Buitenland.
Ingezonden Stukken.
wij zijn daarmee ook begonnen; wij vormen die
steenen zelf, om ze, nadat ze in de zon gedroogd
zijn, ook zelf te metselen. Pijpstra zelf is erop
uit geweest om hout te kappen om daarvan het
dak te maken. Hij schrijft verder: „Een Kaffer
hebben wij op het oogenblik niet, daarom moet
ik ook kok wezen, alles zelf koken en braden,
zelf koffie branden, en ieder moet zijn eigen klee-
ren wasschen; daaruit kunt u zien, dat het hier
wonderlijk'toe gaat."
De regeering heeft een wetsontwerp inge
diend, waarbij het verbod om gedurende een
gedeelte van het jaar met den wonderkuil te
visschén, wordt verlengd tot 1890.
Op het nut der veelal gesmade mollen als
insectendooders kan niet genoeg gewezen worden,
zegt een Duitsch landbouw-blad. Yele boeren
maken ijverig jacht op deze dieren, om ze te
verdelgen. Het nadeel daarvan heeft men meer
malen ondervonden, onlangs nog in Bohemen,
waar door een 'anders onschadelijken kever op
de aardappelvelden groote schade is aangericht.
Mon begint thans meer en meer het nut van
de mollen in te zien. In een landbouw-tijdschrift
werden onlangs zelfs levende mollen te koop ge
vraagd, door een landeigenaar, die ze in zijne
gronden wilde laten leven en voortplanten.
Een nijver boertje kwam eergistermorgen
langs het Zieken Den Haag ingereden, zittende
op een kar met groenten, waarvoor twee honden
gespannen waren, terwijl een derde, onder den
wagen loopende, de trekkracht moest helpen ver-
hoogen. Deze dacht echter: wat niet weet wat niet
deert en maakte het zich daarom ook niets moei
lijk. Doch zijn meester kreeg het in de gaten, zoodat
de zweep er bij te pas kwam, wat trouwens
weinig baatte, daar het beest haast niet te tref
fen was. Het boertje was niet zoo dom als hij
er wel uitzag; want bij den eersten den besten
spekslager stapte hij af, kocht daar een ons le
verworst en bond dat, na er eerst eens flink van
gehapt te hebben aan den staart van een der voorste
honden. Na wederom plaats genomen te hebben,
ging het op het: "vort Bob!" er ventre a terre
langs het Spui van door, daardeachteraanloopende,
tuk op worst, thans zijn voorgangers najoeg, ja
zelfs voortduwde, zonder zijn doel toch te berei
ken, zoodat de bestuurder ten leste de vleesch-
waar moest verwijderen, daar hij anders ontegen
zeggelijk op de Kapelsbrug het kantoor van de
nijverheidstentoonstelling binnen zou gereden zijn.
Er is in sommige couranten reeds op ge
wezen dat in Italië onder de daar voorkomende
paardenrassen nog gevonden worden, en zeer op
prijs worden gesteld, het Friesche en het Gel-
dersche ras. Deze rassen hebben daar stand ge
houden, zoo wil men, sinds den tijd der Romeinen
toen vele Batavieren en Friezen naar Italië gin
gen. Door onoordeelkundige kruising is intusschen
in die rassen een verval gekomen, dat men nu
wil trachten te releveeren. Daartoe worden door
verschillende paardenliefhebbers pogingen aange
wend, ook in verband met de veredeling van het
paardenras, en de Italiaansche markies Fernando
Lotarie de Lottaringhi is nu te Arnhem om de
Geldersche hengsten in oogenschouw te nemen.
(Arnh. Ct.)
Wat de prijs van bouwgrond beteekent in
snel zich ontwikkelende landen, kan men leeren
uit de opgaven van een Amerikaansch blad, the
Boston Journal. Te Philadelphia werd onlangs
voor een enkel stuk grond betaald anderhalf
millioen dollars; te Boston en Chicago „iets meer."
Per vierkanten voet berekend, zou dit zijn, in
Nederlandsch geld, Philadelphia f 45, Boston f 70
en Chicago ƒ92.
Een telegram van den gouverneur van
Zuid-Australië aan den Franschen minister van
marine meldt, dat men aan het strand bij Free-
mantle een dooden albatros heeft gevonden met
een zinken plaatje aan den hals, waarop in het
Fransch de volgende woorden: „Dertien schip
breukelingen zijn den 4den Aug. 1887 op de
Crozet-eilanden geland." De minister heeft den
bevelhebber der zeemacht in den Indischen Oce
aan bevel gegeven om een schip derwaarts te
zenden. Bedoelde eilanden liggen ten zuiden van
Madagascar en er moeten planten op groeien,
waarmee de ongelukkigen zich kunnen voeden.
Men vermoedt, dat zij behoord hebben tot de
bemanning van de Tamaris welke den 28sten
November 1886 naar Nieuw-Caledonië vertrok en
waarvan men nooit iets gehoord heeft.
Reddingstoestel voor schipbreukelingen. In
het Westminster-aquarium hadden onlangs proe
ven met zulk een toestel plaats, die tengevolge
hebben, dat deze toestellen bij de Engelsche ma
rine algemeen toepassiug zullen vinden. Op het
dek van het schip worden die toestellen te zamen
gelegd, zóó dat ze tot zitbanken kunnen dienen,
en wel voor verscheidene personen. Het bene
denste deel, de eigenlijke zitbank, bestaat uit twee
door scharnieren verbonden afdeelingen, die voor
zien zijn van bergplaatsen voor proviand. De
zit vlakte en de rugleuning zijn uit latten gemaakt
en dit laatste deel zoo bewegelijk dat het bij de
uit elkander geslagen zitplaatsen met de oor
spronkelijke bank eene vlakte vormt. In het
latwerk bevinden zich touwen, dienende tot be
vestiging van den persoon die zich op den red
dingstoestel bevindt. Met weinig handgrepen is
de bank in een vaartuig veranderd, hetwelk veel
gemakkelijker in het water gelaten kan worden
dan eenige boot, welke ook.
Het volgende geval van zeeroof bij de kust
van Tunis wordt uit Genua dato 15 October ge
meld. Op 5 October j.l. vertrok de schoener
Pepino Salvo, kapitein Catalano met een beman
ning van zes koppen van Trapani met bestem
ming naar Susa. Tusschen Pantellaria en de
Afrikaansche kust, op de hoogte van Gallippia
werd het weder stil. Een visschersboot kwam
langs de zijde van het schip om aan den gezag
voerder om brood te vragen. Deze begaf zich
naar de kajuit om het verlangde te halen, van
welk oogenblik de visschers acht in aantal
gebruik maakten om aan boord te springen.
Met revolvers en dolken gewapend vielen zij
op de bemanning der schoener aan en dwongen
den kapitein naar de kajuit terug te keeren, al
waar zij hem volgden en alles wat waarde had
mede namen of vernielden. Met een buit van
3766 lires in goud en 5000 lires in zilver verlieten
de roovers daarop het schip. In den ochtend
van 7 October keerde de schoener te Genua terug,
waarna de gezagvoerder bij den havenmeester
aangifte deed van het gebeurde.
In den Elzas, vooral in den Boven-Elzas
en de Vogeezen, is deze week zooveel sneeuw
gevallen, dat zij hier en daar 15 centimeter hoog
ligt. Een man werd Zondagochtend doodgevro
ren gevonden, niet ver van zijn huis bij het
dorp St.-Mari-aux Mines.
Het weder is, voor den tijd van het jaar,
verschrikkelijk streng in Italië. Te Bologne,
Mantua, Genua, Florence, Modena en in andere
plaatsen is een ontzaglijke hoeveelheid sneeuw
gevallen. Te Torriglia, in Ligurië, ligt de sneeuw
dertig centimeter, en bij Parma meer dan ander
half el hoog. Bij Parma is de telegraphische
gemeenschap verbroken, de graanvelden hebben
veel geleden, vee werd gedood en de kastanjeoogst
is zwaar beschadigd. Te Venetië werden boomen
door den storm ontworteld, schoorsteenen weg
geslagen en vele vaartuigen vernield. Te Pisa
hebben verscheiden huizen voor een deel hun
dak verloren en de regen viel bij stroomen neder.
Op het meer van Como zijn eenige menschen
verdronken.
Te Brussel is eene groote oplichterij ontdekt,
gepleegd door zekeren Charles Masson, sedert
zes weken wonende Rue Royale 91, zich noemende
directeur der Compagnie manufacturière d'horlo-
gerie. Hij had in alle buitenlandsche dagbladen
agenten gevraagd, die eene zekere som als borg
tocht moesten stellen. Binnen eenige weken had
hij dientengevolge in aangeteekende brieven ruim
75000 fres. ontvangen. Toen de afzenders der
brieven geen voldoend antwoord ontvingen, be
klaagden zij zich door tusschenkomst der consuls
van Duitschland, Zwitserland en Oostenrijk. Mas
son begaf zich toen naar Aken en bereidde alles
voor tot zijne vlucht naar Amerika. Intusschen
ging het zenden van aangeteekende brieven voort,
die door do politie te Brussel in beslag genomen
werden. De oplichter is intusschen zoek. De
langzaamheid van het Openbaar Ministerie in het
geven van voorschriften aan de politie is, zegt
men, schuld dat de vogel gevlogen is.
M. de B.
Naar aanleiding van een ingezonden stuk van „Een
Texelaar" in no. 3 van Uw blad, wenschte ik enkele
opmerkingen te maken, die U, naar ik hoop, wel zult
willen plaatsen.
De bedoeling van dat stuk is geweest, propaganda
te maken voor de spelling Texel tegenover die van
Tessel. In hoeverre dat doel bereikt is, laat ik
in 't midden, doch tegen de wijze, waarop dit ge
schied is en de daarvoor aangevoerde gronden, meen
ik te mogen opkomen.
'k Heb 'in het geheele stukje geen andere argumen
ten voor Texel of tegen Tessel kunnen vinden dan
deze twee, Avaardoor de schrijver zijne tegenstanders
trouAvens geheel doodgeslagen acht:
le. Zij die Tessel schrijA'en, „beroepen zich alleen
op de uitspraak."
2e. Texel is afgeleid van het aloude Texla; reden
;genoeg Texel te schrijven."
De eerste stelling is echter onwaar, de tweede
slechts betrekkelijk waar.
Zonder my nu party te stellen vóór of tegen de
spelling Texelwil ik aantoonen, dat Tessel minstens
evenveel recht van bestaan' heeft.
Voor het eerste pleit het volgende:
le. De afleiding van Texla, dat zuidelijk eiland,
n.l. ten zuiden van den Yliestroom, zou moeten be-
teekenen.
2e. Het aloude gebruik van het woord.
De voorstanders van het woord Tessel daarentegen
hebben hunne meening op de volgende gronden ge
vestigd
le. Oók de afleiding. Eene andere meening hier
omtrent, o. a. uitgesproken door den heer Alting in
zijn uitgebreid werk over den ouden toestand van
ons land en gedeeld door den Heer Allan is n.l.
deze: het eiland zou zyn naam ontvangen hebben
van de rivier den IJsel (s IJ sala) vroeger daar in
zee stroomende; dus Tessel a 'T IJssel of wel: (het
land) te IJssel. Dat een streek genoemd wordt naar
een doorstroomend water komt meer voor.
Men ziet, de gevoelens zijn op dit punt verdeeld;
wie heeft het bij het rechte eind?
2e. Het oude gebruik van het Avoord.
Wellicht komt dit sommigen Areemd voor, zoodat
ik het met enkele voorbeelden aantoonen zal. Welnu,
in de „Friesche Cronijk" lezen Ave bij 1395 of 1396:
„Deze tijd hadde die Noortzee de gaten van het
Vlie en Tessel veel wijder ghemaeckt, als zij te voren
pleghen te wesen," enz.
en verder bij dezelfde jaartallen:
„Oorsaecke van desen zijn geweest die van Enckel-
huysen, Medenblick ende principalyck die Sint Olof-
scho en Luynkercsche Conversen, die op Wieringen
ende Tessel ende op 'tland tusschen beyden woon
den" enz.
Ook vinden we by Halma het volgende:
„Texla, Texel of T e s s e 1, is volgens een giftbrief
van keizer Otto III, van 't jaar 985 geweest een zeer
groote Landtstreek" enz.
Ten overvloede vinden we deze spelling ook in
den naam Maria Tesselschade Visser.
Men ziet dus dat Tessel in vroeger eeuwen reeds
in gebruik was, al geven we toe, dat Texel, Texele
of Texla meer algemeen was.
Zoo dus deze beide argumenten volkomen analoog
zyn met die voor Texel, zij die Tessel schryven
vinden bovendien een grooten, rnyns inziens den
grootsten steun in:
3e De uitspraak.
Wie heeft ooit een eilander T e k s e 1 hooren zeg
gen ook de meest beschaafden zeggen voor zoo
ver ik weet— Tessel; ook heb ik, tusschen twee
haakjes, de Texelsche Courant nog nooit anders
hooren noemen dan de Tesselsche.
Men heeft dit kardinale punt trachten te ontzenuwen
door te wijzen op namen als Uitert (voor Utrecht,)
Nieuwe Nierp (voor Niedorp,) Raarp (Ransdorp,) e. a.
die toch ook niet geschreven worden. Maar dan zag
men over het hoofd, dat deze woorden alleen ge
hoord worden in de platte taal des volks, doch dat
Tessel gehoord wordt in de Beschaafde spreek
taal.
Juist de kwestie!
'k Heb ook wel eens gehoord, dat Tessel eene
verbastering zou zijn van T e k s e 1 evenals men
„dessel" zegt voor „deksel." Vreemd vind ik het
echter, dat dit met geen der overige woorden met
ks het geval is.
Ook Averden de [voorstanders van Tessel aan
merkelijk in hunne meening versterkt door de uit
spraak der Kon. Acad, van Wetenschappen, die deze
schrijfwijze verkoos, om do redenen, hiergenoemd
onder 2e en 3e. Zij heeft ook alle plaatsnamen met
xAvaarin ks gehoord wordt, met ks geschreven, zoo
als Bokstel, Dinksperloo, Nibbikswoud, e. a.
Zoo zij T e k s e 1 als juiste uitspraak besehouAvde,
zou zij het woord dus óók zoo gespeld hebben.
Hierdoor meen ik aangetoond te hebben, dat do
spelling Tessel minstens evenveel recht van be
staan heeft als de officieële, en tevens, myn oordeel
over de argumenten van „Een Texelaar" te hebben
gemotiveerd.
Vertrouwende, dat U ook in deze zaak, die zeker
velen op het eiland belang inboezemt, het „hoort en
weder hoort" zult toepassen, ben ik hoogachtend
Ued. dw. dr.
S.
Wij hebben aan bovenstaand stuk geen plaats
willen weigeren, doch geven in overweging om het
hierby te laten, de kwestie hoe de naam van een of
andere plaats moet worden geschreven, zou toch by
een langdurig debat veel van zyn aantrekkelykheid
verliezen.
Bed.
In mijn vorige regelen trachtte ik de Texel
sche landlieden opmerkzaam te maken op een
voor hen nadeelig gebruik, het toertzoeken na
melijk, Behalve dat, zijn er nog vele zaken
welke de aandacht onzer boeren overwaardig
zijn. Als belangstellende in het lot van den*
landman en overtuigd dat de boerenstand is, de
spil waar alles op draait, zou ik wenschen de