Nieuw
Raadsel
Wat Hansje gaf voor
Moederdag
MENEER LEESGRAAG VINDT FLUITEN
EEN PLAAG
ïitilt {ongavi en metijei,!
Deze week had ik een hele boel dankbetui
gingen in ontvangst te nemen van m'n puzzle
vrienden. En wel naar aanleiding van... het
makkelijke en fijne raadsel. Het schijnt bij
zonder in de smaak gevallen te zyn. Nu, dat
doet me plezier en ik zal proberen meer van
die raadsels te vinden.
En dan klagen een heeleboel anderen over
dat akelige weer. Het lijkt niks op lente, zeg
gen ze en de noordenwind blijft maar blazen.
Tjaaaaadaar is wel iets van aan. Maar
vrienden, wanhoop niet. Eens wordt het toch
weer echt lente en dan halen we de schade
dubbel en dwars in. Reken daarop!
De prfls werd deze week gewonnen door:
ANNIE SPEETS,
Dorpsstraat 17,
Warmenhuizen.
En nu de briefjes:
Grietje Maigret, Schagen. Ja Grietje, de
leeftijd moet ook steeds in het briefje ver
meld worden. Dat is daarvoor, dat als je de
prijs wint, de Kindervriend weet wat voor een
boek je moet hebben. Begrijp je? Jammer,
dat je poëziealbum vol is Grietje. Anders had
ik er nog een versje in kunnen schrijven. Nu
gaat dat dus niet meer.
Neeltje Wondt, Nieuwe Niedorp. Neeltje
schrijft me dat ze 8 Mei 11 jaar geworden is!
Dat heb ik niet geweten, maar ik feliciteer
je alsnog. Ik 'ees dat je een goede verjaar
dag hebt gehad. Nu, daar bof je bij. Ik denk
dat alle mensen dat in deze tijd niet kunnen
zeggen. Maar... het is je gegund hoor.
Brlna Verhage. Wat hebben we nu aan
de hand Brina...! Wist jij nog niet, dat je
met het oplossen van de raadsels een boek
of een taart kunt winnen? Nu, het is zoo.
Zodra je de prijs hebt gewonnen krijg je een
boek gestuurd. En de eerste Vrijdag van de
nieuwe maand mag je zeggen wat je wilt:
een taart of een boek.
Brechtje, Ieke en Gerrie van der Wal,
Nieuwe Niedorp. Natuurlijk vind ik het
uitstekend jongens, dat jullie samen schrijven
om postzegels uit te sparen. Ik begrijp heel
goed, dat die kosten niet meer voor iedereen
te betalen zijn. 'Jammer van Ieke, maar...
volgende keer beter. Gerrie bofte!
Annie Gré Keesman, Kolhorn. Pijn
Annie, dat jij en Jaap overgegaan zijn. En
dat nog wel met zulke prachtige cijfers. M'n
compliment hoor. Ik hoor dat vader jullie fijn
verrast heeft. Wat een cadeau, zeg! Zoveel
kreeg ik heus niet toen ik zo oud als jullie
was. Maar... het was verdiend, dat geef ik
toe! Dag.
Hilda Bestevaar, Schagen. De Bloemen-
cantate is geslaagd hè, Kilda? Dat heb ik
gehoord. Dat Anneke paddestoel was wist ik
niet. Maar wel dat jullie je best geamuseerd
hebben. Allemaal. Het boek „Kruimeltje" heb
ik zelf thuis. Dat is een verbazend leuk jon
gensboek, maar ik denk, dat meisjes het min
stens even graag lezen als de jongens. Is dat
niet zo? Dag Hilda!
Piet van Ham, Anna Paulowna. Ja Piet,
en dat was heus waar, dat ik 2 2 ons cara-
mels per dag opsnoepte, omdat ik zo'n vies
dankje moest slikken. Ik ril er nog van als ik
er aan denk. Nee, ik denk dat ik voorlopig
maar niet weer ziek word...
Coba van Ham, Anna Paulowna. Coba,
nu was de brief uitstekend in orde. Zo zie je
maar: je kunt het wel! Dat veulentje van jul
lie zou ik graag eens willen zien. Ik zal pro
beren eens de kant van jullie op te komen,
Wanneer dat zal zijn... dat weet ik niet. Ik
kan heel moeilijk in deze tijd afspraken
maken.
Makie en Wim Boontje, Schagerbrug.
Zo, hebben jullie gelijk gevoetbald tegen
Schagen? Nu is het dus onbeslist gebleven.
Wanneer wordt de wedstrijd overgespeeld?
Zet dan je beste beentje voor Makie en zie
het van die Schager jongens te winnen! Of
schoon die ook van zessen klaar zijn.
Trien Tysen, Wieringerwerf. Was het
raadsel naar je zin Trien? Dat doet me ge
noegen, want heus, ik vind het dikwijls heel
erg jammer als ik mopperende vrienden èn
vriendinnen krijg, die de raadsels of te moei
lijk of te makkelijk vinden. Hoe was het in
Anna Paulowna? Zeker wel naar je zin hé?
Bep T^sen, Wieringerwerf. Niet veel
nieuws stond er in je brief Bep, maar... toch
was het een gezellige brief. Dat komt omdat
jij slag hebt, in zo'n brief een genoeglijk bab
beltje te maken. Had die poes in de schuur
ao'n honger? Nu, dat heb jg dan met de melk
verholpen. Tot volgende week Trien!
Wim Mantel, Nieuwe Niedorp. Ik lees
dat je naar de derde klas bent overgegaan
Wim. Dat is fijn, kerel. Gefeliciteerd. Je brief
was anders wel heel klein van de week. Is
het volgende epistel groter?
Geerie Kuiper, Moerbeek. Dank voor je
aardige brief Geerie en... ook dank voor dat
gene wat je bij de brief stuurde. Daar was ik
heel erg verrast mee, dat kun je je wel in
denken, zeker. Wil je moeder vooral heel
vriendelijk bedanken. Witlof lust ik wel. En
graag ook. Het is, net zoals moeder zegt, een
best en gezond eten. Nu Geerie, tot volgende
week maar weer.
Gerrie van 't Oever, Brcezand. Dat
dacht ik wel Gerrie, dat het versje door een
ander geschreven was. Kijk, dan mag ik het
maar niet zo zonder meer in de krant op
nemen. Dat is wettelijk verboden zelfs. Deed
ik het per ongeluk toch, dan zou ik misschien
nog in de gevangenis raken. En dat staat me
voorlopig nog niets aan. Begrijp je? Tot vol
gende week!
Keesje Visser, Leeuwarden. Dat was fijn
Keesje, dat je zo mee mocht helemaal naar
Schagen. Ik lees, dat de jongens in Schagen
het leuk vonden je weer eens te zien. Nu, dat
kan ik me voorstellen. Het is vast en zeker
een onvergetelijke dag geweest.
Annie Speets, Warmenhuizen. Zo, wat
lees ik daar allemaal Annie? Je hebt school
moeten blijven en je bent te laat thuisge
komen. Nu, jij hebt zeker de lente in je hoofd.
Anders begrijp ik er niet veel van. Of ik van
zwemmen houd? En of! Ik kon al zwemmen
toen ik 7 jaar was en ik doe het nog iedere
zomer. Een fijne sport!
Dieuwertje Schouten. Ik zal met die
naam van jou rekening houden. Jq, de brief
wordt wel duur als er een postzegel van een
dubbeltje op moet. Dat ben ik met je eens.
Maar ik heb nu in ieder geval gezien hoe
ftardig jij tekenen kunt. Kranig hoor!
Jan en Tryntje Komduur, Kolhorn. Kijk
Trijntje, jullie zijn met z'n vijven en ja... dan
moet je wel eens zo een enkele keer oppas
sen. Dat je dat niet altijd even leuk vind...
dat begrijp ik wel, maar ik zou het maar
doen met een vriendelijk gezicht. Je helpt op
die manier moeder, die zo'n hulp best ge
bruiken kan.
Geerie Muntjewerf, Schagen. Ja, de
Pinkster- en boterbloemen gaan bloeien, dat
heb ik ook gezien. Dat zijn van die echte
zomerbrengers. Het zal nu toch wel niet lang
meer duren of we hebben zomer. Leuk om
moeder zo te verrasen met Moederdag. Wat
zal ze dat geweldig op prijs gesteld hebben.
Fop, Mariètje en Klazlen Eriks, St. Maar-
tensvlotbrug. Heeft Petten met 62 van
jullie gewonnen...? Dat vind ik, neem me
niet kwalijk, nogal dikke cijfers. Ik dacht,
dat de jongens van de Vlotbrug beter voet
ballen konden. Dat er in Petten van die keien
zitten, dat was bekend. Maar dat de Vlot-
bruggers zich zo hebben laten inmaken... nee
dat valt me tegen. Wanneer komt de revan
che wedstrijd?
Koosje Bregman, Schagen Was jij made
liefje in de Cantate, Koosje? Nu, ik zou je
wel eens gezien willen hebben als lentebloem»
Lente... wat een fijn woord is dat. Gelukkig
wordt het weer nu wat prettiger. Het bleef
maar koud. Alle dagen. Je rapport ziet er
keurig uit, Koosje. En met rekenen krijg je
wel een hoger cijfer de volgende maal. Let
maar op.
Aafje Spaans, Schagen. Zwemmen is een
van de fijnste sporten die er bestaat. Dat ben
ik met je eens Aafje. En... een van de ge
zondste sporten. Daar wordt je sterk van. Er
ia maar één bezwaar aan verbonden en wel,
dat je na zo'n zwempartij altijd wel 10 boter
hammen lust. En... daar zijn niet genoeg bon
nen voor.
Tiny Koorn. Nieuwe Niedorp. Tiny is
verhoogd en zit nu in de vijfde klas. Fijn
Tiny, en... wat heb je een keurig rapport
thuisgebracht. Allemaal 7en en 8en. Nu,
daar maak ik je m'n compliment voor. Dat
heb je kranig gedaan. Volgend jaar ook zo,
hoor!
Ato Vader, Callantsoog. Ja, die mensen
uit Den Helder hebben het soms heel zwaar
Ato. Vertel me er maar niets van, ik weet
het wel. In kippenboeten zitten ze ook al.
Wat een nare toestand toch. Leuk, dat je
me dat geheim verteld hebt. Nee, ik praat er
niet over. Stel je voor. Dat blijft onder ons.
Jan-Piet, Nel, Tryntje en Betsie Hoenson,
Barsingerhorn. O, o, o... wat dom van me
om Jan-Piet met Nel te verwisselen. Ja, na
tuurlijk, Jan-Piet is nog niet naar school. Dat
wist ik trouwens ook wel. Nu, ik zal
voortaan beter uitkijken, hoor. Dat beloof ik.
Veel plezier aanstaande Zondag bij de viering
van de verjaardagen.
Piet Schroevers, Schagen. Dat waren
twee goede nieuwtjes, die jij me schreef,
Piet. Overgegaan naar de vijfde klas met een
rapport van allemaal achten en een 2de prijs
in de gymwedstrijd. Wat een fijne dagen,
Piet. Ik denk, dat je vader wel trots op je
Wim Schroevers, Schagen. Èn kijk
Wim heeft natuurlijk voor Piet niet onder
willen doen en heeft een even mooi rapport.
Kranig Wim. Natuurlijk ben je ook overge
gaan. Dat stond zo vast als een huis. Tot
volgende week.
Pietertje KJeimeer, Heerhugowaard. Zit
jij al weer in de 6de klas Pietertje Wat gaat
de tyd toch snel. Je rapport is dik in orde,
zeg. Gefeliciteerd met dat succes. Juffrouw
Kruk ken ik niet. Tot wederschrijven Pie
tertje.
Dat was het laatste briefje, beste vrienden.
Tot volgende maal
Oplossing raadsel vorige week
1. Henk. 2. Arie. 3. Anton. 4. Jan. 5. Leo.
Goede oplossingen ontvangen vam
Dieuwertje S?,- Gerie v. t. O., Breezand;
Gerrie M., Schagen; Anni S., Warmenhuizen;
Wim S., Schagen; Pietertje K., Heerhugo
waard; Kinderen H., Barsingerhorn; Marietje
E., St. Maartensvlotbrug; Geerie M., Schagen
Ato V.. Callantsoog; Tini K., Nieuwe Niedorp;
Piet B,, Schagen; Koosje B., Schagen; Makie
en Wim B., Schagerbrug; Coba v. H., Anna
Paulowna; Piet v. H., Anna Paulowna P.;
Hilda B., Schagen; Annie Gré K., Kolhorn;
Brina Verhage?; M. H., Kolhorn; Gerrie en
Ieke en Brechtje v. d. W., Nieuwe Niedorp.
1. X
e
telwoord.
2. X
s
een beetje.
3. X
n
hemellichaam.
4. X
s
vogeltje.
5. X
d
zwerfivogel.
6. X
d
niet vierkant.
7. X
k
gezonde drank.
8. X
e
jongensnaam.
9. X
f
familielid.
Op de kruisjeslijn lees je van boven naar
beneden de naam van een ambachtsman.
Aan het einde van het dorp stond een klein
huisje. In dat huisje woonde een jongetje,
Hansje genaamd met zijn moeder. Een vader
had Hansje niet meer, die was al erg vroeg
gestorven. Nu moest de moeder van Hansje
geld verdienen om eten en kleren voor hun
beiden te kunnen kopen. Daarom ging ze al
tijd werken bij andere mensen en zo verdien
de ze dan geld. Ze was vaak de hele dag weg,
dat vond Hansje niets leuk, maar ja, het
moest nu eenmaal. Gelukkig was Hansje een
flinke jongen, die veel voor zyn moeder deed
en haar graag meehielp. Als hij uit school
kwam, want hy zat al in de eerste klas
haalde hij vaak boodschappen voor z'n moeder
en deed nog veel meer. Dan hoefde z'n moe
der dat alles niet meer te doen als ze
's avonds thuis kwam.
Toen de moeder van Hansje op zekere dag
weer thuis kwam, was Hansje niet in huis.
Dat was nog nooit gebeurd, hij was altijd
thuis als ze kwam. Ook buiten zag ze hem
niét. Maar, dacht"ze& „misschien is hij wel
aan het spelen en vergeet hg de tijd, hij zal
wel zo komen".
Na een paar minuten kwam Hans al bin
nen. Maar wat keek hij bedrukt, anders
stormde hij haar lachend tegemoet. Zou hij
zich niet goed voelen? Nee, ziek was hij niet,
vertelde hij en toen ze gingen eten, probeerde
hij weer wat vrolijker te kijken en te lachen.
Gelukkig vroeg z'n moeder niet verder, want
ze zag wel dat hij z'n eten opat en dus niet
ziek was.
Wat was er met Hansje gebeurd? Had hij
moeten nablyven? Nee hoor, hij deed altijd
goed z'n best en nablijven hoefde hij nooit.
Had hij ruzie met z'n vriendjes gehad? Ook
niet. Het was een heel ander geval De juf
frouw op school had verteld, dat het gauw
Moederdag was. Dan gaven de kinderen hun
moeder een cadeautje en deden alles voor
haar, zodat ze die dag niets mocht werden.
Dat was erg leuk, had juffrouw gezegd. Ze
moesten maar flink sparen, dan konden ze
ook wat moois voor hun moeder kopen, het
was al gauw Moederdag. Er waren veel kin
deren, die verteld hadden, dat ze al geld
gespaard hadden en er nu een mooie plant,
een taart of iets anders voor gingen kopen.
Na schooltijd hadden ze er nog een poos over
gesproken en Hansje had stil geluisterd en
geen woord gezegd. Hij had niets in z'n spaar
pot. Laatst moest hij een nieuwe jas hebben
en toen waren alle centjes uit de spaarpot
gehaald. Weer andere opsparen ging zo gauw
niet. Zo liep hij maar steeds te denken en
niets was er, dat hij geven kon. Wat voelde
Hans zich verdrietig.
Daarom was hg ook laat thuisgekomen
's Avonds in bed dacht hij nog steeds na, wat
hij moeder geven kon. Bij de bakker lag een
prachtige tulband en ook een fijne taart. O,
wat wilde hij die graag geven. Maar waar
moest het geld vandaan komen? Een plant
of een mooie ruiker bloemen vond Hans ook
wel erg mooi. Ook dat kostte een hoop cen
ten
De volgende dag moest hij een boodschap
voor moeder doen in het naburige dorpje.
Onderweg liep Hans nog maar steeds te den
ken, maar weer wist hij het niet. Toen ging
hij maar eens rondkijken, misschien zag hij
wel iets. In de verte zag hij een stuk rood in
het land. „Dat zijn vast tulpen", dacht hg.
Jawel hoor, dichterbij gekomen zag hy een
groot veld met prachtige rode tulpen. „O, als
ik daar eens een mooie bos van kon krijgen,
wat zou moeder dan blij zijn," dacht Hansjè.
„Maar die kan je natuurlijk niet voor niets
krijgen". Bij het tulpenveld' stond een huis.
„Wacht", zei Hans, „ik ga eens vragen aan
de meneer, die daar woont, of ik niet een
ruiker van die mooie tulpen kan verdienen."
En hij holde er op af. Z'n hartje bonsde wel
een beetje, toen hij aan de bel trok. Er deed
een meneer open. „Dat is hem vast," dacht
Hansje.
De man keek verbaasd naar het jongetje,
dat hg niet kende. „Wel ventje, wat is er
aan de hand?", vroeg hij. Hans vertelde alles
en vroeg, of hij, als hij hem meehielp, geen
ruiker kon verdienen. Dat vond meneer een
prachtig plannetje en hy zei, dat Hansje
Zaterdagmiddags maar moest komen, want
dan hoefde hij niet naar school en dan waren
de tulpen Zondags nog mooi, als het Moeder
dag was. Hansje was dolblij, dat snap je.
Toen hij thuiskwam, dacht moeder, wat
heeft Hans toch, hij kijkt zo blij. Maar zeg
gen deed hg niets.
Dadelijk na het eten ging hij die Zaterdag
op weg. Moeder mocht natuurlijk niet weten
waar heen. Hij liep zo hard hg maar kon
om er zo gauw mogelijk te zgn.
Bij de meneer aangekomen, mocht hij dade-.
lijk aan het werk gaan. Het was nog een
fijn werkje ook, dat hij te doen kreeg. Hg
moest allemaal ruikers tulpen sngden en in
een mand doen. Die gingen naar een winkel
in de stad, waar ze verkocht werden.
Toen Hansje klaar was mocht hij zelf een
grote ruiker tulpen meenemen en bovendien
kreeg hg nog een dubbeltje. Hij danste naar
huis van de pret. Nu moest hg zorgen, dat
moeder het niet zag. Gelukkig liep dat goed
af, want hij was door het schuurtje gegaan
en had ze daar in een emmer met water ge
zet. Moeder had niets gezien, dat was goed
gelukt zo achterom het huis.
De volgende dag was hg al heel vroeg
wakker. Vlug kleedde hij zich aan en ging
zachtjes naar beneden, moeder sliep nog. Hij
maakte alles klaar en ging toen met z'n bloe.
men naar moeder. Die wist niet wat ze zag,
Ze vond het prachtig en toen ze hoorde, dat
Hansje ze zelf verdiend had, kon ze het bijna
niet geloven en nu vond ze de tulpen nog
mooier. Ze haalde de grootste vaas, die ze
had, uit de kast. Hansje mocht ze in het
water zetten en nog veel dagen heeft hij er
naar kunnen kijken. Er was geen gelukkiger
jongetje dan Hans, dat kun je begrypen.
T. M.
door Hannie Franken.
Meneer Leesgraag was een mannetje van
een jaar of zestig. Een mannetje, dat z'n
hele. leven hard gewerkt had en daardoor
geen tyd had gehad om te lezen. Maar
meneer Leesgraag had flink gespaard en
nu hij zestig was.... werkte hij nog wel,
maar een beetje minder hard dan Vroeger
en daardoor had hij dan nu tijd om te le
zen. Vooral kranten. Die meneer Leesgraag
was toch zo dol op kranten! Soms liep hij
0]5 straat te lezen. De krant vlak voor z'n
neus en dan.bom.liep hij tegen een
andere méneer op. Bom.nu botste, hij
weer eens tegen een dame en eindelijk....
tegen een lantaarnpaal. Toen was 't uit met
lezen op straat. En hij had drie dagen
hoofdpijn van z'n ontmoeting met de lan
taarnpaal en drie hele dagen had hij niet
kunnen lezen. Stel je voor, dat was wat
voor meneer Leesgraag! Maar de vierde dag
was de hoofdpijn weer weg en toen nam
hij al de kranten van de hoofdpij ndagen en
ging naar een cafetaria. Want hij wilde
zichzelf eens tracteren op een lekker kopje
koffie. Hij stapte dus binnen, zocht een ge
zellig hoekje op en met z'n koffie voor
zich, begon hij dadelijk te lezen. En z'n
koffie stond koud te worden, zo erg was
meneer Leesgraag in z'n kranten verdiept.
Nu was 't niet erg slim van meneer Lees
graag om in een cafetaria de krant te gaan
lezen. Want ja, daar is 't altijd erg druk en
de mensen kómen er om gauw-gauw een
hapje te eten of gauw-gauw iets warms te
drinken. Maar niemand haalt 't in z'n hoofd
om er op z'n gemak te gaan zitten en dan
nog wel om te lezen! Het duurde dan ook
niet lang of er kwam een meisje, ook met
een kopje koffie, aan z'n tafeltje zitten.
Meneer Leesgraag keek eens over 't randje
van z'n krantje en deed dit niet bepaald
vriendelijk, 't Meisje pakte dan ook haar
kopje weer op en wandelde een paar tafel
tjes verder. Meneer Leesgraag kuchte eens,
want hij begreep, dat 't meisje om z'n ge
zicht naar een ander tafeltje was gewan
deld en toen nam hij een paar slokjes van
z'n koffie en.... las weer verder. Maar
jawel, net was hij verdiept in een beschrij
ving hoe men 't best zijn pijp kon stoppen,
of daar kwam een jongmens bij hem zit
ten. Meneer Leesgraag keek weer eens
over 't randje van z'n krantje, maar 't
jongmens deed niet als 't meisje. Hij bleef
zitten! Met z'n ene elleboog op de tafel en
Wiegekind
Als ik in je wiegje kyk
En je slaapt zo heerlyk lief,
O, wat ben je dan een schat,
Moeders kleine hartedief!
Als ik in je wiegje kijk
En je lacht, mijn lieve peuter,
Och, wat voel ik me dan rijk
Met myn eigen, kleine kleuter.
Als ik in je wiegje kijk
En je steekt je handjes uit,
'k Zou je willen pakken dan,
Maar dat mag niet, kleine gu!' I
A. v.
met z'n rug naar meneer Leesgraag en hij
floot zielsvergenoegd. Of hij nu zo in z'n
schik was met 't flesje limonade, dat hij-
gekocht had of over iets anders, dat weet
ik niet, maar hij floot zo verheugd, dat
iedereen naar hem moest -kijken. Meneer
Leesgraag vanzelf ook. Maar die keek...»
spinnijdig. Och, je moet ook niet vergeten,
meneer Leesgraag was al niet zo jong meer
en hij had z'n leven lang hard gewerkt en
niet zo erg veel plezier gehad en daardoor
kwam 't natuurlijk, dat hij dat gefluit niet
kon uitstaan en dacht, dat 't jongmens dat
nu alleen deed om hem te plagen. En toch
was dat heus niet zo. 't Jongmens was zo
maar op 't eerste 't beste plaatsje neerge
vallen en had nog niet eens gezien, dat
daar iemand zat te lezen. Hi.i floot en floot
en méneer Leesgraag keek of hem 't groot
ste onrecht van de wereld werd aangedaan.
En opensgoeie help, wat schrok dat
jongmens! Wat was dat voor een roffel
achter z'n rug! En wat een gerinkel! Hy
keek om. Daar stond meneer Leesgraag
met een bietrood hoofd en je hoefde er niet
aan te twijfelen of hij stevige vuisten had.
Dat kon je wel merken. Want alles vloog
in de lucht. En meneer Leesgraag zou heel
wat te betalen hebben gekregen als't
jongmens niet vliegensvlug was opgestaan
en.alles netjes had opgevangen, 't Scho
teltje op z'n neus, 't kopje op z'n ene arm,
de suikerpot op z'n andere arm, de limona-
defles op z'n rechterhand en 't glas op z'n
linker. Alleen 't lepeltje kwam op de
grond terecht. En daar stond hij nu,met
één been opgetrokken en op dat been stond,
de krant. En in die houding zei hij tegen
meneer Leesgraag: „Meneer, ik ben blij, dat
ik U van dienst kan zijn!" Meneer Lees
graag viel bijna achterover van verbazing
en z'n pet kreeg ook zin in een luchtreis.
Maar 't jongmens vervolgde, doodkalm:,
„Meneer, ik heb U nu geholpep, maar ik
kan zo niet blijven staan. Zullen we de boel
maar weer op tafel zetten?"
Dat vond meneer Leesgraag best en hij
kon 't niet laten te vragen hoe 't jongmens
dat wel had klaargespeeld om alles zo net
jes op te vangen. „O", lachte die „meneer,
ik ben jongleur en dus aan zulke kunstjes
gewend. Ik heb vanmorgen net zes voor
stellingen aangenomen en daarom moest ik
zo fluiten. Van blijdschap begrijpt U?"
Meneer Leesgraag werd weer een beetje
rood, maar nu op een andere manier. En
omdat hij niet erg tevreden was over zich
zelf, zei hij: „Meneer jongleur, ik heb trek
in nog een kop koffie. U misschien ook?"
„Graag" zei 't jongmens en toen haalde me
neer Leesgraag twéé koppen koffie. En de
krant.... die was helemaal vergeten en
lag eenzaam in een hoek.
WAARMEE SCHREVEN ZE VROEGER
Het oudste instrument die de mensen ge
bruikten om tekens te maken, was een
beitel. Hiermee maakten de oude volken
hun figuren en later hun letters in steen
of metaal. Toen volgde de lei en de
griffel. Op koperen platen schreven ze
letters met een ijzeren of koperen griffel.
Op houten, met was bestreken bladen
schreven ze met ivoor. Rijke mensen schre
ven wel eens met zilveren griffels. Zo'n
griffel hebben ze gevonden in het graf van
koning Childerilc.
De vorm van zo'n griffel was nogal ver
schillend. Sommige waren klein en sierlijk
andere waren zo groot dat men ze inplaats
van een dolk gebruikte. Het bovenste stuk
was meestal breed en stomp, zodat ver
keerd geschreven letters uitgevlakt kon
den worden. Toen het perkament was uit
gevonden, konden ze de scherpe griffel
niet meer gebruiken. Inplaats daarvan
kwam nu het schrijfriet. Dit kwam uit
Egijpte en Perzië en was gespleten, zoals
onze pennen.
Het gebruik van pennen is ongeveer 900
jaar oud. Aristoteles gebruikte pennen,
maar dat was een uitzondering. Vóór onze
stalen oen. werd de ganzeveer gebruikt. De
geleerde, Sacchini had maar twee pennen
waarmee hij zeven jaar lang' schreef.