje omgaan, maar men krijgt van Zuster Smit den in druk te doen te hebben met het type van een vrije Nederlandsche vrouw, in wier le ven het vrijzinnig-Protestantisme een groo te plaats heeft ingenomen, doch die deze gevoelens geheel ondergeschikt heeft ge maakt aan de plicht, welke haar mooi be roep haar oplegt: te zijn voor allen. En zóó zal Zuster Smit na 30 April haar uniform niet meer dragen na een langen, eervollen staat van dienst. Dat alle categorieën van de bevolking haar werk gewaardeerd hebben bewijst het feit, dat uit piëteit voor haar persoon de reeds eenige jaren oude plannen tot af scheiding der Katholieken van de „neutra le" wijkverpleging tot heden zijn blijven rusten. Alle categorieën, ook die welke meent zich na één Mei veiliger te voelen achter een geelwit schotje, zullen zeker op hartelijke wijze van haar afscheid nemen. Haar een „rustige oude dag" toewenschen zouden wij niet aanraden. We gelooven eraag wat een heel gewoon „manje" ons zeir „Ons" Zuster? Der haar is hier wat grijzer geworden, maar anders ze loopt nog net zoo hard als toen ze hier kwam „Ons" Zuster, een eerenaam, die Zuster Smit zal blijven houden, een cercnaam die je in ons stugge Noorden niet zoo makke lijk krijgt! Kou-Griep - Pijn O Q? ïl lij 11 I'iazdtfe^ Helpen veilig en vlug. Doos fOen 50ct SCHAGERBRUG. HET A.S. CONCERT VAN HET ZIJPER SALONORKEST. a.s. Zondagmiddag geeft het Zijper Salon orkest onder leiding van den heer Nico Snel een concert in de zaal van den heer W. Zuidscherwoude. De refreinzang wordt, als vanouds, verzorgd door den heer Jan Meijer. We vernemen, <ïat een zeer populair pro gramma zal worden uitgevoerd, w.o. een fantasie over Lehar's „Lustige Wit we", waaraan de solisten, die bij de onlangs el ders gegeven uitvoering optraden, zullen medewerken. Voor een prettige afwisseling zal 't duo Kroon (Westfriesche voordracht kunstenaars) zorg dragen. We verwachten voor dezen lcunstmïddag een groote belangstelling, Voor nadere bij zonderheden leze men de advertentie in het nummer van heden. LANGENDIJ K Je STIJN'IJ F. NOORDSCHARWOUDE. TOELATING U.L.O.-SCHOOL. Blijkens advertentie in dit nummer is weer gelegenheid voor ouders hun kinderen als leerling op tc geven voor de U.L.O.- school alhier.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1941 | | pagina 9