Goede
reis
AL BIJNA HERFST
Een pijnlijke
geschiedenis
Zaterdag 23 Augustus 1941
Vierde blad
AANPASSING aan
tijdsomstandigheden
VERSLETEN
De eerste vuurtoren
der wereld
Wilt
HOE NICOLAAS BEETS
ER OVER DACHT...
Dese keer een
toom met een aardig }asje, uitwen
dige zakken en breede zeeen. Een
voudig ran stijl, zoodat, hoewel het
naar de laatste mode is, geen ge
vaar bestaat, dat het gauw zal ver
ouderen. Neen, het zal lang mee
kunnen!
Vereenvoudiging fat huis ge-
wenscht.
Vroeger kostte het een aee van tijd, wan
neer de huisvrouw haar „goeden kamer"
een weekbeurt moest geven, trouwens ook
de dagelij ksche beurt nam veel meer tijd
in beslag dan inderdaad noodig was. Thans
is er veel opgeruimd, dat niet strikt noodig
is in kamers, etagères met allerlei stofnes
ten behooren niet meer thuis in een moder
ne kamer, terwijl ook de wandversiering
heel wat soberder is geworden. We hangen
nog slechts enkele werkelijk goede dingen
op en verbannen de talloos vele portretten
van de muren, bewaren ze bij voorkeur in
albums, die we dan in stille uren, wanneer
we oude herinneringen willen ophalen, rus
tig bekijken.
Nieuwe aanschaffingen zullen in over
eenstemming met de eischen des tijds een
voudig en practisch moeten zijn. Iedereen
is evenwel niet in staat om de bestaande
meubels te vervangen, doch in vele geval
len zal het toch mogelijk zijn om vereen
voudiging aan te brengen en wel in de eer
ste plaats door alles wat niet strikt noodig
is op te bergen of beter nog weg te doen.
Steeds zijn er menschen, die nog geholpen
zijn met hetgeen in ons huis gemist kan
worden. Waarom is hetnoodig, dat som
mige menschen een zolder vol meubels heb
ben staan, die op gezette tijden onderhou
den dienen te worden, doch waarvan men
vrijwel zeker weet, dat men ze niet meer
gebruiken zal? Men spaart zich zelf moeite
en tyd en kan er anderen mee van dienst
zijn, indien men niet al te behoudend is,
doch afstand weet te doen van wat men
zelf niet noodig heeft, ten bate van anderen.
Vrouwen, die over wat fantasie beschik
ken kunnen zelfs aan een niet modern in
terieur een volkomen ander aanzien geven,
zonder dat hiermede groote kosten ge
moeid behoeven te zijn. De meubelmaker
kan met behulp van kleine wijzigingen, met
beits of politoer heel wat bereiken, waar
door men het gevoel krijgt, toch iets nieuws
te hebben.
Een mensch houdt nu eenmaal van ver
andering en is dit niet mogelijk in den
vorm van nieuwe meubels of moet men
zelfs veranderen hiervan uitstellen, dan is
er nog een andere mogelijkheid, n.1. het
omwisselen van kamers of hét geven van
een artdere plaats aan de meubels. Alge-
meene regelen zijn hiervoor niet aan te
geven, doch sommige kamers leenen er
zich uitstekend vöor om b.v. den grooten
tafel meer naar het raam te plaatsen of
tegen een der muren. Wanneer de brand
stoffen in den komenden winter schaarsch
zullen zijn, zal men eet-zitkamer kunnen
combineeren en krijgt men hierdoor ook
weer een andere verdeeling. In vele geval
len zal het zelfs gewenscht zijn, vooral
voor oudere menschen, dat een der kamers
van de suite ontruimd wordt voor slaapka
mer, zoodat hij dan niet geheel en al on
verwarmd zal zijn. We leven nu eenmaal in
abnormale tijden, moeten ons aan de om-
standigheden weten aan te passen en er
ons zoo goed mogelijk door weten te slaan.
We moeten niet vergeten, dat alles wat
we nu ontberen slechts van tijdelijken aard
is en weer plaats zal maken voor betere
tijden. Hoofdzaak is, dat' we thans de ba-
irens weten te verzetten, opdat we het ons
zoo aangenaam mogelijk in huis maken en
tevens tijd winnen, die we aan den anderen
kant weer zoo hard noodig hebben, nu de
distributie weer andeTe beslommeringen
geeft.
Hoofdzaak is over de geheele linie: een
groote mate van aanpassingsvermogen.
Oni koM veAhaal:
Door KURT FRÖHLICH.
Karei Vriksma, die altijd in een best hu
meur was, was vandaag werkelijk verdrie
tig. Een pijnlijke ervaring drukte hem. „Stel
u voor", zei hij met een bedrukte stem, „gis
teren is mij het volgende overkomen: „Ik
moest voor zaken op reis en in den trein heb
ik me toch iets beleefd!
Tegenover mij zat een jonge dame, midden
twintig zoowat, maar ik had nog niet veel
aandacht aan haar geschonken, want ik was
erg moe en had zeker een goed uur gesla
pen. Maar toen was ik uitgerust en in een
best humeur. Ongemerkt kwam ik met mijn
overbuurtje in gesprek." Karei Vriksma trok
eens aan zijn sigaar, schudde dan zijn hoofd,
sloeg vervolgens op zijn knie en ging ver
der: „Het meisje was buitengewoon aardig en
met een bijzonderen trek om den mond, dien
ik niet kon verklaren. Het meisje interesseer
de mij en daar ik dorst had en haar niet
achter wilde laten vroeg ik haar met mij naar
Hoe kunnen wij smake
lijke jus op vleeschlooze
dagen bereiden
's-Gravenhage, 19 Augustus:
Het Voorlichtingsbureau van den Voedings
raad schrijft:
Deze vraagt keert eiken dag weer en
vraagt steeds om een oplossing. Sommige
huisvrouwen passen de volgende methode
toe. Zij maken bij 'het vleesdh, dat op de bon
nen verkrijgbaar is, een zeer groote hoeveel
heid jus, zoodat zij voor verscheidene dagen
voldoende hebben.
Het gevolg is echter, dat deze „waterige"
jus niet smakelijk en niet voedzaam is en
dat de huisgenooten nooit, meer een echte
lekkere vleeschjus te proeven krijgen.
Het bevalt daarom in de practijk beter bij
de beschikbare hoeveelheid vleesch een nor
male portie jus te maken en de overige da
gen een smakelijke „namaak"-jus te berei
den. Het is aan te raden eens een van de
onderstaande recepten te gebruiken.
JUS VOOR VLEESCHLOOZE DAGEN. L
4 afgestreken eetlepels bloem 2 afge
streken eetlepels boter een mespunt tapte-
melkpoeder ongeveer Yz liter water
zout.
In een gietijzeren pannetje de boter smel
ten. De bloem en het melkpoeder toevoegen
èn het mengsel onder goed roeren gelijkma
tig bruin van kleur laten worden. Het water
toevoegen en de saus met zout op smaak
afmaken.
Dit grondrecept kan, naar smaak, gewij
zigd worden door toevoeging van een uitje,
dat in de boter gefruit is, een tomaat, lau
den restauratiewagen te gaan. Zij stelde zich
niet aan, maar nam mijn uitnoodiging aan.
Bij thee en gebak kortten wij ons den tijd.
Met bedoeling had ik mijn naam en adres
verzwegen, men kan nooit weten! En toen
het meisje probeerde er achter te komen, red
de ik er mij uit door mijn voornaam te noe
men. „Karei", zei ik en daarmee uit. Het
meisje noemde als echte of onechte naam:
Hella. Dat was ook voldoende voor een opper
vlakkige kennismaking. Midden in ons ge
zellig gesprek kwam het meisje op de ge
dachte, dat het toch wel wat gewaagd was,
onze bagage zonder toezicht te hebben ach
tergelaten. Ik stelde haar echter gerust: de
restauratiewagen was immers in de onmid
dellijke nabijheid van onzen wagen en
spoorwegdiefstallen kwamen maar zelden
voor. Zij lachte ongeloovig..- Wij rookten dan
nog een paar sigaretten en waren al haast
op de plaats vam onze bestemming. Ik riep
den kellner om te betalen. Drie thee, vijf
gebakjes, een appel, een pakje sigaretten.
Ik greep naar mijn portefeuille. Weg- Mijn
gezelschap moet gezien hebben dat ik doods
bleek werd en mij kwam het voor dat zij
rood werd. Mijn portefeuille weg! En ik wist
zeker, dat ik haar vanmorgen in mijn zak
gestoken had. Een vergissing was uitgeslo
ten. Ik had het geld vier briefjes van tien
nog nageteld- Verloren kon ik ze niet heb
ben en ik had nog niots uitgegeven, waar
voor ik mijn portefeuille te voorschijn had
moeten halen. Ze moest dus gestolen zijn. Al
les werd mij opeens duidelijk. Ook dien ei-
genaardigen trek op het gezicht van het
meisje. Ook haar blozen-"
„Je had haar toch kunnen laten aanhou
den!", riep ik uit. „Heb ik ook een oogen-
blik over gedacht, maar je kunt nooit we
ten waar je inkomt en veronderstel dat mijn
treinavontuur in de krant zou komen; man!
mijn zaken! Neen, een anderen weg moesC
gevonden worden. Het viel mij in, dat ik in
mijn overjas nog wat geld had zitten. Ik
verontschuldigde mij dus een oogenblik en
ging naar den wagon waar mijn babage
stond. Het geld 'vond ik onaangeroerd in mijn
jaszak. Onwillekeurig keek ik wat rond, ont
dekte in het bagagenet de handtasch van het
meisje, dat me vermoedelijk bestolen had.
Ik kon de verzoeking niet weerstaan de tasch
te openen. Drie briefjes van tien vond ik er
iin. Het vierde had zij waarschijnlijk in haar
mantelzak verstopt en mijn -portefeuille zou
rierblad, peterselie, aroma, bouillonblokje,
soja, peper, enz.
Mocht de kleur te licht zijn, dan kan een
mespuntje koffiestroop of gebrande suiker
worden toegevoegd.
De smaak van vleeschjus wordt het dichtst
benaderd, Indien aan het grondrecept alleen
wat aroma toegevoegd wordt.
JUS VOOR VLEESCHLOOZE DAGEN. (ZON
DER BOTER.) 2.
40 g. bloem (5 eetlepels), Yz liter water of
(en) taptemelk of boonenwater, 2 bouillon
blokjes, zout, aroma.
De droge bloem langzaam en onder flink
roeren in een koekepan gelijkmatig bruin
laten worden.
Het water (en/of taptemelk, boonenwater)
aan de kook brengen en de bouillonblokjes
er in oplossen.
De bloem met wat bouillon aanmengen en
al roerende in de kokende vloeistof gieten.
De saus even doorkoken, (naar verkiezing
boter er door roeren) en op smaak afmaken
met wat aroma en zout.
Het is raadzaam voor eenige keeren tege
lijk gebruinde bloem te maken, daar dit niet
in een oogenblik klaar is.
BRUINE BOONENSAUS.
Yz liter bnuine-boonennat, 50 g. gaarge-
kookte bruine boonen, Yz uitje, wat boter,
aardappelmeel, zout, aroma.
Het uitje fijn snipperen, in de boter frui
ten, het boonenwater toevoegen en aan de
kook brengen.
De boonen malen of fijn wrijven, aan de
saus toevoegen en het geheel even flink door
laten koken.
De saus op smaak afmaken met wat aro
ma en zout en zoonoodig bijbinden met wat
aardappelmeel.
wel ergens langs de spoorbaan liggen. Maar
ik zou de dievegge eens grondig beschamen!
Ik keerde weer terug in den restauratiewe
gen met mijn jas óver mijn arm, mijn hoed
op en mijn koffer in mijn hand. Ik betaalde
op opzichtige wijze met het bankpapier. Het
meisje vertrok geen spier vam haar gezicht.
„Geraffineerde oplichtster", dacht ik. Ons af
scheid was iizig. Ik was blij dat ik thuis was.
Maar toen kwam de ontknooping en de pijn
lijkste, gebeurtenis van mijn leven. Komt
daar mijn vrouw naar mij toe en zegt: „Ka-
rel, jongen, hoe heb jij je er uitgered? Zoo
zonder geld? Want doordat je je nog op
het laatste oogenblik hebt verkleed, heb ja je
portefeuille thuis laten liggen!"
Een pijnlijke geschiedenis voor mijn vriend.
Zonder twijfel-
DE WONDERLAMP VAN DE ZEE.
Een in de diepte der zeeën levende inkt-
visch draagt den naam van „wonderlamp"
omdat zijn verlichtingsapparaten inderdaad
met een lamp zijn te vergelijken. Deze visch,
die op- een diepte leeft, waarin 'geen licht
straal meer zou kunnen doordringen, zwemt
te midden van zijn „zoo-duister-als-die-nacht"
omgeving, in een feestelijke verlichting
rond. daar hij, zoowel aan zijn lange licht-
vormige vang>- en voelarmen, alsook om-
der zijn oogen, organen bezit, die of een
lichtende stof afzonderen, of zelf verlichten.
Volgens de diepzee-onderzoekers is deze
„wonderlamp der zee" van 22 iichtorganen
voorzien, die naar behoefte kunnen worden
„ontstoken" of .uitgeschakeld".
Een goed geweten, zoowel als een opge
ruimde geest, is een voortdurend feest
de bron van ware vreugde.
Blijft niet werkloos, zelfs al kunt ge maar
één cent verdienen.
Het zijn ongelukkige menschen, die droo-
men van wat hun hart bezwaart.
Beter de vacht, dan het schaap verloren.
De hond'vand en molenaar waakt voor 't
meel van anderen.
Hij werd niet frisscher met de jaren,
Dat was hem duid'lijk aan te zien.
De ouderdom bracht wat gevaren.
De. toekomst sprak reeds van „misschien"*
Hij was niet vóór zijn tijd versleten.
Maar toch niet best van lieverlee.
En, och, dat konden we ook weten.
De leeftijd sprak een woordje mee!
Hij liep nog altijd langs de straten.
Al voelde hij zich vaak wat slap,
We gingen, zonder veel te praten,
Geregeld nog met hem op stap.
We trokken langs de zomerlanden.
En werkelijk voorzichtig aan.
Dan meden we de scherpe randen.
En zag men ons langs 't fietspad gaan.
Hij was gezien bij alle menschen.
En juist voroal in dezen tijd.
Hij had steeds zeer bescheiden wenschen,
En was tot ieders dienst bereid.
Het ras, waaruit hij was gesproten.
Was steeds veerkrachtig, taai en rond.
Dat zonder horten, zonder stooten
Den rechten weg door 't leven vond!
Maar in de laatste veertien dagen
Deed hij wat vreemder bij het gaan.
Zijn last scheen moeilijker te dragen.
Dan keken we elkaar eens aan!
En na een avondje bij vrinden.
Heb ik hem midden in den nacht.
Toen hij zijn weg .haast niet kon vinden,
Zeer uitgeput naar huis gebracht!
En eind'lijk is de dag gekomen.
Waarop het lang verwachte kwam,
Toen eindigden mijn rijwieldroomen.
Terwijl ik kalm een helling nam!
Want met een knal, héél ver te hooren,
En ergens in een achterland.
Sprong op een paadje tusschen 't koren,
Mijn.... oude, trouwe achterband!!
Augustus 1941. KROES.
(Nadruk verboden.)
Reeds de Romeinen kenden den vuurtu-
ren. In Dover bevinden zich de ruines van
een Romeinschen vuurtoren ,die gedurende
de verovering van Brittannië door Ceasar
werd gebouwd. Een tweede vuurtoren die
ongeveer honderd jaar jonger is dan die bij
Dover, wordt tegenwoordig nog gebruikt.
Weliswaar is hij gedeeltelijk verbouwd en
gerepareerd, maar in hoofdzaak is het nog
dezelfde oude toren, die den Romeinschen
Galeien, die vanaf de Golf van Biscaye de
kust langs zeilden, den weg naar de haven
van Brigantium wees.
De oeroude vuurtoren van Coruna geldt
als de oudste van zijn soort. De Romeinen
noemden hem Hercules-toren, en deze naam
heeft hij door alle eeuwen heen gehouden.
In welk jaar deze toren gebouwd is. is niet
precies bekend, maar inschriften en andere
teekens rechtvaardigen het vermoeden, dat
hij in den tijd van Trajanus reeds bestond.
Toen het Romeinsche keizerrijk uit elkaar
viel en Rome de heerschappij over de zeeën
verloor, doofde ook het vuur van den Her
cules-Toren, alsook dat van andere vuur
torens, die den heerschers der wereld als
wegwijzer op de zeeën hadden gediend.
Terwijl het meerendeel van deze vuurtorens
tot ruines is vervallen, heeft een gelukkig
toeval den Hercules-toren voor dit lot be
waard. Honderden jaren lang was hij niet
meer dan een citadel van vier muren, wel
ke meer en meer in verval raakte. In 1694
namen twee mannen, die hun landen als
consuls in Coruna vertegenwoordigden, het
initiatief om de noodzakelijke reparaties
aan te brengen, en daarmee legden zij den
grondslag, waarop de Spanjaarden in 1797
den toren den vorm konden geven, welke
deze thans nog heeft
Er zijn nog altoos lieden, die in
deze dagen de reistijd bij uit
nemendheid het gemis van
de anto's, motorrijwielen enz.
betreuren. Weten zij wel, dat
men zich vroeger heel wat ge
brekkiger verplaatste? De trek
schuit dat was nog betrekke
lijk aangenaam, maar de dili
gence was bepaald geen genoe
gen
(NPB) Er staat Augustus op de kalender
en wij reizen. Per trein, tram, boot of rij
wiel, we trekken voor korten of langeren
tijd het land in en verheugen ons niet zon
der dankbaarheid over alles wat behouden
bleef. Er' zijn er ook, die behalve reizen
vooral klagen, hoe jammer, dat de auto in
de garage moet blijven en dat we geen heer
lijk tochtje künnen makenMen kent
die geluiden. En voor dezulken ware een
uitstapje in het verleden van overgroot
moeders dagen niet onverdienstelijk. Zij
zouden ervaren en begrijpen, dat. er toen
tertijd veel meer te klagen geweest zou zijn,
ware het niet, dat het eenvoudige toen meer
waardeering vond, dan in de gehaaste en
gejachte eeuw van thans.
In vroeger dagen:
ge per trekschuit of per diligence?-
Vroeger jo toen gleed men voort tus
schen biezen en oeverriet, over het lichtge-
rimpelde water, langs de grazige en sappige
weiden onder een Hollandschen wolkenhe
mel. Het schippertje stond aan zijn roer,
het jagertje zat op of liep naast zijn rossi
nant en de reizigers zaten kalm te praten,
te rooken of deden een spelletje. De trek
schuit gleed door het land en van haast
was geen sprake. Trouwens, dat geheel
paste in het kader van het leven van toen,
waarin de kalmte en de bezadigdheid als
voornaamste factoren stonden. En het is geen
wonder, dat de dichter naar zijn lier greep
om te zingen:
„Wie kan de vinding van den trekschuit
ooit waardeeren?
Men reisde als zat men thuis; geen
schokken, draayen, keeren,
Ontrust het lichaam, 't zij men vaart
bij dagh of nacht,
Men vindt al slapende zich op zijn
plaats gebracht".
Maar ziet, Nicolaas Beets ofwel Hilde-
brahd, dacht er anders over. En er stak een
storm van verontwaardiging op, toen hij in
„Varen en Rijden", dat naderhand in de
Camera Obscura gebundeld werd, het waag
de te schrijven: „dat daar voorbeelden
van menschen zijn, die door te veel in trek
schuiten te .varen, lafhartig, kruipend, gie
rig, koppig en kwelziek geworden zijn", ter
wijl hij voorts nog .schreef: „Over het alge
meen is de roef alleen geschikt voor lieden,
die er voornamelijk het personeel van uit
maken: als daar zijn, „fatsoenlijke" hand
werkslieden, die een teutig bedrijf hehben,
zooals ivoordraaiers en horlogemakers; goe
de luitjes, die een erfenis gaan halen, de
vrouw met een broodje in de breizak, de
man met een snuifdoos met speelwerk; jeug
dige koekbakkers, die niet wilden weten
dat zij. 't waren;, kleine renteniertjes van 50
tot 60 jaar, die zilveren pijpedoppen in
palmhouten akertjes bij zich hebben" enz.
enz. en „grappenmakers, die de geestigheid
hebben, over de verschrikkelijke gevaren te
spreken, die de trekschuit heeft"... Geluk
kig maar dat Hildebrand nog een pleister
op de wonde legde, door eerlijk te beken
nen, dat hij toch ook wel aangename uur
tjes in de trekschuit had doorgebracht. En
om recht te doen wedervaren aan dat ver-
rukkelijk-gezapige vervoermiddel: uit den
mond van tientallen andere schrijvers heb
ben wij louter lofuitingen óver die goede,
oude trekschuit kunnen hooren.
Om meer dan een reden won ten slotte de
„wagendienst" het van de „veerdienst", ken
nelijk omdat het vervoer per diligence nu
eenmaal vlugger ging, zoodat men het er
desnoods dan maar voor over had flink door
elkaar geschud en gerammeld te worden.
Toch is het opmerkelijk, dat er in een tijds
verloop van ruim honderd jaar van ontwik
keling van het wagenverkeer, alleen sprake
was in dien zin, dat er nu en dan een wa
gendienst bij kwam. Centrale organisaties
bestonden er niet! De reglementen, indien
noodig, werden door de twee of meer ste
den, waartusschen zoo'n dienst plaats vond,
voorgeschreven en vastgesteld, nadat men
eerst onderling overleg gepleegd had.
De wagen wonl
Zoo was er een wissel dienst tusschen Zut-
phe'n en Utrecht, en Utrecht en 's-Hertogen-
bosch. Ook was er een verbinding tusschen
Utrecht en Nijmegen en voor den toerwagen
van Utrecht via Culemborg en Buren op
Tiel vice versa Voor de wagens waren er
voorschriften, de voerlieden moesten ge
bruik maken van „bekwame overdekte wa
gens van hetzelfde caliber, voorzien van een
langen disselboom; de wagens moesten van
binnen geschikt zijn voor zitplaatsen van
zes personen, alsmede tot berging van baga
ge en bestelgoederen achterin den wagen.
Waren er geen vracht- of bestelgoederen,
dan moest de bergplaats ook geschikt ge
maakt kunnen worden voor de plaatsing van
twee reizigers, „welke, daar zittende, voor
minder vragtloon zullen meegevoerd wor
den, zullende de voerlieden tevens verpligt
zijn een goed gespan paarden daartoe te
gebruiken." Voorts werd nog beslist, dat de
wagen „gedurende de zomermaanden en
zoo lang de weg bruikbaar was", met on
derling overleg tweemaal per week rijden
zou. Uit die bijvoeging blijkt wel, hoe het
met den toestand van de wegen gesteld was!
Ze waren lang niet best en hobbels en wa
terplassen wisselden elkander af, zoodat de
reizigers geducht door elkaar geschud wer
den.
Tegen ongelukken waakte het reglement
door te bepalen, „dat de voerlieden, zoo der
wisselwagens, als der bijwagens, zich nug-
teren en geschikt jegens de passagiers heb
ben te gedragen en nimmer van de wagens
mogen afgaan, zonder de lijdsels aan eenen
der passagiers te hebben overgegeven"
Tarieven bestonden er voor de trekschui
ten zoo goed als voor de diligences. De prijs
voor de tocht tusschen Utrechten 's-Herto-
genbosch bedroeg f 2.50, kinderen half geld
en kinderen beneden 3 jaar mits op schoot
gehouden waren vrachtvrij. Men ziet wel:
er is geen nieuws onder de zon! De paar
den kregen water en voer in Geldermalsen.
Bagage „beneden de 25 pond" was vrij. Toch
waren er ook weer artikelen waarvoor
vracht betaald moest worden, tien stuivers
voor een pijpenmandje met schapenkaas,
dertig suivers voor een halve ton haring,
zes stuivers voor een soldatenransel en drie
stuivers voor... een lossen brief. En dan is
daar één historische reglementsregel, die al
leszins bewijst dat er toch ©enig risico aan
de diligence verbonden was. Deze: „Indien
een voerman door dronkenschap of onacht
zaamheid „de wagen laat omvallen, zal hij
verbeuren een boete van zes guldens, voorts
gecorrigeerd en zes weken buiten dienst ge
steld worden"
Klagen omdat de auto's van den weg zijn?
Neen, laat, ons dankbaar zijn met reminis
centies aan 't verleden voor puik-op-tijd-
rijdende treinen, autobussen en trams en
voor ons onvolprezen nationaal vervoermid
del: de fiets!