Ons zuster
In den tijd dat het hier
één groot oerwoud was
gaat
heen
Frauduleuze slachting?
Eertijds wolven
en beren in
de Kreil...
Poldersche
Prikjes en Preekjes
Zaterdag 15 Maart 1941
Derde blad
De geschiedenis van Wieringerwaard
door S W. Schellinger jr.
Wat opgravingen
ons leerden
(Vervolg).
Mr. Paludanus, een Alkmaarsch
geschiedkundige uit de 18e eeuw,
repte in één zijner werken, hetwelk
in het Polderarchief te Wieringer
waard is opgeborgen, reeds over
opgravingen in Wieringerwaard.
Bij die opgravingen werd een muur,
gemaakt van tufsteen, blootgelegd.
De opgravingen konden natuurlijk
slechts hier en daar geschieden,
doch aan den hand van deze gege
vens kan de lijn MedemblikDen
Helder gemakkelijk worden getrok
ken!
Waarschijnlijk liep de muur óók
langs het later verzwolgen dorp
Lagerdoes, even ten Noord-westen
van Medemblik.
Ik heb reeds beweerd, dat de Ro-
meinen uit het Oosten hier kwamen.
Waar hebben zij hun tochten ech
ter beëindigd? Oók deze vraag kan
beantwoord worden! Vojgens meer
dere gegevens bestond het Marsdiep
in het geheel niet of slechts.in den
vorm van een smal Watertje (over
leveringen zeggen, dat het zoo smal
was, dat men er met. een polsstok
over heen springen kon). De naam
„Marschdiep zou afgeleid zijn van
den naam „Meerch" (is Beemd);
overleveringen zeggen, dat er op de
plek, waar nu het Marsdiep ligt,
een zeer mooie weide lag, waarop
vee graasde!
Het staat onomstootelijk vast, dat aan de
kant van die weide bosschen groeiden, die
zich naar het Zuiden uitstrekten.
Oerwoud-idylle.
Deze bosschen werden zuidelijker al
dichter en dichter en vormden tezamen
één groot oerwoud. Wieringerwaard was
dan ook geheel bedekt met boomen! Dit'
woud, het Kreijlerwoud, heeft aan vele
plaatsen een naam gegeven; ik denk hier
aan de dorpen Hoogwoud, Aartswoud,
Westwoud, Nibbixwoud, enz.
Door dit woud zijn de Romeinen getrok
ken nog Noordelijker. Op Texel stichtten
zij een burcht (Burgh - Den Burg!), die
waarschijnlijk het hoofdkwartier voor
den veldheer Drusus is geweest! Nog Noor
delijker bouwden zij aan het oude Flenum-
water een veste Flenum of Flevurtt ge
naamd. Waarschijnlijk was dit het Noorde
lijkste bolwerk der Romeinen.
Ook deze steunpunten moesten, vanzelf
sprekend, door een verkeersweg met el
kander worden verbonden.
Uit alles volgt, dat er uit Oost-Friesland,
over het Flevum-water (waarover waar
schijnlijk een brug) langs Medemblik naar
de Veste Flevum een groote heerweg liep.
Daarbij was Wieringerwaard waarschijn
lijk een knooppunt van wegen want,
deze heerweg had óok zijn zijwegen! Na
der zal ik U aantoonen, waarop mijn mee
ning gegrond is.
Maarnieuwsgieriger zult gij
wezen naar de vraag: „Welke dor
pen of steden lagen er alzoo in on
ze streek?" Of: „Welke dorpen of
steden werden er door de Romeinen
gesticht?" Behalve de reeds genoem
de Romeinsche sterkten, bevonden
er zich vele Germaansche neder
zettingen. Peilingen hebben beves
tigd, dat er ten Noord-Westen van
het tegenwoordige eiland Wieringen
een stad moet hebben gelegen
door- de Romeinen uit een Ger-
maansch dorp opg&bouwd de
stad Grebbe.
Bezuiden deze stad lagen eenige dorpen.
Romeinsche geschiedschrijvers (Tacitus,
Heda en Buchelius) reppen over de neder
zettingen Linnaus Tra.jectum (Linnen), Ter
dorp, Lamoer, Gnosende, Grootkeijns en
Sipe (Zijpo??).
De plaatsen Gnosende, Linnen óf Lamoer
lagen waarschijnlijk boven het tegenwoor
dige Wieringerwaard (Oostpolder, Anna
Paulowna).
Ten Noorden van Wieringerwaard werd
in de 18e eeuw een kerkhof van Germaan
schen oorsprong gevonden, waar, volgens
Tacitus, zeer groote Germanen werden be
graven. Het ligt voor don hand, dat ge
noemde nederzettingen werden bewoond
door de Toesiërs.
Zeer waarschijnlijk is het. dat de kleinere
dorpen Terdorp. Grootkeijns en Sipe op of
nabij het huidige Wieringerwaard lagen!
Waterputten.
Opgravingen, omstreeks 1740 verricht,
hebben bevestigd, dat aan den Slikkerdijk
in Wieringerwaard en op nog enkele an
dere plaatsen (De Kreijl) waterputten van
Romeinschen of Germaanschen oorsprong
waren gebouwd, welke de toenmalige be
woners van drinkwater moesten voorzien.
Ook deze dorpen lagen om of
nabij den Romeinschen heerweg;
bij deze dorpen kwamen de zijwegen
uit. Eén dezer zijwegen eindigde
waarschijnlijk bij het Germaan
sche dorpje Strude (Stroe) op Wie-
ringen. Bij Nieuwesluis lag waar
schijnlijk het dorpje Schulphorn
(genoemd naar de schelpen - schul
pen) welke hier gevonden werden
aan den oever van één der aftak
kingen van het Flevomeer. Ook De
Kreijl wordt in de overleveringen
genoemd. Deze verhalen spreken
zelfs over wolven en beren, welke
in het Kreijlerwoud werden aange
troffen en waarop door de bewoners
druk jacht werd gemaakt.
Het jachtterrein is er wat dat betreft
niet erg op verbeterd voor de tegenwoor-
die inwoners van De Kreijl! De hazen zijn
er Zelfs al zeldzaam; daarover kunnen de
Kreijler boeren meepraten!
Alles wijst er op, dat Wieringerwaard ten
tijde der Romeinen goed bevolkt was door
verspreid wonende volksgroepjes. Juist door
dat de bevolking zoo verspreid woonde en
dus geen hechte eenheid vormde, is het
moeilijk in te denken, dat de Romeinen met
de onderwerping van de toenmalige Wierin-
gerwaarders veel werk zullen hebben ge
had! Immers, zii vormden geen hechte een
heid; en waar dat niet is, ontstaat zwakte.
Neen, de eigenlijke Friezen konden dit be
ter!
NA DEN ROMEINSCHEN TIJD.
Zorgden de Romeinen nog voor een be
hoorlijke bescherming tegen de watervloe
den; na hun aftocht lieten de oorspronke
lijke bewoners het er bij zitten!
Reeds ten tijde van Caroltfs Magnus (Ka-
rel de Groote) begonnen de stormvloeden
het onbeschermde land te overstroomen.
De wouden, die. boewei zeer moerassig,
tot dusverre droog waren gebleven, over
stroomden en geraakten daardoor in verval.
De onbedijkte rivierarmen verbeedden zich
door het zeewater al meer en meer en ver
vormden tot zeegaten.
De nederzettingen Termoer en Grebbe
overstroomden en werden van den aardbo
dem weggevaagd.
Twee zwervende monniken, Urch en Alui-
do. vertellen in één hunner „chronijcken",
dat zij zich overhaast voor bet dreigende
water moesten terugtrekken uit een streek,
waar zij vruchtbare evangelisatie-arbeid
verrichtten.
Deze beide geestelijken hebben waarschijn
lijk ook in de stad Grebbe vertoefd, toen
de zee aan haar poorten klopte. Belang
rijke overstroom in gen vonden plaats in de
jaren 533, 695 en 733 nd Chr. Een zeer groo
te overstroomingsramp. de vloed van Mar
cellus. deed de bewoners eindelijk de nood
zakelijkheid van het aanleggen van dijken,
waaraan door de Romeinen reeds was be
gonnen. inzien. Maar de dijken, die door de
bewoners ook door de toenmalige Wie-
ringerwaarders. die de golven al dichter en
dichter bij hun land zagen aankomen
werden aangelegd waren totaal onvoldoen
de! Hoe kon het ook anders: de bevolking
verkeerde nog in een primitief stadium,
want het laagje beschaving dat de Romei
nen er op gelegd hadden was. mede door
de Groote Volksverhuizing, reeds lang weer
afgegaan; met primitieve middelen werden
de dijken dan ook opgebouwd!
(Wordt vervolgd)
Den Helder
HEERHÜGOWAARD
GOED WERK VAN SCHAGER
GEMEENTE- EN RIJKSPOLITIE
De Heldersche politie houdt zich
momenteel bezig met het onderzoek
naar een frauduleuze slachting, wel
ke in het begin van Januari in den
Helder moet hebben plaats gehad.
Op merkwaardige wijze is deze zaak aan
het rollen gebracht. Men zal zich herinne
ren dat eveneens begin Januari te Schagen
eenige schapen in de weide waren gevild en
dat een huid aan het Nespad werd terugge
vonden. Nu gebeurde het dat zekere W. K.
vroeger te Schagen, later in den Helder, en
voor eenige maanden als evacué weer naar
Schagen teruggekeerd, ruzie kreeg met zijn
hospita en de gemeentepolitie van Schagen
ter oore kwam dat tijdens deze ruzie K.
voor de voeten gegooid waas, dat hij begin
Januari ongestempeld vleesch had verkocht.
Geassisteerd door den rijksveldwachter
Lammers, stelde de gemeenteveldwachter de
heer Flapper een omzichtig onderzoek in,
dat met succes werd bekroond.
K. gaf toe begin Januari ongestempeld
schapenvleesch te hebben verkocht, doch
ontkende pertinent iets met de diefstal en
slachting van schapen te Schagen te ma
ken te hebben.
Het vleesch, aldus K. was afkoms-,
tig van een door den slagersknecht
H. M. in den Helder ten huize van
den vrachtrijder St. frauduleus ge
slacht schaap en het vleesch was
naar Schagen vervoerd om verkocht
te worden.
De Helderschen, aldus als hoofddaders ge
kwalificeerd, ontkennen er iets mee te ma
ken te hebben gehad en beweren zelfs den
distribuant K. niet eens te kennen. Deze
houdt echter zijn verklaring staande en
daar de politie voorloopig reden heeft niet al
te zeer aan de waarheid daarvan te twijfe
len, wordt het onderzoek in den Helder
voortgezet
Een praatje met en een plaatje
van Zuster Smit, de scheldende
wijkverpleegster.
Op den langen, langen Middenweg
kwamen wij Zuster Smit tegen.
Moeizaam maar monter trapte ze te
gen den wind in, de muts diep
over de ooren getrokken. En de ver
leiding werd heel groot om te kee-
ren, Zuster weer een eind op voor
zien te komen, zich achter een boom
te verschuilen en haar dan vanuit
deze hinderlaag onverwacht op een
plaatje te zetten. Want zooals wij
het' nu toevallig zagen, zien de Heer-
hugowaarders haar dag in dag uit
op haar fietsje den gang- langs de
patiënten maken en zeer zéker had
den wij dan Zuster, inderdaad .maar
het leven" gekiekt
We hebben het niet gedaan. Nu
Zuster Smit 1 Mei a-s. haar functie
neerlegt zal menige patiënt of oud-
patient liever een „mooi" portret
van haar uit de krant willen knip
pen, om zuinig te bewaren in buffet
of tafelkastje. Alzoo hebben we de
lens dicht gehouden tot we zuster
hadden opgezocht in haar gezellig
huisje aan den Basserweg.
Het eerste nieuws dat Zuster Smit ons
vertelt is bepaald goed nieuws. Ze blijft in
Heerhugowaard wonen!
„Waar zal ik anders heen," zegt ze, ik
kan het hier goed met de menschen hebben"
„En de menschen kunnen het goed met
U hebben, Zuster, we hebben een hééleboel
goeds over Uw werk gehoord"...
„Dat moet U vooral in de krant zetten,
maar lékker aandikken," vindt Zuster, maar
ze bedoelt het precies andersom. „Maar,
dan moet U van èlken arbeidei die een
vijf en twintig jarig jubileum viert, óók
zoo'n mooi stukje in de krant opnemen."
„Als daar reden voor is, is de Schafeer
daarin nooit achterlijk zuster."
„Nou, dan is het goed... ik vind het al
leen maar fijn zie je dat ik dat beetje werk
hier heb kunnen doen."
„Een beetjej véél zuster..."
„En nu houdt U Uw mond, ik wil er niets
meer van hooren..."
„Was U nog niet liever wat gebleven,
Zuster?"
„Néé" en deze verklaring komt er wel
zeer resoluut uit „ik vind dat je op tijd
plaats moet maken voor jongeren. Ik ben
ANNA PAULOWNA, 15 Maart. 1941.
Beste Remt je
Wat verschoot ik, toen ik verleden week
jovjw brief in de krant zag en daar onze
namen voluit bijstonden. Maar enfin, nu
't eenmaal gebeurd is, vind ik het al niet.
zoo erg meer en eigenlijk wel goedwant
anders krijgen maar de verkeerden de
schuld van ons geschrijf1 En zou jij het
leuk vinden, als ze je ergens voor aan
kijken waar je part noch .deel aan hebt?
Net zoo min als t omgekeerde: t is ook
niet aardig als een ander op jouw eigen
stoel gaat zitten om de boontjes te dop
pen die je zelf wel aan kan.
'k Weet niet ,of in de krant weer bo
ven m'n brief komt te staan van „Prik
jes en Preekjesmaar ik wou je maar
vast vooruit vertellen, dat je er vandaag
geen prikje in zal vinden, want ik wou
je nog wat schrijven over den man, die
zoo velen van ons prikjesin den arm.
heeft gegeven, over onzen besten Pil. Jij
kent hein natuurlijk van de jaren dat je
hier ivoonde maar ik leen hem veel lan
ger en al heeft er al veel over hem in
de krant, gestaan, '7c geloof dat ik je toch
nog wel wat kan vertellen, wat je niet
weet. 'k Loop nu eenmaal hoog met m'n
doktertje en heeft niet èên onzer dichters
gezegd: „Als u t hart tot spreken dringt,
zoo spreek!"
Bij jouw brief stond net een artikel
over hem en daarin heb je gelezen, dat-
ie in een heel moeilijken tijd hier kwam
in den watersnoodtij d. Maar 't was om
een heel andere reden ook geen gemak
kelijk begin voor hem. Z'n voorganger,
had hier zoo'n beetje de reputatie, won
derdokter te zijn. Verhalen waren e.r
in omloop, .neen maar! Als ik daaraan
begon, was mijn papier zoo vol. Maar
één mop over hem wil ik toch even op
halen. al heeft ie nou ook niets met z'n
kundigheden te maken.
Dokter Aldershof dan, had aan één
van z'n patiënten opdracht gegeven, dal
ie voor onderzoek maar eens een fleschje
met je weet wel bij hem. thuis moest
laten brengen. Nou zijn ze hier nog wel
eens makkelijk van aard, zooals je.
weet. En toen de dokter een dag later
voorbijkwam, schoot de vrouw van dén
patiënt op hem af met het fleschje. „Och,
dokter, u. kwam net zoo mooi langs en
'k xoeet heusch niet hoe ik het anders
naar de Sluis moet, krijgen. Zou u het
fleschje zelf even mee willen nemen.
Toen kioam het klassiekeantivoord:
Menschben je bedm'n wagen is
geen ierkarü"
Maar ofn nu op den moeilijken begin
tijd van dokter Olree terug te komen, 't
was natuurlijk niet makkelijk maar èên,
twee, drie het vertrouwen te winnen
van de menschen, die zooals ik al zei,
in z'n voorganger een wonderdokter za
gen, één die 't wist! Dokter Olree sprak
bij een ernstige en niet vaak voorkomen
de ziekte niet altijd dadelijk zoo positief
z'n meening uit, maar zei pasnadat hij
kennelijk het geval thuis ook nog eens
rustig overdacht en bestudeerd had,
waaraan de patiënt leed.
Daar behoort voor een dokter zeker
moed toe, want er zijn altijd menschen,
die zich liever laten overdonderen. Maar
anderen, die verder keken dan hun neus
lang is, voelden zich juist door z'n rusti
ge en overdachte behandeling veilig in
z'n .handen. Het vertrouwen en de ach
ting voor den nieuwen dokter groeiden
steeds. Stil ging ie z'n weg. Een echte
Zeeuw! Weinig praten - geen humbug -
hard en stoer werken, je plicht doen en
die plicht vooral niet te licht, opvatten!
En altijd tuist hij bij z'n geweldig druk
ke praktijk ook nog tijd te vinden om
te helpen, waar hij bii z'n bezoeken wan
toestanden aantrof of te zorgen, dat er
van anderen kant hulp kwam.
„Ja maar," zegt Jan, Piet of Klaas
(niet mijn Jan hoor!) „hij is wel eens
wat vergeetachtig." Nu ja, wie vergeet
er nooit eens wat? En och, toe vinden
de kleine dingen, die ons bezwaren, vaak
zoo gewichtig en vooral als we niet hee-
le.maal in orde zijn is ons eigen kleine
ik toch zoo belangrijk! Maar vergeten?
Ernstige patiënten veergeet-ie zeker niet.
Die zoekt-ie twee, driemaal op een dag
op; moet hij een dag of een deel van
(ten dag weg, dan komt-ie 's 'avonds
laat of desnoods in den nacht nog. Ver
geten? Een zieke, waarvoor geen hoop
meer beslaat, maar voor wie z'n opbeu
rend woord zooveel beteekent. zoekt-ic
zelfs Zondagsmorgens, op z'n pantoffel
tjes in de auto, nog wel op. om zog
maar even een paar minuten te praten,
even wat zon te brengenNee, ze moe
ten niet aan m'n dokterje komen en dat
„vergeten" is alleen goed. om ereens
een mop over te tappen, één, die hij mis
schien zelf niet kent en waar-te schik om
zal hebben, tenminste als-ie zich ver-
waardigt ons gebabbel te lezen.
Want hij is niet altijd zoo ernstig
als-ie lijkt en kan zelf ook echt
droog komisch uit den hoek ko
men. 't Is warempel weer een mop
over een „flessie".
Je kent 't gezegde t Is water naar
de zee dragen? nou dan. Dokter Ol
ree vroeg ook wel eens naar zoo'n fleschje
Vond hij er wat in, dan hoorde je er na
tuurlijk wel van. Zoo niet ,dan is het ze
ker wel eens voorgekomen, dat Dokter
er niet meer over sprak. Waarom ook
eigenlijk? „Vast vergeten", zeiden de
menschen dan, .dat is moeite voor niks
geweest. En als ze later vonden dat
iemand nutteloos werk deed gebruikten
ze het nieuwe spreekwoord: „Dat is wa
ter naar Olree dragen!"
Oei, meid, wat wordt m'n brief al weer
lang! Nou gauw er een eind aan maken.
Maar toch nog even terugkomen op dat
stuk in de krant over den dokter. Ik
vond het fijn, dat Doktcr's zuster, die
altijd de medicijnen klaar maakt, daar
ook in genoemd werd. Oók zoo'n stille
werkster. En wat een verantwoordelijk
werk! 'k. Hoop echt, dat 11 April voor
hen beiden en ook voor de oude me
vrouw Olree, een dag luordt, waarop
Neen, daar loop ik niet op vooruit. De
commissie zorgt daar voor!
Je hebt het verslag van onze Platte-
Vrouwen-fuif natuurlijk al gelezen. 't
Was een echt gezellige middag. Leuk
wel, zoo alles met eigen krachten. D'r
was van de beginne af een prettige stem.-
ming en die werd nog beter, toen we in
de pauze een gebakje bij de thee kregen.
En dan die voordrachten! t Mooiste was
wel, toen onze Piet verkondigde, dat zij
dio avonden het mooiste vond, waarop
ze d'r man mee mocht brengen. Nou zeg.
anders van de mannen gesproken. Heel
aan 'i eind kwamen er een stuk of vijf
opdagen. Toch niet eerlijk. Wij zijn alle
maal trouw naar het feest van de H. M.
v. L. geweest en niettegenstaande wij ze
toen hebben uitgenoodigd. schitterden ze
door afwezigheid. Zelfs de verslaggever
was er niet en liet zeker het baantje
door zijn vroviu opknappen; het verslag
stond, tenminste evengoed in de krant..
Nee, de mannetjes lieten ons leelijk in
den steek!
Nou mijn kind. ik eindig. De rest maar
weer in een volgend epistel. Veel groe
ten aan allen van allen
ZUSTER SMIT.
.(Foto Fred. Groot).
nu nog flink en zou nog best meekunnen,
maar het is veel beter dat ik nu ga."
„Steeds op de fiets natuurlijk, den laat-
sten tijd, Zuster?"
„Niet alleen den laaisten tijd, ik heb
maar een poosje een auto gehad, maar het
beviel me niets. Op de fiets ben je zoo fijn
buiten."
„Dat is dan zeker het Terschellingor bloed
nog dat spreekt?"
„Dat weet ik niet, ik ben op Terschelling
geboren, dat is zoo, maar ik denk dat het
komt omdat ik ook later aldoor op het plat
teland heb gewerkt. Eerst in Francker,
daar haalde ik het diploma B (Krankzin
nigenverpleging) en ik was daar van ne
gentien twaalf tot negentien zeventien, toen
in Deventer drie jaar en in negentien twin
tig met het diploma A (Ziekenverpleging)
naai' Meden-Muntendam. In September 1922
werd ik hier benoemd. Zoo nu weet U met
een alles."
Over haar werk kunnen we Zus
ter Smit moeilijk meer aan het pra
ten krijgen, dat is alles „gewoon".
Het hóórt er nu eenmaal bij om des
avonds na patiënt nummer zooveel
geholpen te hebben, nog „even" van
Middenweg-Zuid naar Veenhuizen
vice versa op het fietsje te rijden.
Liever nog praat Zuster Smit over haar
werk buiten haar eigenlijke ambt om; ze
was jarenlang penningmeesteresse van het
Centraal Genootschap tot uitzending van
zwakke kinderen en voorzitster van de Zus-
terkring Odith. Er zijn van die confidenties
die zoo buiten het krantenpraatje omgaan,
maar men krijgt van Zuster Smit den in
druk te doen te hebben met het type van
een vrije Nederlandsche vrouw, in wier le
ven het vrijzinnig-Protestantisme een groo
te plaats heeft ingenomen, doch die deze
gevoelens geheel ondergeschikt heeft ge
maakt aan de plicht, welke haar mooi be
roep haar oplegt: te zijn voor allen.
En zóó zal Zuster Smit na 30 April haar
uniform niet meer dragen na een langen,
eervollen staat van dienst.
Dat alle categorieën van de bevolking
haar werk gewaardeerd hebben bewijst het
feit, dat uit piëteit voor haar persoon de
reeds eenige jaren oude plannen tot af
scheiding der Katholieken van de „neutra
le" wijkverpleging tot heden zijn blijven
rusten.
Alle categorieën, ook die welke meent
zich na één Mei veiliger te voelen achter een
geelwit schotje, zullen zeker op hartelijke
wijze van haar afscheid nemen.
Haar een „rustige oude dag" toewenschen
zouden wij niet aanraden. We gelooven
eraag wat een heel gewoon „manje" ons zeir
„Ons" Zuster? Der haar is hier wat grijzer
geworden, maar anders ze loopt nog net
zoo hard als toen ze hier kwam
„Ons" Zuster, een eerenaam, die Zuster
Smit zal blijven houden, een cercnaam die
je in ons stugge Noorden niet zoo makke
lijk krijgt!
Kou-Griep - Pijn
O Q? ïl lij 11 I'iazdtfe^
Helpen veilig en vlug. Doos fOen 50ct
SCHAGERBRUG.
HET A.S. CONCERT VAN HET ZIJPER
SALONORKEST.
a.s. Zondagmiddag geeft het Zijper Salon
orkest onder leiding van den heer Nico Snel
een concert in de zaal van den heer W.
Zuidscherwoude. De refreinzang wordt, als
vanouds, verzorgd door den heer Jan Meijer.
We vernemen, <ïat een zeer populair pro
gramma zal worden uitgevoerd, w.o. een
fantasie over Lehar's „Lustige Wit we",
waaraan de solisten, die bij de onlangs el
ders gegeven uitvoering optraden, zullen
medewerken. Voor een prettige afwisseling
zal 't duo Kroon (Westfriesche voordracht
kunstenaars) zorg dragen.
We verwachten voor dezen lcunstmïddag
een groote belangstelling, Voor nadere bij
zonderheden leze men de advertentie in het
nummer van heden.
LANGENDIJ K
Je STIJN'IJ F.
NOORDSCHARWOUDE.
TOELATING U.L.O.-SCHOOL.
Blijkens advertentie in dit nummer is
weer gelegenheid voor ouders hun kinderen
als leerling op tc geven voor de U.L.O.-
school alhier.