Jantje
eigenwijs
DINGEN VAN DEZE DAGEN
gaat
alleen
op reis!
liMlt jonqmi en meUpu!
Voor de laatste maal voor de grote vacan-
tie klauter ik in mijn penhouder, of mis
schien beter: in mijn schrijfmachine, om jullie
briefjes te beantwoorden.
Ja, het is alweer zover... Voor twee maan
den moet ik afscheid van jullie nemen. Er zul
len wel vriendjes en vriendinnetjes zijn, die
ik in September niet meer terug zie komen.
Maar daarnaast zullen zich wel weer een paar
nieuwe gezichten laten zien.
Ik wens jullie allemaal van harte een heel
prettige vacantie toe. Speel maar zoveel mo
gelijk in de buitenlucht. En als het weer eens
een keertje niet wil meewerken, dan help je
thuis je moeder, of je vader, of je doet met
broer of zus een gezelschapsspelletje.
Er kan in die twee maanden heel wat ge
beuren... Zou in die tyd ons aller wens ver
vuld worden, en de vrede in de wereld weer
terugkomen? Laten we het hopen.
Ik ga nu eerst even kijken, wie de prijs
heeft gewonnen,
NEELTJE WOUDT.
B 206, Nieuwe Niedorp.
Is de gelukkige. Wel gefeliciteerd, hoor.
De vorige week moesten er een stuk of zes
briefjes blijven liggen. Die beantwoord ik nu
eerst. Daarna ae nieuwe.
Gerrit Blom, Petten. Zo, Gerrit, heb je
deze keer niet veel nieuws? En het nieuws,
dat je had, was niet zo erg prettig, hè.
Dieuwertje Raven, Winkel. Ik zat eens
te kijken naar de datum, 18 Mei stond er
boven. Ik dacht al, zou ik dat briefje nu zo
lang hebben laten liggen? Maar ik merkte
al gauw, dat je je een maandje had vergist.
Je vraagt me, of je een foto van jezelf aan
mij mag sturen? Natuurlijk mag je dat? Ik
vind het altijd erg leuk, wanneer ik weet,
hoe mijn vriendjes en vriendinnetjes eruit
zien.
Piet de Vet, Schagen. Fijn hè, als je
kunt zwemmen, wanneer het zo warm is.
Oefen je maar flink. Hoe gaat het met je
broertje? Wanneer komt hg weer thuis?
Gerie ÏVIuntjewerf, Schagen. Je hebt
inmiddels je verjaardag al gevierd. Ik feli
citeer je nog wel, hoor. Heb je een leuke
dagsgehad? Je hebt een reuze weertje ge
troffen. Zo'n feestelijk zonnetje erbij!
Sietske Boomsma, Nieuwe Niedorp. Ja,
Sietske, ik heb je een lange tijd gemist. Heb
je zo veel gezwommen? Nou, ik kan je geen
ongelijk geven. Maar, een klein briefje had
er toch wel af gekund, is 't niet?
Gerrie van 't Oever, Breezand. Je hebt
op je briefje een postzegel van 1 y2 cent ge
plakt. Je schrijft: Ik zal mijn briefje maar
niet dichtplakken, dan mag dat wel. Maar
neen, hoor, wanneer je een brief aan iemand
schrijft, moet daar een postzegel van 7%
cent op, ook al laat je de envelop open. Op
een briefkaart moet toch ook meer dan 1%
cent? Weet je hoeveel daarop moet? Vol
gende keer op passen hoor, anders laat de
post mij strafport betalen!
Trien Ttysen, Wleringerweri. Ja, het
raadsel van deze week was niet zo erg ge
makkelijk. Toch had je de oplossing goed,
zoals je ziet. Een warm werkje zeker, dat
hooirijden?
At© Vader, Callantsoog. Wees maar
voorzichtig, met dat zwemmen, als je kou ge
vat hebt. Je raadsel was eigenlijk niet hele
maal goed. De heester, die in het voorjaar
bloeit is de brem. Maar we hebben het daar
om toch maar niet fout gerekend. Dag Ato,
tot na de vacantie.
Annie Speets, Warmenhuizen. Ik schrok
er een beetje van, dat jc je prijs nog steeds
niet had ontvangen. Ik heb het meteen even
onderzocht. Waarshijnlijk heb je het boek nu
inmiddels wel ontvangen. Ancfers komt het
in het begin van de volgende week. Hoe
maakt je broertje het nu? Jammer, dat je
zelf niet by hem mag komen, zeg.
Lia de Keyser, Schagen. Ik heb dat
versje van de vorige week bewaard. Ik zal
het hieronder opnemen.
HONING.
Honingbijtjes
Zoemen blijdjes,
Zomer is er weer,
En ze garen
Om te sparen.
Brengen keer op keer
Bloemenhoning
Naar hun woning
In de korf, zoem, zoem.
Zie ze buigen,
Honing zuigen,
Zo uit ied're bloem.
Kleuren wenken,
Bloemen schenken
Elk een druipje zoet.
O, wij zullen
Later smullen,
Honing is zo goed!
Willy Schermelé.
Neeltje Wondt, Nieuwe Niedorp. Jy bent
een boffer, om in de vacantie jarig te wezen.
Ik hoop nu maar vast, dat je een prettige
dag hebt. Dag Neeltje.
Iza de Regt, Kolhorn. Het boek viel dus
wel in de smaak. Heb je de poppenkast op de
Dam in Amsterdam wel eens gezien? Die
staat daar ook al jaren. Ja, een beetje „kin
derachtig" is het wel, maar toch staan er
altijd tamelijk veel mensen omaeen. Die Greet
is zeker nogal een fijnproefster, dat ze alleen
maar mager vlees lust. Ook een mooie boel,
zeg, wanneer je de inktpot over tafel laat
leeglopen. Gelukkig, dat jullie de vlek er nog
uit gekregen hebben.
Annie Keespian, Kolhorn. Dus jij bent
ook naar de poppenkast geweest en jjj hebt
meegeholpen om de inktpot over tafel leeg
te gooien. Dan is zo'n schrijfmachine toch
maar makkelijk, hè. Daar heb je geen inktpot
bij nodig.
Anneke Eerland, Alkmaar. Leuk, hier
krijg ik weer een briefje van Anneke. En dat
wel speciaal om me een prettige vacantie te
wensen. Ik vind het erg aardig van je Anneke,
om daarna te denken. Wat jammer, dat we
je Zondag in Heerhugowaard niet gezien heb
ben. We waren naar Nieuwe Niedorp geweest
en hadden een leuke dag. Maar... verschrik
kelijk warm. M'n vrouw en Janny heb ik de
groeten overgebracht en... wederkeerig! En ik
wens jou 7 fijne vacantie-weken en lekker
water bij Pesie! Tot September Anneke!
Zoals je ziet, waren er deze week niet zo
veel briefjes. Was het raadsel misschien wat
te moeilijk?
We zullen deze weer maar geen raadsel
opgeven, dan schrijven jullie nu de eerste keer
na de vacantie alleen maar een briefje, hoe je
het gehad hebt.
Nu, jongens en meisjes, nogmaals een fijne
vacantie toegewenst.
Vrijdag 5 September zal de kinderrubriek
zijn vaste plaatsje weer innemen. Dus jongens,
tot zolang, en houdt je maar haaks.
Goede oplossingen ontvangen vaat
Annie K., Kolhorn; Iza de R., Kolhorn; Bep
T., Wieringerwerf; Trien T., Wieringerwerf;
Piet B., Schagen; Neeltje W., Nieuwe Nie
dorp; Ato V., Callantsoog; Anneke E., Alk
maar.
Oplossing raadsel vorige week:
1.
Drop
2.
gier
3.
brEm
4.
jaaP
5.
beEk
6.
aNny
7.
Vork
8.
bEuk
9.
zoEt
10.
lieN
Op de kruisjeslyn staat: Diepenveen.
Van een
zonderlingen dief
Een paar maanden geleden kon de nacht
waker van een van de grootste Brusselse
warenhuizen terugzien op een veertigjari
ge diensttijd. Dat beloofde voor den nacht
waker een bijzondere dag te worden!
Toen gebeurde het onverwachte. De
nachtwaker, die o zo trots was op zijn on
bevlekte naam en die men nooit ook maar
de kleinste buitensporigheid had kunnen
verwijten, werd eensklaps beschuldigd van
diefstal. Het was de politie opgevallen, dat
de nachtwaker, na afloop van zijn dienst,
met steeds grotere pakken huiswaarts keer
de. Dat was vreemd, daar wilde de politie
meer van weten! Een huiszoeking volgde,
die echter niets ten nadele van den nacht
waker aan 't licht bracht. Maar.... de po
litie wist, dat de man in hetzelfde huis,
waar hij een paar kamers had, ook nog
een kelder gehuurd had en de politie was
nieuwsgierig als steeds en verschafte zich
toegang tot de kelder. Een verbazingwek
kende ontdekking volgde. De geheele ruim
te was een nauwkeurige nabootsing van
het grote Brusselse warenhuis. Alles echter
in miniatuur. Op keurige kleine toonbank-
jes lagen even keurig: paraplu's, hoeden,
handschoenen ën wat al niet meer. Er was
een dames- en een herenafdeling, net als
in het grote gebouw. Ieder artikel was van
een prijs voorzien en er hingen zowaar
bordjes met verzoek niets aan te raken.
De politie stond voor een raadsel, want
de nachtwaker had van de gestolen goede
ren geen enkel stuk verkocht. Wat had de
man gedreven tot zijn uitzonderlijke daad?
Enkel en alleen een onverklaarbaar ver
langen zélf een warenhuis te bezitten, op
dezelfde wijze ingericht als dat van zijn
werkgevers. Vanzelfsprekend werden de
goederen aan hun rechtmatige eigenaars
teruggegeven, hoewel zij geen verkoop
waarde meer hadden voor deze eigenaars.
De artikelen waren allang oud-modisch ge
worden en daardoor onverkoopbaar, want
de nachtwaker deeddertig jaar over de
inrichting van zijn warenhuis.
De directie van het Brusselse warenhuis
stelde tegen den zonderlingep dief geen
strafvervolging in, integendeel. Zij nam een
besluit, dat voor de nachtwaker lang niet
nadelig was!
Zij liet het miniatuur-warenhuis van de
allernieuwste artikelen voorzien en stelde
het toegankelijk voor 't publiek. Een meer
pakkende reclame is haast wel niet denk
baar. En de nachtwaker werd wel niet aan
gesteld als bewaker van zijn eigen verkoop
huis, maar.... hij ontving een flink bedrag
aan geld voor zijn verloren warenhuis.
door
Willy Wierda
Jantje zat „al" zes maanden in de eerste
klas en toen vond Jantje, dat hij al zóveel
geleerd had en zó groot was, dat hij de
school niet meer nodig had en ook niet
meer hoefde te, luisteren naar: „dit moet je
zo doen en dat moet je laten. Jantje!"
Daar had Jantje genoeg van en daarom
ging hij op reis. Heel alleen. Net als dat
jongetje van de plaat, die in z'n klas hing.
Hij zou net doen als die jongen. Nét een
der.
Morgen, Woensdag, dan ging hij. Op reis.
Alleen.
Woensdag, kwart over twaalf was Jantje
al aan 't pakken. Die jongen op 't plaatje
had een grote zak op z'n rug. Jantje moest
dus ook een zak hebben. De zak van die
jongen op de plaat, dat was een echte reis
zak en die had Jantje niet. Daarom nam
hij een kussensloop, 't kussensloop van z'n
eigen bed. Daar stopte hij alles in. Z'n
knikkers, want onderweg moest je toch
kunnen spelen en speelgenootjes vond je
natuurlijk vanzelf! En z'n tekenboek moest
ook bepaald in 't sloop, want hij zou, ook
al natuurlijk, op reis van allerlei zien, wat
hij niet wilde vergeten en dan tekende hij
dat maar even na! Hij kon nog wel niets
van tekenen, maar als je op reis was, ging
dat vanzelf! Dat dacht Jantje tenminste!
Dan zou hij ook z'n regenjasje maar mee
nemen en dan die reep chocolade, die hij
gisteren gekregen had en bewaard voor
z'n aanstaande reis! Maar die éne reep leek
h'm toch wel. wat weinig, want Jantje kon
erg goed eten en als je reisde, dan at je
vanzelf nog veel meer. Hij ging dus maar
even naar de provisiekast en keek daar
eens heel goed rond. Boterhammen moest
hij in de eerste plaats zien te krijgen. Maar
de broodtrommel stond in de eetkamer in
't buffet. Eerst maar eens kijken of hij
daar bij kon, gelukkig, in de kamer was
niemand te zien. Maar, jammer genoeg, la
gen er in de trommel geen gesneden bo
terhammen en dus nam hij maar een heel
brood mee. Och, onderweg kreeghij wel
een mes en hij leende ook wel wat boter,
want als hij die nu ook nog moest gaan
zoeken, dan kwam z'n reis-sloop nooit op
tijd vol! Hij zou nog maar gauw een paar
appelen pakken en de steelpan uit de keu
ken en dan.... begon de reis. Alleen
moest hij nog even vaders wandelstok ha
len en die stok moest ook nog een beetje
versierd. Want zo stond dat op dat plaatje
en hij wou nu eenmaal alles net eender
doen. Toen hij ook dat klaar had, zag hij
opeens z'n schooltas liggen. Op die tas was
hij altijd erg trots. Ze was zo mooi glim
mend en ze rook zo lekker, maar nu. nu
gaf hij die arme tas.... een schop! Op 't
mooie glimmende leer kwam een lelijke
kras en dat vond Jantje toch wel jammer
en hij ging de kras gauw weer wegwrijven
en toen ging hij heus op reis.
Op 't hoekje van de straat liep een vriend
van vader en die vroeg lachend: „Wat beri
je nu aan 't spelen, Jan?" Maar Jantje zei:
„Ik spéél niet. meneer, daarvoor ben ik te
groot, ik ga op reis." „Zo", zeide meneer,
„nu veel plezier dan" en toen stapte hij
Jantje voorbij. Jantje dacht: Zié zo! Nu
loop ik al maar recht door. dan kom ik
vanzelf wel in een andere stad en in die
stad.... „Woef-woef-woef! Grrr!" O, wat
een nare hond! 't Beest sprong wild naar
't reissloop, dat op Jantjes rug heen en weer
bengelde en.... 't trok 't reissloop met
Jantje erbij op de grond. Al de knikkers en
't tekenboek en de appelen en de regenjas
en 't brood en de reep chocola lagen om
hem heen. En er stonden een heleboel men
sen te kijken. Die keken eerst ernstig, maar
toen ze zagen, dat de hond hem niets had
gedaan, moesten ze heel erg lachen om
Jantje met z'n sloop en z'n versierde'wan
delstok. Er stonden zeker wel vijf en twin
tig mensen en toen kwam er opeens....
een politieagent! Die wilde eens weten,
waarom al die mensen daar zo stonden en
hij wou ook wel eens weten, wat dat wel
was met dat sloop en die stok.
„Hoe heet je?" vroeg de agent. „Jantje",
zei Jantje met een benauwd stemmetje.
„En verder", zei de agent. „Ik bedoel, hoe
is je achternaam?" Jantje gaf geen ant
woord en toch wist hij best hoe zijn ach
ternaam was. Maar al die mensen en die
grote agent„Waar ga je eigenlijk naar
toe?" vroeg de agent verder en hij keek
eens naar de knikkers en de chocola en de
rest daar op de grond. „Ik ga op reis", zei
Jantje opeens heel beslist. „Ik vind 't op
school vervelend en thuis eigenlijk ook."
„Zo", zei de agent, „nu weet ik gelijk je
achternaam. Jij heet natuurlijk Jantje
Eigenwijs." Al de mensen begonnen weer
te lachen. Jantje vond dat helemaal niet
leuk. Toen zei de agent, dat de mensen nu
maar moesten doorlopen en Jantje moest
mee.... naar 't bureau. Daar wist hij al
gauw te vertellen, dat hij niet Jantje Eigen
wijs heette, maar Jantje Bergmans en dat
hij woonde in de Peterseliestraat nummer
8. En toen kreeg Jantje op 't bureau een
preek je en toen mocht hij naar huis. Dat
wil zegen, er ging een agent op de fiets
naar de Peterseliestraat en vertelde daar
van Jantje's reis. De agent met de fiets was
zo weer terug en moeder was bij hem. Ook
op de fiets. Ze bedankte den agent en Jan
tje klom op de bagagedrager met 't reis
sloop en de wandelstok. Toen ze thuis wa
ren, praatte moeder eens met Jantje, zoals
je met een grote jongen praat. En toen
vond Jantje, dat je eigenlijk een veel gro
tere jongen was, als je niet wegliep, maar
in de eerste klas bleef zitten en deed wat
je vader en moeder zeiden, omdat je dan
met de dag écht groter werd! Hij zette de
wandelstok maar gauw weer in de stan
daard en het sloop stopte hij ongemerkt in
de waszak. 's Avonds zat er een schoon
sloop om z'n hoofdkussen. Dat had moeder
er ook „ongemerkt" weer voor hem omge
daan. Het brood kwam weer in de trom
mel en de reep chacola in Jantjes maag. De
appelen kwamen weer in de kast en het
regenjasje aan de kapstok. En ook het te
kenboek kwam op z'n plaats terug. Maar
van de knikkers waren er niet veel meer
over. Die waren op straat weggerold. De
volgende dag kreeg Jantje op school alle
maal mooie cijfers en 's avonds waste hij
helemaal uit zichzelf z'n handen voor hij
aan tafel ging. Vader zei: „Onze Jan wordt
toch al een grote jongen, hè, moeder?" en
opeens knikten ze elkaar eens toe. En
Jantje zei, zo maar, zonder dat iemand er
hem naar vroeg: „Ik ga nooit meer op reis,
alleen in de vacantie en dan met U en paps,
hè, mam?"
Dat reisje is gekomen. Toen Jantje was
overgegaan naar de tweede klas. Toen ging
hij veertien dagen naar een boerderij op
de Veluwe, maar daarover vertel ik op een
andere keer.
De parel is het enige juweel, dat ons
zonder kunstbewerkingen haar glans ver
toont.
Ganzen kunnen een ouderdom van 60
a 70 jaar bereiken. En dan zijn ze.... nog
steeds dom!
Sn ijiAo^jziland
In Sprookjesland, daar is 't zo fijn,
'Daar zouden we altijd willen zijn!
Bij al die elfjes in wonderbloemen,
Waar bijtjes spréken, inplaats van zoemen,
In Sprookjesland, daar is 't zo fijn,
Daar zouden we altijd willen zijn!
LACHEN IS GEZOND.
„Wel, mijn zoon", zei een Indiaans op
perhoofd tegen een krijgsman, „heb je
flink gevochten om de overwinning te
behalen?"
„O", luidde het antwoord, „ik ging moe
dig op een tegenstander los en hakte hem
z'n voeten af!"
„Z'n voeten? Waarom niet z'n hoofd?"
vroeg het opperhoofd verbaasd.
„Ja, ziet u", dat was er al af", zei dé
dappere.
Dingen van deze dagen, „die ons naar
betere- tijden jagen", zouden we er eigen
lijk achter moeten zeggen. En verder: „Als
kanonnen en onderzeeërs in musea onder
gebracht zijn als een stil verwijt tegen de
oude tijd". En voor jullie speelgoed-muse
um maken wij nu een onderzeeër en een
kanon.
We beginnen met de onderzeeër. Die is
het vlugste gebouwd! Op onze manier
tenminste! Twee kurken, een schijfje kurk,
een spijker en dan nog een buisje of iets
dergelijks. Dat is al het benodigde materi
aal.
De kurken maak je aan elkaar met de
spijker. De bréde kurkvlakken komen te
gen elkaar. Het schijfje kurk komt in het
boven-midden en het buisje wordt in het
schijfje geboord.
Dat buisje is heel gewichtig! 't Is de pe
riscoop van de onderzeeër! Niets minder
dan dat. Verder heb ik over de onderzeeër
niets meer te zeggen. Succes met de proef
vaart!
Nu het kanon. Die constructie is minder
eenvoudig, die imitatie valt niet mee.
Wij gaan eerst de loop van het kanon
onder handen nemen. Daartoe hebben we
een stokje een rond natuurlijk nodig,
IV2 a 2 cM. dik. Daar wikkelen wij een
lange strook papier omheen. Op het voor
beeld kun je bij figuur 1 duidelijk zien
hoe dat moet gebeuren. Je werkt met twee
handen tegelijk. Met je ene hand gom je
de papierstrook en met je andere hand
wikkel je hem om de stok. Als alles door
en door droog is, trek je de stok er uit en
je hebt dan een ordentelijke kanonloop.
Aan het einde van de loop brengen wij nog
een strook gegomd papier aan (fig. 2),
want op die plaats moet de loop verdikt
worden. Eenmaal bevestigd in de bok van
het kanon, mag de loop niet meer uit
schieten, maar moet onwrikbaar blijven
zitten.
De bok is van dun hout. Het grondvlak
is 12 x 7 cm. groot. De hoogte van de voor
wand bedraagt 8 cm., die van de ach
terwand 6 cm.' Figuur 3 toont de voorwand,
3c zijn de 2 cm., die de voorwand meer
h.eeft dan de achterwand. Op figuur 4 zie
je de bok in elkaar getimmerd en vanzelf
zie je ook het ronde gat in de voor- en
achterwand.
Onderzeeër.
Door het gat in de voorwand wordt de
kanonloop geschoven, zo, dat het verdikte
einde in het gat klemt. Door het gat in de
achterwand wordt de slingerconstructie ge
schoven, die je op figuur 6 ziet.
Het is alweer een stokje van dezelfde
dikte als we zo straks gebruikt hebben
voor het maken van de loop. We kunnen
er zelfs 't zélfde stokje voor gebruiken,
als 't de vereiste lengte heeft.
Zwaar geschut.
Aan het einde van het stokje bevestig
je de helft van een garenklosje en in het
klosje draai je een oogje, wat straks bij
het afschieten van het kanon van pas
komt. Je zou ook wel aan het klosje kun
nen trekken, de bedoeling van het oogje
is echter, dat je er een touwtje aan kunt
binden, waaraan je dan bij het afschieten
van het kanon kunt trekken, wat gemak
kelijker gaat dan het trekken aan het
klosje.
6a van het voorbeeld laat je zien waar je.
nog een oogje moet inschroeven. En daar
zie je ook, dat er in de rand van het
klosje een gaatje geboord moet worden.
Vervolgens neem je een stukje zéér stevig
elastiek. In het ene einde leg je een knoop
en het andere einde steek je daarna door
hetgaatje in de rand van de klos. De knoop
moet dus zo groot zijn, dat er geen sprake
van kan zijn, dat 't elastiek er doorheen
schiet. Nu schuif je het stokje door het
gat van de achterwand van de bok en be
vestig je het nog losse einde van het
elastiek aan het oogje in de zijwand van de
bok.
Tenslotte schuiven we in de loop van ons
kanon een van onze houten granaten,
waarvan je er een ziet afgebeeld op het
voorbeeld. Nu trekken we de .laadstok
naar achterenboemhet eerste schot is
gelost.