in het jaar 1885 was de Veestapel als velgt
Gettaie ie maand December.
Gedurende ie maai Aupstns.
in het jaar 1888 was de Veestapel in den polder ais volgt
Geinrenie ie inaani Aupstus.
Geiurenie ie maai December.
I» 't begin van Aupstus 1.1. was ie veestapel als bieiwermeli.
G L O OIY MO B TH.
Hieronder wordt aan belanghebbenden een JUIST overzicht ge
geven van den Veestapel, gedurende de laatste drie
jaren in den Polder gehouden.
J. E. WINKLER,
Feuilleton.
91 Stuks hoornvee,
.93 Stuks hoornvee,
633 wolvee 'en
15 paarden.
Yan bovenstaand vee was aanwezig op de
hofstede AMALIA, in huur bij H. W. Keesomc.s.:
20 Stuks hoornvee,
107 wol vee en
4 paarden.
Op de hofstede ALEXANDER, huurders
C. Mz. Zijm en C. Slot:
15 Stuks hoornvee,
124 wol vee en
4 paarden.
Op de hofstede LOCJISA, huurder S.Fz.Smitc.s.:
24 Stuks hoornvee,
138 wolvee en
4 paarden.
Op de hofstede ADRIEN, in huur bij de Erven
Kasse Zegel:
4 Stuks hoornvee,
102 wol vee en
1 paard.
't Overige Vee op de niet
402
wolvee en
22 paarden.
Op de hofstede AMALIA:
26 Stuks hoornvee,
95 wol vee en
6 paarden.
Op de hofstede ALEXANDER:
18 Stuks hoornvee,
N 80 wolvee en
4 paarden.
Op de hofstede LOUISA:
31 Stuks hoornvee,
122 stuks wol vee en
4 paarden.
Op de hofstede ADRIEN:
6 Stuks hoornvee, (waaronder 3 melk-
28 wolvee en (koeien.
2 paarden,
enoemde landerijen aanwezig.
73 Stuks hoornvee,
517 wolvee en
17 paarden.
Waarvan op AMALIA'S hoeve
10 Stuks hoornvee,
115 wolvee en
4 paarden.
Op ALEXANDER'S hoeve:
11 Stuks hoornvee,
134 wol vee en
3 paarden.
Op de hofstede LOUISA:
21 Stuks hoornvee,
146 wol vee en
5 paarden.
Op de hofstede ADRIEN
9 Stuks hoornvee,
40 wolvee en
2 paarden.
't Overige Vee op de
74 Stuks hoornvee,
400 wolvee en
16 paarden.
Waarvan op AMALIA'S hoeve:
20 Stuks hoornvee,
113 wolvee en
4 paarden.
Op ALEXANDER'S hoeve:
15 Stuks hoornvee,
89 wolvee en
4 paarden.
Op de hofstede LOUISA:
19 Stuks hoornvee,
131 wolvee en
5 paarden.
Op de hofstede ADRIEN
9 Stuks hoornvee, (waaronder 5 melk-
3 wolvee en (koeien.
2 paarden,
ii i e t genoemde landerijen aanwezig.
214
77 Stuks HOORNVEE, 735 Stuks WOLVEE en 20 PAARDEN.
Waarvan op AMALIA'S hoeve:
4 Stuks hoornvee, j
4 paarden
10 Stuks hoornvee,
145 wol vee en
3 paarden.
18 Stuks hoornvee,
166
wolvee en Gedurende den geheelen zomer hier geweid.
Op ALEXANDER'S hoeve:
Gedurende den geheelen zomer hier geweid.
Op LOUISA'S hoeve:
wolvee en Gedurende den geheelen zomer hier geweid.
6 paarden.
9 Stuks hoornvee, j
79 Stuks wolvee en
3 paarden.
Op ADRIEN'S hoeve:
waaronder 3 melkkoeien.
t Overige vee op de niet genoemde landerijen aanwezig.
LET WEL! In het honden van VEE ziju de pachters volkomen VRIJ.
TEXEL, 20 SEPTEMBER 1S87.
A DM IN 1ST RA TE ÜR.
Novelle van A. R. RANGABÉ.
(Vervolg van n°. 2.)
Voor hem stond een afschuwelijke vrouw, wier
beenig lichaam slechts met ellendige lompen bedekt
was. Het haar hing onordelijk en ongekamd en
haar van kolenstof zwart gezicht gaf haar het aan
zien van een helschen geest. Met beide handen
draaide ze aan een katrol, die boven de putopening
was aangebrachtalsof ze water putten wilde.
„Roede vrouw," zeide de Lord, „ik wenschte de
mijnen te bezichtigen; wilt ge mij naar den ingang
er van voeren?"
„Ha, ha," antwoordde ze, „draaien, draaien, den
geheelen dag maar, dat duivelsgebroed optrekken;
mochten ze in den grond verzinkenEn 's avonds
wordt iemand een stuk roggebrood en twee beschim
melde aardappelen toegeworpenDoor het vele en
zware werken ben ik niets meer dan vel over been,
en ik heb geen lompen om myne kinderen te dekken
die van de kou beven en thuis van honger schreeu
wen, en alsof we al niet genoeg voor den directeur
werkten, moeten we nu ook nog voor anderen wer
ken," en ze uitte nog een ruwe vloek.
„Neem dit en geleid mij," zeide Lord Barley, ter-
wijl hij zich met afschuw omkeerde en haar een
geldstuk toereikte. De ingezonkene oogen der vrouw
schoten vuur. Met een begeerig gebaar liet ze het
handvat der katrol los, greep het geldstuk met beide
handen en hield het zoo stevig vast, alsof ze vreesde,
dat iemand het haar af kon nemen. Reeds begon
het touw door het gewicht van het voorwerp dat
er aan hing af te winden en te zakkentoen een
godslasterlijke vloek uit de diepte klonk. „Verga
liever, duivelskinderen", riep het wijf maar begon
toch haastig weer op te winden. „Gij moet mij het
gesprokene nietkwalijk nemen", wendde zfj zich weer
tot den Lerd, „het gold hen die ons uitzuigen tot
we niets meer zijn, en als we tot niets meer deugen
ons in een hoek smijten om op een bos stroo aan
ons einde te komen. Voor den shilling, dien zij ons
toewerpen, verlangen z\j de kracht onzer armen
het zweet van ons aangezicht, de lucht die wij in
ademen, het licht bij dag en den slaap bij nacht.
Als gjj naar onderen wilt, kom dan."
„Waar moet ik naar beneden gaan?" vraagde de
Lord, terwijl hij rondzag.
„Hier," antwoordde de vrouw, terwijl ze naar de
zwarte opening wees; „zoodra die smeerlappen boven
z(jn, kunt gij op dezelfde plank weer naar beneden."
Lord Barley keek in de opening om te zien hoe
die reis naar beneden gedaan werd. Het was een
nauwe buis als die van een gewone put; hij kon
echter niet tot op den grond toe zien, daar er een
vormloos voorwerp tusschen was, dat door het touw
naar boven geheschen werd. Het had spoedig de
opening bereikt en nu verschenen twee kinderen
van acht tot tien jaar, dio dicht tegen elkaar aan
gedrukt op een stuk hout zaten, aan hetwelk aan
twee kettingen een vracht kolen hing. De kinderen
geleken afgrijselijke kleine kobolden die uit de onder
wereld kwamen. „En hier zou ik in moeten vraagde
de Lord met merkbaren twijfel, „endalen velen door
dat gat naar beneden ging hij voort, daar hij dezen
weg voor een lid van 't parlement wel wat vreemd
vond. „Of er velen in afdalen? veertien uren
daags draai ik hier als een paard zonder ziel, als
een molen zonder leven. De zon gaat op en gaat
weer onder en altijd vindt zo mij bezig met draaien.
Honderden dalen dagelijks hierin af, kom maar,
wees maar niet bang, die bengels zjjn in het geheel
niet bang."
Deze laatste woorden prikkelden zjjne eigenliefde:
al die kleine tooneelen van menschelijke ellende,
die zich aan hem voordeden, boezemden hem den
wensch in, maakten het hem tot plicht zooals hij
meende om er zich verder mee bekend te maken.
H(j had geheel het lichtzinnige voorwendsel vergeten
dat hem hierheen had gevoerd evenals de beide
dames, die hij waarschijnlijk niet weer zou zien en
die hij geen plan had om op te zoeken. Moedig
zette hij zich schrijlings op de plank en terwijl de
vrouw werktuigelijk haren arbeid verrichtte, gleed
hij langzaam in den afgrond, zich met beide handen
krampachtig aan het touw vasthoudende.
Wordt vervolgd.)
Gedrukt bij LANGEVELD DE ROOIJ te Texel.
4- wnlvAP. pn