AMERIKA
N1PPER EN PELLE
worstelt met
werkstakingen
Ik heb gekozen,
Arkadi
ABDIJSIROOP
Het orgelspel
in den eeredienst
Radioprogramma
Zes millioen werkloozen
bij de bewapening
te werk gesteld
OVERVLOED VAN WERKKRACHTEN EN
TEKORT AAN HUISVESTING.
Men poocheit tegenwoordig in Amerika met
millioenen en milliarden, of het zoo maar
niets is. Deze sommen zullen worden besteed
voor bewapeningen, hetzij yoor Amerika, het
zij voor Engel tflid. Miss Perkins, minister van
arbeid, schijnt van oordeel te zijn, dat deze
milliarden zegen ten minste dit goede gevolg
zal hebben, dat er 6 millioen menschen te
werk zullen worden gesteld. Wel is waar blij
ven er dan nog minstens 3 millioen werkloo
zen over, doch die vindt men altijd in Ame
rika, zelfs in perioden van hoogconjunctuur.
Alles is niet zoo glad van stapel geloopen,
als men het in sommige kringen wel had
gewenscht en gedacht. Maar in Amerika is
de critiek altijd een sterke aansporing tot
het leveren van beter werk. Dat hangt sa
men met het Amerikaansche karakter: al
tijd records, altijd top-prestatie. Het gevaar
lijkste laten zich de werkstakingen aanzien,
die nu hier, dan daar uitbreken. Men wil ko
men tot de instelling van een wettelijk vast
gelegde stakingsovereenkomst.
Hierdoor zouden de arbcidssyndicaten ge
houden zijn, twintig dagen van te voren ken
nis te geven van hun plan, om tot staking
over te gaan. In dien tusschentijd wordt dan
over de zaak van gedachten gewisseld met
een scheidsgerecht, dat over groote bevoegd
heden beschikt
Stakingsvrijheid mag niet in het
gedrang komen.
De regeering en de verschillende bewape
ningscommissies hadden de hoop gekoesterd,
dat de stakingswetten buiten het geding ge
laten zouden kunnen worden. Daarvoor nam
men het gevaar'op den koop toe, dat plaatse
lijke organisaties munt zouden slaan uit den
tij del ij ken nood.
Inderdaad hebben zich overal kleine- sta
kingen voorgedaan, vooral in-de bedrijven,
die voor de bewapening werken. De geschil
len zijn alle weder spoedig bijgelegd en men
heeft zich er niet over te beklagen, dat de
arbeiders te veel probeeren om van de om
standigheden te profiteeren. Dat neemt ech
ter niet weg, dat de stakingen zeer hinderlijk
zijn. In het geheel zijn er enkele tienduizen
den arbeiders bij betrokken. En dat kan niet
zonder invloed blijven op de bewapening.
Men houdt ook in het oog. dat Churehill in
Londen heeft verklaard, dat „alles, wat Ame
rika vóór de maand Mei kan leveren, waar
schijnlijk veel meer waarde zal blijken te
hebben, dan wat later komt". Onder deze om
standigheden valt er niet te denken aan stij
ging van de productie zonder aantasting van
de stakingsvrijheid, die licht misbruikt zou
kunnen worden. Doch fiet is merkwaardig,
dat men het eerst gedacht heeft aan het ne
men van maatregelen tegen onwillige werk
gevers, in plaats van werknemers. Wanneer
zij geen blijk geven van den vereischten „goe
den wil" kan hun onderneming door den
staat verder gedreven worden, zonder dat zij
aanspraak kunnen doen gelden op schade
loosstelling.
Hoe staat het met den arbeider?
Hoe - staat het nu echter met den arbei
der? Het hangt hoofdzakelijk van hen en van
hun houding af, of er moet worden overge
gaan tot het uitroepen van een soort uitzon
deringstoestand. Een deel der Amerikaan
sche arbeiders is er van overtuigd, dat het
zijn eigen toekomst verdedigt, door voor de
bewapening van Engeland te werken. Deze
menschen zijn tot deze overtuiging gekomen,
onrdat zij zich voor de zaak op zichzelf inte
resseeren en dat doen zij over het alge
meen minder dan in Europa.
j Feuilleton
Eén roman
uit het hooge Noorden
Door Agathe Pogner
10.
Ik knikte. Ze zei, dat ze het gevoeld had.
Daarop echter boog zy diep haar blozend ge
zichtje.
,Ik geloof, dat ik je heel, heel... goed zou
kunnen lijden."
„Dat verhoede de hemel!"
„Vindt u het goed, dat ik morgen hier
terugkom
Het kind besefte niet, hoe ze mg in haar
deemoed folterde en beschaamd maakte! Ik
bood opnieuw mijn verontschuldigingen aan.
Daarop keek ze mij lang en ernstig aan om
tenslotte langzaam haar weg te vervolgen.
Ik keek haar na tot haar slank figuurtje zich
achter struikgewas aan mijn blik onttrok.
Had ik die kus nu gedroomd of werkelijk be
leefd? Wat had dat alles te beteekenen?
Ik dwaalde nog lang in het park rond. Pas
toen mijn voeten mij niet meer konden dra
gen, keerde ik huiswaarts. In het vale sche
merlicht maakte mijn woning den indruk van
een betooverd slot, dat slechts op de verlos
sende tooverformule wachtte om in zijn oor-
spronkelijken staat te worden hersteld.
In de hall zat Dobrez en keek mij met zijn
trouwe hondenoogen ernstig en verwonderd
aan. Ik trad op hem toe enstreelde zijn kop,
maar het dier verroerde zich niet; zelfs zijn
oogen bleven star. Toen begreep ik, dat hij
naar zijn meesteres verlangde. In deze minuut
werd Dobrez mij dierbaar, want hoe onstui
mig mijn hart naar zyn meesteres uitging,
zou ik niemand kunnen vertellen. Zelfs dit
papier kan ik het niet toevertrouwen.
's Nachts heb ik van Maria gedroomd. Het
was geen verkwikkende droom. Maria had
zich van mij afgekeerd en wilde niets meer
van mij weten.
99. Geluiden uit de aether.
1. „Zeg, kinderen, kunnen jul
lie mij misschien verklaren,
wat dit voor een geheim
zinnig apparaat is? Ik heb
het c :ns in een gestrand
schip gevonden, en ik heb
het voor kamerversiering
meegenomen."
2. „Dat is immers een radio
toestel? Bestonden die nog
niet, toen u nog in de be
woonde wereld leefde? Let
maar eens op!"
3. „Nou, ik bedank voor zo'n
helse machine! Anders is
het met de vrede hier met
een afgelopen!"
100. Op zoek naar fourage.
1. „Nu, tot ziens, jongens, ik
ga eens alleen een bezoek
brengen aan de wrakken!"
2. „De volgende keer mogen
jullfe met me mee, maar
ditmaal heb ik zoveel stuk
goed te vervoeren, dat voor
jullie in de boot geen plaats
meer is!"
De arbeiders is dus met hart en ziel bij zijn
werk en verheugt zich over het begin \an
de hoogconjunctuur, die natuurlijk gepaaid
gaat met hoogere loonen. Moet hij zich niet
gelukkig voelen, nu hij weder aan den slag
is en niet meer leeft van staatssteun, zooals
vroeger?
Doch meer en meer openbaart zich de ge
dachte. dat deze hoogconjunctuur niet van
blijvenden aard zal blijken, dat de bloei niet
kan voortduren, dat de geheele werkver
schaffing slechts een met kunst- en vlieg
werk opgetrokken gebouw is, dat vandaag
of morgen weder ineen zal storten. Deze on
zekerheid is het, welke zich als een droppel
alsem mengt in den beker der arbeidsvreug
de van den werkmaxi, die bij de bewapening
te werk is gesteld. Evenals de beurs in New
York gelooft ook hij, dat deze oorlog wel eens
plotseling een einde zou kunnen nemen, dat
de hemel weder blauw zal worden en de wol
ken verdwenen zullen zijn.
Het zijn vooral de nieuwelingen, die er zoo
over denken. Misschien komt dat wel door
hun levenswijze. De kleino stadjes, die plot
seling overvloeien van werk, kunnen al de
arbeiders en werkwilligen, die toeslroomen,
niet opnemen. Meestentijds komen zij zon
der hun gezin, moeten slapen in primitieve
bedden en steeds meer geld neertellen. Of
wel zij reizen op én neer. Er zijn arbeiders,
die dag in dag uit een afstand van tachtig
mijlen afleggen naar en van huis. Anderen
leven in „trailers", die zooveel mogelijk hui
selijk gemak in een zoo beknopt mogelijke
ruimte bevatten. Overal zijn ware trailer-ko
lonies ontslaan. Ook de regeering bouwt lood
sen voor tijdelijk onderdak.
Veel vrees voor werkloosheid schijnt voor-
loopig niet te worden gekoesterd. Minister
Stimson heeft immers gezegd, dat de be
wapening zou worden voortgezet, ook als
Engeland mocht verliezen? cn afgezien
daarvan, zal de regeering liever geld uitge
ven voor de bewapening, dan voor wcrkloo-
zensteun.
ASTHMA. BÓRST-
BENAUWDHEID.
waarby slym op de borst
vast zit, zal Abdijsiroop
de slijm doen loskomen ei
borst en keel verzachten
Vanouds beproefd by hoest
griep, bronchitis, asthim
AKKER'S
Zooals wij hebben gemeld, zal de Duitsclie
Evangelische kerk in Duitschland voortaan
van alle organisten een belofte vragen, dat
rzij zich in dienst van God zullen stellen.
Over deze belofte schrijft dr. J. Riemcns
in het Leidsch Hervormd Kerkblad o.m. het
volgende:
„Deze belofte is zeker niet bedoeld als een
soort van tuchtmaatregel, maar als een
doorvoering van het beginsel, dat ook de
kunstzin, die in het orgelspel en bij de be
geleiding van het gemeentezang tot uiting
komt, in dienst staat van den Gever van alle
goede gaven.
Het gaat ook eigenlijk niet aan. om bij
wat er in de kerk geschiedt, wanneer daar
een godsdienstoefening wordt gehouden, een
scheiding te maken tusschen den eeredienst
en hulpdiensten. Feitelijk hoort alles wat in
de kerk plaats heeft, tot de aanbidding
Gods, en moet alles dan ook een gewijd ka
rakter dragen, En daarbij neemt het orgel
spel, reeds vóór den dienst, een nicl geringe
plaats in. Het schijnt mij een zeer gelukkige
gedachte van de Duitsche Evangelische kerk
om den dienst der organisten in te schake
len bij den eigenlijken „eeredienst".
Welk een groot verschil maakt het ifit
of iemand, die het orgel bespeelt, met zijne
gedachten feitelijk leeft buiten het kerkelijke
leven cn het instrument alleen gebruikt
om zijn technische gaven te ontplooien, dan
wel of hij meeleeft met den dienst, of zijn
orgclsi>el zich onmiddellijk aansluit bij de
prediking van het Evangelie en staat in
denzelfden toon van blijdschap of stille be
de. schuldbelijdenis of lofverkondiging als
het gepredikte woord Wat kan er ook veel
wijding uitgaan van een voorsnel; we den
ken llierbii niet alleen aan het praeludium
vóór den psalm of het gezang, dat de ge
meente zingt, maar aan het orgelspel, als
de gemeente de kerk binnentreedt. Sommige
organisten maken dit praeludium zoo kort
mogelijk, omdat er dan zulk een gedruisch
in de kerk is; maar daar staat tegenover,
dat er honderden zijn. die gesticht worden
door plechtig orgelspel, wanneer zij Gods
huis binnentreden en andere tientallen, die
daardoor genoopt worden, niet met elkan
der vóór den dienst in allerlei gesprekken
te komen.
Als liet in den winter op 't orgel erg koud
is, begrijpen allen wel. dat de organist later
dan anders met het voorspel beeint: toch
lijkt het mij geen overmatige weelde, wan
neer althans tien minuten vóór kerktijd het
orgel praeludeert. In elk geval is het een
zonderlinge gedachte, als.zou alleen de ker-
keraad met de wijding van den dienst te
maken hebben, terwijl de organist en koster
en kerkcollectanten, als aangesteld door de
gemeente-commissie, zoo half- cn half daar
buiten zouden slaan. Neen! kllen die bij den
dienst behooren, staan als zoodanig in den
dienst van den Heer der kerk, en hebben
derhalve zooveel mogelijk, niet alleen for
meel (als zij een oogenblik hun functie uit
oefenen) maar met hun hart daaraan deel
te nemen.
De maatregel, die boven werd besproken,
verdient dus zeer onze sympathie. Alleen
zouden dan ook onze kosters met eenige
plechtige kerkelijke wijding hun dienst
moeten aanvaarden. Immers ook zij hebben
een groot aandeel.aan den eeredienst door
de wijze, waarop zij den buitenkant van
den dienst organisccren, opdat alles eerlijk
en met goede orde geschiede. Geen helper
in de kerk mag de allure aannemen, of hij
er. zoodra de eigenlijke dienst begint, eigen
lijk niet meer behoort. Hier is een gewichtig
beginsel van den bekenden psalmregel: „al
les moet Hem eeren"; een beginsel dat bij
den eeredienst niet straffeloos wordt veron
achtzaamd. Ook een beginsel, waarvan we
dankbaar erkennen, dat het in onze ge
meente vaak wordt toegepast."
DONDERDAG 27 MAART 1941.
Nederlandsch Programma.
Hilversum I. 414.4 m.
6.45 Gramofoonmuziek.
6.50 Ochtendgymnastiek.
7.00 Gramofoonmuziek.
7.45 Ochtendgymnastiek.
8.00 Dagopening. (Uitzending voorbereid door
het Vrijz. Prot. Kerkcomité).
8.10 Gramofoonmuziek.
8.30 Nieuwsberichten ANP.
8.45 Gramofoonmuziek.
10.20 Ensemble Amende.
11.00 Voor de vrouw.
11.20 Pianovoordracht en gramofoonmuziek."
12.00 Gramofoonmuziek.
12.20 Orgelspel.
12.42 Almanak.
12.45 Nieuws- en economische berichten ANP.
1.00 Bandy Balogh en zijn ensemble.
1.40 Amusementsorkest.
2.10 Voor de vrouw.
2.30 Amabile-sextet.
3.15 Weensch Philharmonisch orkest (gr.pl.).
3.55 Gramofoonmuziek.
5.15 N!euws-, economische- en beursberichten
ANP.
5.30 Omroeporkest en gramofoonmuziek.
6.42 Almanak.
6.45 Gramofoonmuziek.
7.00 Vragen van den dag (ANP).
7 Augustus.
Maria is vandaag niet gekomen. Ze is nu
al begonnen de oude vrouwen bij elkaar te
trommelen, die straks de bovenverdieping
zullen bewonen. Om het haar wat gezelliger
te maken, heb ik haar ook nog de beschik
king gegeven over een deel van het beneden
huis, n.1. het gedeelte rond den hoofdingang
en de groote vriendelijke hall. Klim en
Pascha moeten dan van den kleinen zy-in
gang gebruik maken, maar dat is voor hen
geen bezwaar. Vanmorgen heb ik den tim
merman besteld, die een kleinen scheidsmuur
zal moeten aanbrengen, öf Maria nu tevre
den is
Vanmiddag heb ik mijn geweren eens hij
elkaar gezocht om in den tuin schiet oefenin
gen te houden. Het was ongelooflijk, zooals
de honden daarbij te keer gingen. Zij dach
ten natuurlijk, dat we nu eindelijk op jacht
gingen en tenslotte zag ik me dan ook wel
genoodzaakt met die schietpartij op te hou
den.
Toen de avond viel, ben ik weer naar het
stadspark gegaan. Ik houd van dit plantsoen
met zijn hooge hoornen, die heerschzuchtig al
het zonlicht in hun takken opvangen en alle
paden in een geheimzinnig, vreedzaam half
duister hullen. Ik was nog niet ver gekomen
toen ik een jong meisje met een slank figuur
tje en twee blonde vlechten wachtend op en
neer zag loopen. Het was het meisje van de
boot. Ik wachtte niet, tot ze mij gezien had.
maar maakte haastig, dat weg kwam. Bij
het hek liep ik tegen Tit op. Hij nam me
direct onder ,-den arm en verzekerde me dat
het zijn kamer een genoegen zou doen mij
weer eens te zien. Ik verzekerde hem het
zelfde met betrekking tot mijn kamer en wij
gingen naai/mijn huis. We beleefden een .van
die mooie uren, waarin menschen, die goed
met elkander kunnen opschieten, slechts een
half woord noodig hebben om elkaar het
beste te zeggen.
Voor Tit vertrok, wilde hij persé weten of
ik myn moeder nog ging opzoeken.
.Waarom?" vroeg ik bijna grof. „Mijn
moeder en ik hebben elkaar nooit bijzonder
na aan het hart gelegen. Sinds zij yoor de
tweede maal getrouwd is. bestaat ze voor
mij niet meer."
„Misschien zal dat dan nu weer anders
worden."
„Daa voor is het nu te laat."
„Voor het goede is het nooit te Iaat. Je
moeder verlangt naar je. Dat heeft ze Maria
verteld, toen die de vorige week bij haar was.
Ze zou je graag weer eens zien, maar ze kan
niet weg. Je weet wel. dat ze een baby heeft
Die moet ze voeden."
Ik had onlangs uit een gesprek tusschen
Pascha en Klim. waarvan ik toevallig een ge
deelte opving, vernomen, dat mijn moeder,
die nu 45 jaar was. een jongetje had. Het
had me niet in het minst getroffen. Dat
vreemde kind liet me koud Maar nu ik hoor
de, dat zij dat kind zelf voedde terwyl de
kinderen uit haar eerste huwelyk een min
hadden gehad, werd ik zoo woedend, dat ik
Tit verbood nog een woord over mijn moeder
te spreken.
Hij nam weldra afscheid. Ik vergezelde
hem tot het tuinhek. Daarna vlijde ik mij in
het gras neer en staarde omhoog naar den
als zilver glanzenden hemel, luisterend naar
de geheimzinnige geluiden van den zomer
nacht, die van liefde en leed scheen te fluis
teren.
9 Augustus.
Myn nieuwsgierigheid was toch grooter
dan mijn toom. Ik had tegen vier uur 's mor
gens een driespan besteld om naar mijn moe
der te rijden. Nauwelijks had ik de stad
achter me, of daar strekte reeds de groote
woestenij, de toendra, zich voor mg uit. Ik
ken deze, als een groene zee golvende steppe,
waar een zoete en slaapverwekkende wind
waait en ik ken de taiga, het oerwoud, dat
heele dagreizen ver door geen menschelijken
voet wordt betreden. Met de toendra was ik
van jongsaf vertrouwd. Zij is zoo onvrucht
baar "en vlak als een land maar kan zijn.
Noch Lans had zij niets afschrikwekkends,
want boven haar koepelde een blauwe hemel
zoo groot en ver, alsof hrj de oneindigheid
overbrugde.
Om acht uur bereikte ik mijn plaats van
bestemming. Mijn moeder en haar echtgenoot
zaten juist aan het. ontbijt het was reeds
het tweede en zij trokken my direct aan
tafel.
Mijn moeder zag er zoo knap en stralend
uit, als ik haar nooit had gezien, toen zy
nog in mijn vaders huis woonde. En in haar
stem lag een warmte en een diepte, die mij
zeldzaam goed deden. Toon ze mij mei haar
lieve lach de gerechten aanreikte, begon de
Ijskorst, die jarenlang op myn hart had ge
legen, langzaam te smelten. Zoo hartelijk en
innig als nu was zij vroeger nooit geweest.
Na het ontbijt besteeg ik een paard om
met mijn stiefvader diens bezitting in oogen-
schouw te gaan nemen. Wat de man hier ge
presteerd" had om den onvruchtbaren bodem
te bedwingen, grensde werkelijk aan het
«•«nderbaarlyke.
Daarna liet hij mij zijn tamme rendieren
zien, die hij aan den dierentuin verkocht. Zij
leefden precies zoo als de ongetemde en men-
schenschuwe dieren in de toendra, slechts
met dit" verschil dat een hoog hekwerk van
7.15 Gramofoonmuziek.
7.30 Gramofoonmiiziek.
8.00 Nieuwsberichten ANP.
8.15 Spiegel van den dag.
8.30 Berichten (Engelsch).
8.45 Omroeporkest en solisten.
9.35 Gramofoonmuziek.
9.45 Engelsche berichten ANP.
10.00 Nieuwsberichten ANP, sluiting.
Nederlandsch Programma.
Hilversum H. 301.5 m.
6.45 Gramofoonmuziek.
6.50 Ochtendgymnastiek.
7.00 Gramofoonmuziek.
7.45 Ochtendgymnastiek.
8.00 Gramofoonmuziek.
8.30 Nieuwsberichten ANP.
8.45 Gramofoonmuziek.
10.00 Morgendienst. (Uitzending voorbereid
door de Christ. Radio-Stichting).
10.20 Gewyde muziek (opn.).
10.50 Celesta-ensemble.
11.20 Voordracht.
11.40 Celesta-ensemble.
12.00 Berichten.
12.15 Esmeralda.
12.45 Nieuws- en economische berichten ANP.
1.00 De Ramblers.
1.30 Omroeporkest.
2.15 Zang, piano en gramofoonmuziek.
3.00 Gramofoonmuziek.
3.30 Voo£ de zieken.
4.00 Gramofoonmuziek.
4.30 Voor de kinderen.
5.00 Christ. lectuur. (Uitzending voorbereid
door de Christ. Radio-Stichting).
5.15 Nieuws-, economische- en beursberichten
ANP.
5.30 Orgelspel.
6.00 Cyclus „Sport en lichamelyke opvoeding".
6.15 Amusementsorkest en solisten.
7.00 Persoverzicht voor binnen- en buitenland
(ANP).
7.15 Concertgebouworkest en solisten (Caecl-
lia-concert).
8.10 Nieuwsberichten ANP, gramofoonmuziek.
8.35 Vervolg van 7.15.
9.20 Prof. Dr. Willem Mengelberg 70 jaar.
9.40 Gramofoonmuziek.
10.00 Nieuwsberichten ANP, sluiting.
gevlochten gaas hen van de buitenwereld af
sloot. Zij hadden geen stallen of een ander
onderdak, clat eenige beschutting bood. Wan
neer het al te koud werd, kropen zjj eenvou
dig op een hoop bij elkaar. Hun honger stil
den zij met den jagel, welke zij met hun
horens onder het mos vandaan krabden.
Ik betuigde in een paar woorden myn
waardeering en reed terug, want nu gevoel
de ik werkeliijk behoefte een poosje alleen
te zijn met mijn moeder, die zoo buitenge
woon veranderd was.
Toen ik bij het huis voorreed, deelde een
meisje mij mede, dat zij in haar slaapkamer
was en den kleinen Anatol voedde. Zij liet
me verzoeken een cogenblik geduld te willen
hebben.
Ik had geduld. Ik wachtte vyf minuten,
het werden er spoedig \ien. Toen sprong ik
verontwaardigd van mijn stoel op. Als mijn
moeder door dat vreemde kind geen oogen
blikje voor mij over had, dan kon ik wel
weer gaan.
Ik liep naar buiten en beval den koetsier
onmiddellijk te vertrekken. Toen ik reeds in
den wagen zat, kwam mijn moeder opgewon
den het huis uit.
Arkadi!" riep ze, je wilt toch niet
weggaan zonder dat we nog een woord met
elkaar hebben gesproken!
Ik zou niet weten, wat we nog met el
kaar te bepraten hadden!
Ik verzoek je vriendelijk weer uit te
stappen
Ik kan niet. Ik moet naar de stad.
Als je moet, is het natuurlyk een an
dere kwestieDan wensch ik je goede
reis.
Dank u!
Als mijn moeder nog een enkel woord had
gezegd, zou ik uit den wagen zijn gespron
gen en pp haar toe zijn gesneld, maar dat
woord, waarop ik wachtte, bleef onuitgespro
ken. Daarom gaf ik den koetsier een wenk.
De drie paarden, draafden, dat het een lust
was. Zij dampten en zweetten.
De zon stond nu hoog aan den hemel. On
barmhartig brandden haar verzendende stra
len op ons neer. Ik slikte bergen stof. Maar
meer nog dan hitte en stof. kwelde mij de
gedachte, dat ik mij als een kwajongen had
aangesteld en dat ik nu het vreemde kind,
om wien ik tenslotte deze onverwachte reis
had ondernomen, nog niet eens had gezien.
Wordt vervolfjd.)