URK.
MODE
REVUE
Pekzwart en geelgesnaveld
Het Haagsche
Bosch
verandert
Zaterdag 3 Mei 1941
Vierde blad
Uit de natuur
£>.e meAet, gxmg&i, iuui de tw-ee
icKetrieJiinqjtn
door J. K. 8.
Duel.
Op het frischgroene gazon onder de pur-
per-overwaasde iepen in het park, waar de
crocussen hun gele en paarse kelken wijd
openzetten in 't gouden zonlicht, wipt een
zwart vogelfiguurtje. Opeens houdt het in,
Ékop gaat scheef, aandachtig-luisterend
at het zoo even doodstil, dan pikt de hel-
e snavel stevig in den grond. Ja, hij heeft
t en nu begint er 'n allerkoddigste trek-
partij, die aan touwtrekken doet denken. De
merel hangt achterover en steunt op z'n
staart. Rustig trekt hij door. De worm ver
liest het toch tenslotte, al heeft het soms
heel wat voeten in de aarde, want die regen
worm heeft aan elk van de vele lichaamsrin-
gen eigenaardige hoornige borstelharen
hij behoort tot de orde der borstelwormen
die normaal bij de voortbeweging dienst doen.
Zet 'n worm maar eens op een krant, dan
kunt ge hem hóóren loopen, doordat die bor
stels op het papier een ruischend geluid ma
ken b(j 't verplaatsen. In de laatste oogen-
blikken van z'n leven komen die borstels hem
uitstekend van pas, want nu kan hij zich stevig
in z'n gang vastdrukken. Maar de strijd is
tè ongelijk en meestal delft hij we) het on
derspit. Of misschien toch niet heelemaal,
want meestal breekt hij doormidden en hoe
vreemd het ook klinkt dat is voor dien
worm nog niet de slechtste oplossing, want
de overblijvende helft regenereert de rest èr
wel weer bij. Zelfs al bleef er maar één ring
van zoo'n wormenlijf over, dan zou na ver
loop van tijd toch uit dat eene lid weer een
gave worm gegroeid zijn.
Het menue.
Nu moet ge vooral niet denken, dat de me
rels uitsluitend wormen verorberen. Met een
volharding, een betere zaak waard, kunt ge
ze bezig zien het harde huis van een huisjes
slak stuk te hameren op 'n steen, maar dit
doen ze mèer wanneer Schraalhans keuken
meester is. Anders is de tafel immers rijk
genoeg gedekt en die vette naaktslakken ge
ven immers veel ninder moeite! En dan alle
insecten en larven. Wanneer je met je snavel
zoo'n hoop dorre bladeren uit elkaar smijt,
dat ze rond je kop stuiven, dan moet je eens
zien wat voor eetbaars daaronder zoo al
valt te ontdekken!
Maar afwisseling van spijt doet eten en na
diepgaande entomologische studie in den zo
mer, smaken in den herfst de sappige ker
sen, appels en bessen, vooral aalbes en kruis
bes, dubbel lekker. Ook vlier- en lijsterbes en
de bessen van Geldersche '•oos hebben altijd
veel aftrek bij de zwarte lijster, zooals de
merel in den volksmond wel wordt genoemd.
En .oo komen 'w als vanzelf weer op dat
beruchte chapiter van nut en schade. Nu, de
schade, door de merels aan ons beroemde
Hollandsche fruit toegebracht, wordt meestal
schromelijk overdreven. Hoeveel schadelijke
insecten ruimt het beestje wel op, om van
de andere goede, en plezierige eigenschappen
te zwijgen. „Every cloud has a silvery line"
en Thijsse zegt dan ook in zijn „Vogelboekje"
terecht: „Geen enkele soort ir uitsluitend
schadelijk, en zelfs de allernuttigste begaan
van tijd tot tijd wel' eens een kleine pekel
zonde, vooral wanneer het aankomt op
zcet, onrijpe erwtjes of lekker fruit". De me
rel is dan ook gelukkig i ons land beschermd
alt ïans theoretisch; helaas leert de practijk
nog wel wc anders!
Ja, die' andere plezierige eigenschappen
dan maar, want over nut en schade is toch
al genoeg geredetwist.
Zanger van de schemering.
Van een van de plezierigste eigenschappen
van de gieteling zoo heet hij in Groningen
en Gelderland geniet ia volop, terwïjl ik
dit schrijf. In de buurt zit er een te zingen,
terwijl langzaam de avond valt. Er waast nog
wat zongoud over de daken der huizen, een
weerhaan vangt nog een veeg en glinstert
tegen de jjlblauwe lucht. De schaduwen groeien
tusschen de huizen en in de tuinen. De
avondster begint te flonkeren aan den snel
donkerenden hemel. En in die groeiende
schemering zingt de merel zijn weeke, afge
ronde zang, telkens uithalend-juichend, maar
toch wat weemoedig.
Hebt ge nog geluisterd
naar de merelaan,
's avonds a:s het duistert,
als de sterren staan?
Zoo dichtte Gezelle, die, na met ontvanke
lijk hart lang en aandachtig te hebben waar
genomen, de dingen zoo scherp weet te zeg
gen.
Er gaat van het voile, zuivere psalmo
dieeren van den merel een zeldzame, moeilijk
te beschrijven bekoring uit. Iemand, met
wien ik eens een gesprek over den merelzang
had, zei ervan: „Wanneer ik naar dien me
relzang luister, komt er altijd een groote,
diepe vrede in me, die me verzoent met alle
drukte van alle dag en al het geraas en ge-
jaag van dezen enuwsloopenden tijd; het
maakt, dat ik het leven weer aandurf en het
geef' me den moed om toch weer aan te
pakken".
En, wat ook zoo fijn is, ze beginnen zoo
vroeg in het jaar. Als het loofhout nog kaal
staat en het struikgewas nog ternawernood
begint te botten, begint hij al te repeteeren,
schijnt hij al te voelen, dat ove: enkele we
ken een nieuw getij aanbreekt, een nieuwe
•lente openbarst uit knop en schub. In Fe
bruari is er nog geen fleurig, kleurig ver
toon van bloem en blad, er hangt warempel
nog geen teer pril-groen waas over de hoo
rnen, ipaar de merel zingt, en 't is als een
rijke belofte van komende lente-pracht en
zomerwarmte, al is het dan nog niet het
rijpe, gedragen zingen van later.
Honkvast.
En dan te bedenken, dat diezelfde merel,
die nu in dorpen en steden een heel gewone
verschijning is, een goede eeuw geleden nog
vrij zeldzaam was en op eerbiedigen afstand
van de beschaving en al wat daarmee annex
is, een menschenschuw bestaan leidde in
dichte, eenzame bosschen. In den loop der
jaren heeft hij ontdekt, dat het bij de men-
schen zoo kwaad nog niet is, en terwijl veel
vogels, dank zij de voortschrijdende cultuur,
verlies boeken en achteruitgaan in aantal ,is
de merel de cultuur niet ontweken en heeft
ermee gewonnen.
Hoe goed het hem bevalt, blijkt ook wel
uit het feit, dat slechts weinigen ons ver
laten als het barre getij in aantocht is. Bij de
ringproeven kwamen slechts enkele terug
meldingen binnen rit Engeland en Frankrijk.
Wel wordt ons land regelmatig door merels
uit Noordelijker landen bezocht, vooral in
October en November, warneer trekkoorts de
vogelscharen bevangt. In geweldige aantallen
trekken ze dan soms door in losse wolken.
Benden merels, koperwieken, zanglijsters en
kramsvogels uit Scandinavië en de Baltische
landen, een indrukwekkend gezicht. In dien
tijd is het slijpend „srrie-ie" 's avonds boven
de stad heel vaak te hooren. Vroeger dacht
men, dat het licht van dt steden dat roepen
der trekvogels veroorzaakte, maar men heeft
in den voorbijen herfst kunnen waarnemen, dat
ondanks de verduistering de trekroepen
evengoed klonken in de donkere, sterlooze
nachten. Zoodat zij, die meenen, dat het roe
pen dient om bij elkaar te blijven, wel .eens
gelijk konden hebben.
In den broedt' ;<1.
Hebt ge in Uw tuin een muur of schuttinp
dicht begroeid net klimop, dan zyt ge een t<
benijden mensch, want dan hebt ge kans nadc
kennis te maken met den merel. Dergelijke wii
dernissen kiest hij graag als broedplaats, en
ook dicht struikgewas, takkenbosechen en
ruigte. Eerst bakkeleien de diep-gitzwarte
mannetjes_om zoo'n roetbruin, gevlekt wijfje,
waarbij ze elkaar druk-schetterend „tjakke-
tjakke-tjakke-giet-giet" achterna zitten. Ver
volgens begint het aanbrengen van nestmate
riaal en het bouwen aan het nest, een stevig
bouwsel, heelemaal geen revolutiebouw; ge
wapend beton tot binnenlaag, fijne worteltjes,
grasjes, mos, dor blad en takjes, vermengd
met klei en slijk. Op 'n morgen is 't bouwsel
voltooid en niet lang daarna komt 't eerste,
nog natte ei erin, blauw of blauwgroen met
geelbruine vlekjes besprenkeld. Dat kan al in
Februari of Maart zijn. Veertien dagen later
rolt 't jonge goed de wereld in. Meteen worden
de ouden een en al activiteit, want duizend en
een gevaren omringen de ier of vijf jongen,
en de eerste duizend zijn belichaamd in katten,
die meer dan eens kans zien hun klauwen in
zoo'n sappig-jong mereltje te slaan. Voort
durend klinkt het fel-metalen alarmsein van
de ouden „tsienk-tsienk", vooral als het on
ervaren grut op 't punt .van uitvliegen staat.
Veertien dagen, en de jongen drijven op eigen
wieken de zonnige wereld in. De ouden stich
ten opnieuw een gezin, en meesta' laten ze
't bij die twee keer ook nog niet, zoodat me
rels met jongen in Augustus geen zeldzaam
heid vormen.
Behalve zanger van de avondschemering is
de merel ook vooral zanger van de ochtend
schemering, dat zult ge ontdekken als ge zoo'n
nestelend merelpaar in Uw omgeving hebt. In
de volheid van het getij zingt hij natuurlijk
ook overdag. Het liefst hoor ik toch wel in
een van de belde schemeringen het wonderlijk-
zuivere fluiten van den merel.
Verder signalement.
De eeitige vogel, waarmee de merel ver
ward zou kunnen worden, is de spreeuw.
Maar het kleed van de merel is diep-gitzwart
(waartegen de felgele snavel, soms bijna
oranje, heerlijk afsteekt) en aan die kleur
dankt hij allerlei namen: zwarte lijster,
blackbird in 't Engelsch zwarte vogel)
en in 't Fransch merle noir (zwartmerel,
meer te onderscheiding van hun merle bleu,
de blauwmerel, die in Z.-Europa voorkomt).
Het gespikkelde pakje vai. de spreeuw geeft
al direct een belangrijk verschil. Bovendien
wipt de merel, soms met krachtige, veerende
sprongen; ,.e spreeuw loopt, vrij onelegant,
schommelen is het meer. En nog een ver
schil de merel heeft een vrij lange staart,
die hij zelden stil houdt, de spreeuw maar
een vrij korte.
Gewapend met deze kennis komt ge er
wel uit. Dan ontdekt ge zelf nog wel meer
DE OUDEREN HEBBEN TEGENZIN IN
DE TOEKOMST.
(Van een bijzonderen medewerker.)
Op het IJsselmeer, dat zich voor me
uitstrekt, zie ik de groote plofbotters
varen. Zeilen doen ze. Want de mo
toren hebben geen olie meer. Dat is
een machtig mooi gezicht zoo'n bot
ter op de groote zee. Dat is écht. En
die kerels, met hun verweerde ge
zichten, die er uitzien alsof ze ner
gens bang voor zijn, ktinnen zeilen.
Laat de stormen maar komen. Ze zul
len hun schip veilig thuis brengen.
Ik zie de botters en ik hoor het ruischen
van de zee, die zijn lied zingt, dat al zooveel
eeuwen oud is. De golven spatten uiteen op
de steenklippen, alsof ze leven in voortdu-
renden strijd. Maar ik weet wel beter: ik
weet dat ze de groote vriend is van Urk, al
eeuwen lang zijn die twee kameraden.
Want eeuwen lang hebben de Urkers de
zee bevaren en hun brood uit de diepte er
van opgehaald. De zee heeft steeds gegeven....
Helaas, ook genomen. Want als in storm
nachten tijdens gierende windvlagen de dood
over de ziedende zee waarde.... als de botters
in strijd waren met de woedende elementen
der natuur, en de arme drommels, die op
't schip waren, vaak tot hun middel in het
water stonden... dan gebeurde het zoo licht,
dat het iemands laatste reis was.
verschilpunten, Kooals in het zingen van die
twee.
Dan zult ge ook wel met me eens worden,
dat het zeker de moeite loont om op het
boeiende gedrag van de vogels wat beter te
letten!
en de schoonheid van
Europa's grootste dorp
HET BOSCH OUDER DAN DE
STAD.
(Van onzen Haagschen correspondent).
Nederland is anm aan bosschen; ten hoog
ste 9 procent is met bosch bedekt. Voegde
men al onze bosschen bijeen, dan had men
nog niet heelemaal de oppervlakte der pro
vincie Noordholland! I-Iet is niet altijd zóó
geweest, dat Nederland bijna geheel akker
land. moestuin en weiland was. integendeel
ook hier zijn. lang geleden, schier einde-
looze wouden en bosschen geweest, waar
aan vele plaatsnamen in streken waar nu
geen boom. ouder dan 20 jaar meer staat.
de# herinnering nog bewaren: Wou brugge.
Reïnsaterswoude. Staphorst Kerkrade (rade
rode-rooi) en zoo meer. Reeds in. de Middel
eeuwer) moesten op vele plaatsen de boo-
men voor de menschen wijken, althans op
■ie lagere gedeelten, en deze onthossching
ging zóó snel. dat reeds in de tfie eeuw be
perkende bepalingen werden uitgevaardigd.
Zoo moest men in Friesland voor elke twee
omgehakte eiken er drie in de plaats zetten.
Om ons nu verder tot Den Haag te bepa
len: Keizer Karei liet in 1536 het Voorhout
met zijn dubbele rijen linden beplanten,
welke hij in 1539 reeds moest beschermen
door een plakaat tegen plantsoenschenders.
Wie Den Haag kent. kent het Haagsche
Bosch; zeker niet het grootste bosch in Ne
derland het is ongeveer 100 H.A. maar
buiten kijf een der mooiste met zijn tal
rijke statige beuken, waarvan de stam
aan een rijzige zuil doet denken, en zijn
schilderach tïge vijvers.
Het Haagsche Bosch is oud, ouder zelfs
dan de stad. De Graven van Holland kwa
men er juist door het mooie bosch toe om
hier hun jachthuis te stichten. Weldra be
viel het hun hier zoo goed, dat zij hun
vast verblijf hier vestigden, hetgeen het be
gin was van 's Gravenhage. Zij zorgden
voor bet onderhoud van het Bosch, dat toen
overigens wel wat grooter was dan nu, en
lieten bijzonder toezicht houden. Later, se
dert 1517 nu dus 425 jaar geleden
was het Bosch met hekken en poorten af
gesloten, waarmede het ongerepte natuur-
idée verviel. Die hekken zijn al -lang weer
verdwenen maar het Bosch is gebleven, al
heeft het een paar maal slechts een haar
gescheeld.
Zoo droegen de Staten van Holland in
1575. toen de muitende Spaansche troenen
de stad bijna geheel hadden leeggeplunderd
en verwoest, aan het Domeinbestuur op.
om het Haagsche Bosch te verkoonen. De
schatkist was finaal leeg en men rekende
op een goede opbrengst van den houtop-
Maar ieder jaar lokte de zee.
Maar toch is ieder jaar de vloot weer uit
gezeild. Ieder jaar weer lokte dé zee. Want de
zee blijft hun lokken. De Urker is in zijn ele
ment op het water. Het vrije leven! Van
'sMaandags tot Zaterdags, 'sZondags niet'
Dan ligt de vloot thuis in de haven. Dan
rusten ze en ze wijden die dag aan God en
aan hun gezin. Kom aan den Zondag en je
komt aan den Urker zelf.
Maar in de week is het hard werken. En
dat is in vroeger jaren altijd zoo gegaan. Dan
werd in Maart, de voorjaarsharing gevangen,
die zoo goed betaald werd. Dan was het hier
druk. Zoo is het gegaan, ieder jaar weer.
Tot
28 Mei 1932. De Vlieter gesloten. Een dag
van vreugde Een reuzenwerk was tot stand
gebracht. Een werk, dat ver over de grenzen
besproken werd. Nu was de verbinding tus
schen Holland en Friesland tot stand ge
bracht. Nu was het groote pleit beslecht.
Een dag van rouw! Want het sluiten van
de Vlieter beteekende het stuiten van de
vischstroom. Nu was de visscherij ten onder
gang gedoemd. Het was gedaan met de ha
ring en de ansjovis. En op de schepen wap
perde de vlag halfstok De visscherij was
dood. De visch die goud waard was zou niet
meer binnen kunnen komen.
Het gevolg ziet men als men thans
in 't voorjaar over de haven van Urk
loopt. Dan ligt de vloot werkloos. Ze
wacht. En in lange rijen liggen ze
aan den havenkant. De zeilen netjes
toegedekt. Twee, drie touwen zijn
naar de wal gebracht. En de vigschers
denken aan vroeger.
Andere visscherijen.
Gelukkig, zoo donker als de visschers in
't begin den toestand inzagen, is het echter
niet. Want, nieuwe visscherijen zijn opgeko
men. De afgeloopen zomers is er zooveel pa
ling in het IJsselmeer geweest, dat het ds
stoutste verwachtingen overtrof. En optimis
ten zeggen, dat er in de toekomst nog nieer
paling komt.. Gelukkig hebben veel visschers
met de palingvisscherij een stuk brood ver
diend. En thans vaart de vloot uit, zooals wa
in een vorig artikel reeds hebben geschreven.
Nog een andere visscherij is in opkomst.
De snoekbaarsvisscherij. Het is een daad van
groote beteekenis geweest toen geruimen tijd
geleden die snoekbaars in het IJsselmeer
werd uitgezet. Er schijnt ook in die visscherij
toekomst te zitten. Deze maanden is het het
"gesloten seizoen voor de snoekbaars. Maar
over enkelen tijd zal ook die visscherij weer
beginnen. Reeds nu hoopt de visscher op
goede vangsten. Want in de afgeloopen
maanden zijn veel onkosten gemaakt. En die
moeten betaald worden!
De toekomst van Urk zal anders worden.
Urk, de terp in de zee, zal aan de eene kant
zijn macht over het water verliezen. Want
reeds strekken twee groote dijkarmen zich
uit naar het vaste land om een nieuwe toe
komst aan te grijpen. Reeds daalt het wa
ter in den Noordoostpolder. Terwijl het ge
maal bij Lemmer reeds geruimen tijd werkt,
is dezer dagen ook dat bij Vollenhove in ge
bruik genomen. En over enkele maanden
hoopt men ook klaar te zijn met het gemaal
bij Urk. En dan zal het nog slechts een
kwestie van eenigen tijd zijn. De zee zal ver
dreven worden en het land gemaakt. De
visschen zullen plaats moeten maken voor
boerderijen. Maar van den Urker, die thans
visscher is, maakt men nooit een boer. Hij
verkiest het vrije leven boven boerenarbeid
en de zee boven land.
Kiezen of deelen.
Toch zal de jeugd moeten kiezen of deelen.
Reeds thans is op Urk een landbouwonderwij-
zer benoemd, die de belangstellenden „boe
renkennis" bij zal brengen.
Pessimisten.
De oudere generatie ziet al deze ver
anderingen met leede oogen aan. Ze
kan zich niet schikken in al die din
gen. En het doet haar hart pijn, dat
Urk „Urk" niet blijft. Geef Urk de
zee, zoo zeggen ze, en we zijn tevre
den. Voor hen beteekent de toekomst
een loslaten van de oude zeden en
gewoonten. Het is alsof een band, die
de Urkers eeuwen door samen heeft
gehouden, los zal springen.
En nü vooral voelen ze dat. Die toekomst
lijkt zoo dicht nabij. En nu de „oude tijd"
hen schijnt te ontvallen, is het, alsof het
mooie wat er is, hen dubbel schoon lijkt.
Want het is een mooi leven. Een leven met
karakteristieke gewoonten.
Hoe lang nog?
stand. Tenslotte mocht Den Haag zelf be
slissen: óf 6000 ponden betalen binnen 10
dagen, óf het bosch omhakken en voor
timmer- en brandhout vérkoopen. Het dorp
was echter door allp oorlogsellende doodr
arm en op den achtsten dag van dezen
termijn werd het opnieuw geteisterd door
aardbeving en storm. Men zag geen kans,
aan geld te komen en vroeg uitstel, waar
na Den Haag tenslotte met zeer zware of
fers het Bosch nog op het nippertje wist
te behouden. Een groot deel van het geld
werd in mindering gebracht voor reeds
eerder opgebrachte gelden voor de gemeene
zaak en voor de klokken uit den Sint Ja-
cobstoren, welke reeds afgestaan waren
voor de geschutgieterij te Delft Zoo moest
nog duizend pond contant betaald worden
en dit bedrag beeft de burgerij toen nog
bij elkaar kunnen schrapen.
Hiermede was het Bosch en daarmede
een belangrijke factor voor Den Haags aan
trekkelijkheid. gered! Ook toen reeds was
men zich hier van Den Haag's schoonheid
bewust, want toen Delft in Mei 1575 voor
stelde om Den Haag maar met den grond
gelijk te maken, omdat zijn open ligging
een te groot aantrekkingspunt voor den vij
and opleverde, heeft de Haagsche Magi
straat in haar verweerschrift aan de
Staten o.m. ook gewezen op „die Schoen-
hevt ende plavsance der voorschreven
T-Iaée als een prieëel die hare ghelijcke in
Europa nvet en heeft."
Vraag het den echten Hagenaar en bij
zal U zeggen, dat het zoo tot den huldigen
dag gebleven is!
Links:
EEN PAAR PRACHTIGE
HANDSCHOENEN.
BfJ het fleurige kleurige voor
jaar behooren ook kleurige
handschoenen. Wat denkt U
van lichtbruine wildled.eren
handschoenen met rood afge
werkt?
Rechts:
EEN VLOTTE
SPORTBLOUSE.
Een blouse, welke bij deze
handschoenen past. Zij is ver
vaardigd van zware zijde, in
lichtbruine en roode tinten.
Het model maakt zeer jeug
dig, staat iedere moderne jon
ge vrouw. Opvallend zijn de
twee groote tasschen, de bree-
de revers en de korte mouwen
(Foto's P.I.R)