een puik beste KOE. J, [•en HORLOGIËN. MMen-Meii - GcMen en meel. Ruitersphats. G. R. KEIJSEE. Binnen- en Builenlandsch GEDISTILLEERD, Eerste Jaar. ONDERLINGE VEREENIGING Gevestiitl te Texel BEODEN, DEKENS, MATRASSEN, enz. MT Feuilleton. GLOOMYÏGUTH. s; KORALEN em uü/icilil'ï [811 Heden geslacht LAPJES -10, KARBONADE 35 en BIEF 55 ct. J. REINDERSMA. «1 Warmoesstraat. Bur»- op Texel. VOORHANDEN RUIME KEUZEm m LAKOOI» HOOGSTE WAARDE L m REPARATIE BILLIJK. f| Evenals het vorig jaar is de onder- geteekende belast met den verkoop van n Monsters en prijzen te zien Blijft zich bij voortduring aanbevelen tot de levering van verschillende soorten Elixer, ook POLAK'S LEVENSELIXER alsmede WIJNEN en LI KE OREN in diverse merken; alles tot zeer MOLENSTRAAT- BURG op TEXEL. n Wekelijksche Contributie 10 Cent. Onder elke 100 deelnemers wordende volgende goederen verdeeld. 1 Veeren BED, van 8 Veer. KUSSENS (ieder 2) a 10 Wollen DEKENS 12 Wollen DEKENS 13 Katoenen DEKENS 5 Paar MATRASSEN 10 Kapk. KUSSENS (ieder 2) 30 Molton DEKENS 10 Diversen f 60. - f 60.- - 40. - - 40.- - 5. - - 40.- - 8. - - 80.- - 5. - - 60.- - 5. - 65.— - 5. - - 25.- - 3. - - 30.- - 3. - - 90.- - 3. - - 30.- f 520.- 100 De Hoogste Prijs heeft dus eene waarde van f 60. terwijl de Laagste altijd nog eene waarde van f 3. vertegenwoordigt. De ver deeling geschiedt zooveel mogelijk door de leden zelve. De Goederen zullen van 20 October 188S tot 1 November 1888 in een daartoe bestemd Lo kaal aan DEN BURG ter bezichtiging liggen, alwaar de Verloting ook zal plaats hebben. De contributie wordt wekelijks door den Bode, tegen afgifte van kwitantie opgehaald. Het Vereenigingsjaar vangt aan 1 November 1887 en eindigt 1 November 1888. Door .de levering van SOLIDE GOEDEREN hopen de ondergeteekenden op eene r u i m e deelneming. Agenten voor Texel S. DOGGER, Oudeschild en Hoorn,) Vlieland C. BLOM. De ondernemers, LIEUWEN VISSER. •Agenten gevraagd. Novelle van A. R. RANGABÉ. (Vervolg van n°. 6.) Des morgens was de helft der uit te graven diepte bereikt, maar wie wist of de begravenen dood of levend waren. Eindelijk verspreidde zich het gerucht dat de arbeiders onder zich een dof gedruisch had den vernomen, hetwelk er op wees dat althans niet allen dood waren en van daar uit ook moeite gedaan werd zich te bevrijden. De hoofdingenieur liet da delijk den arbeid staken, daar het vóór alles noodig was den ongelukkige lucht en voedsel en hoop te doen toekomen. Met een boor, zooals men bij arte sische putten gebruikt, begon men nu loodrecht in de aarde te boren. Tegen den middag deed zich een vreugdekreet hooren, men had door de zoldering van den ingestorten gang heen geboord. Door de opening werd toen een touw neêr gelaten met een flesch bier, een brood en een briefje, waarop stond: Geeft den moed niet op, wij werken. Toen het touw weer opgetrokken werd, stond met kool op den an deren kant: wij zullen geduld hebben, geeft ons water. Dit werd neergelaten en het werk begon op nieuw- Eindelijk ook kon de aarde weggeruimd worden, ladders werden neergelaten en de drie mannen kwa men te voorschijn; zij vielen op de knieën en onder tranen dankten zij hunne redders. Maar de twee andere ongelukkigen ontbraken nog; Mr. Tebner steeg in den koker af en doorzocht de plaats des ongeluks, maar kon niets ontdekken. De gerejiden zeiden dat zij alleen in dien gang geweest waren maar uit een ver verwijderden hoek wel schreeuwen en jammeren hadden gemeend te hooren. Eene afdeeling arbeiders begon nu weder in die richting te boren en na een paar uur vernamen de arbeiders eenig geluid, nu eens zwakker, dan weer sterker en naarmate ze verder kwamen kon men duidelijk een stem onder scheiden. Na nog een uur hoorden ze luid geklop, dan weer vreeselijk geschreeuw, soms enkele woor den en gelach en weder geklop. Het was de stem eener vrouw en de woorden die zij tusschen het ge schreeuw en het waanzinnig lachen door uitstiet waren vloeken en verwenschirgen. Weer ging de zon op, eer de arbeiders aan een spleet kwamen, welke naar de plaats voerde, van waar het geschreeuw kwam; maar te nauw om iemand door te laten, moest die eerst verwijd worden om de be- dolvenen er uit te kunnen halen. Een lichtstraal viel in die diepte en verlichtte eene zeer kleine ruimte, waarin eene vrouw op de knieën lag; met beide vuisten sloeg zij zich borst en hoofd. Door de spleet zag zij de arbeiders en hief smeekend de handen op: „Redt mij," schreeuwde zij. „De satan heeft mij in de hel gestort voor de zonden die ik op aarde begaan heb; men houdt mij vast om mij te worgen, omdat ik kinderen gedood heb! „Redt mij, redt mij!" Toen zij daarop zag hoe hare redders ontsteld met werken ophielden, brak ze in smaadredenen en vloeken over hen los. VII. Maar het was niet om het praten en dreigen der vrouw dat de arbeiders op eens waren opgehouden, maar door eene andere, zeer betreurenswaardige om standigheid; bij verdere bearbeiding met houweel dreigde alles in te storten en de ongelukkigen onder het puin te begraven. Er begon nu een nauwkeurig onderzoek hoe men de arme vrouw nog kon redden, uren lang duurde zulks en intusschen lag zij op de knieën voor de spleet te jammeren en te klagen. De angst scheen haar van het verstand beroofd te hebben; „Verlaat mij niet!" huilde ze. „Hebt erbarmen, ik stik, lucht, lucht! haast u wat! Redt me! brengt me weer boven in het licht! geeft me weer frissche lucht! ziet hoe ik beef, ik ben zooanstig! ze beefde als van koorts bevangen en wij die boven stonden hoorden hare tanden klapperen. De ingenieur, die het red dingswerk leidde, van diep medelijden getroffen en wel ziende dat de dood der ongelukkige onvermijde lijk was, als het werk werd gestaakt, terwijl aan den anderen kant nog redding mogelijk was, beval eindelijk, dat men met de grootste voorzichtigheid moest voortgaan. Maar nauwelijks was men weer 'begonnen of met een vreeselijk gekraak stortte do zoldering in en begroef de vrouw onder het puin, terwijl men haar geschreeuw nog boven het geweld van het instortende gewelf uit hoorde. Met bewon derenswaardige snelheid ruimden de arbeiders het puin uit de ontstane opening en haalden de vrouw eindelijk bloedend en naar alle waarschijnlijkheid dood er onder te voorschijn. Zij werd dadelijk naar bovengebracht waar wij in ademloozen angst het einde van het ontzettend drama tegemoet zagen. Maar de vrouw was niet dood; zoodra ze boven in de frissche lucht was, zuchtte ze diep en opende de oogen. Ik stond het dichtst by haar en boog mij over haar heen om hulp te verleenen; doch plotseling sprong ik ontsteld terug, ik voelde hoe de haren mij te berge rezen. „Rampzalige!" riep ik. „Mijn kind! "Waar is mijn kind, mijne Emma!" De zoogenaamde Mary Clay richtte zich op en staarde mij met wijdgeopende oogen aan. Herkent gij mij niet? Kent ge Lady Serfield niet, die uw honger en dorst heeft gestild en u getroost en toen ge klaagdet? Waar is mijn Emma!'' De vrouw wees met den vinger naar beneden. „Waar? waar? riep ik. Is ze dood? Spreek toch en ik zal u de smarten vergeven, die gij my bereid hebt en ook God zal ze u vergeven! Waar is Emma dan?" Hare gelaatstrekken werden krampachtig vertrok ken en met zichtbare inspanning opende zij eindelijk den mond. „„Daar beneden"", scheen ze te fluiste. ren, terwijl ze naar de opening wees: in 't zelfde oogenblik kwam er een bloedstroom over hare lippen en zij zonk levenloos neer. Ik zag haar dood echter niet: nauwelijks toch had ik die twee woorden ver nomen, of ik ijlde voort; als een waanzinnige tui melde ik de trap af, ieder oogenblik in gevaar naar beneden te storten, en naar de plaats, waar de ingenieur in de vooronderstelling dat het vermiste kind zich daar bevinden moest, reeds nieuwe uitgravingen had laten beginnen. Mijn uitzicht en opgewondenheid verbaasden de arbeiders, zij traden terug om mij door te laten. Ik wierp mij op den grond, Emma,Emma; riep ik en ik begon met de handen de aarde weg te krabben. De grond was hier week en men be hoefde niet zeer diep te graven, zoodat men na een uur er reeds door kon; ik drong het eerst vooruit. Wordt vervolgd.) Snelpersdruk - LANGEVELD DE ROOIJ - Texel. iM D t-111 1 cro 13=— "j=— P-H CL=> fa.0 BILLIJKE PRIJZEN. CD CD UH UI) TOT HET BEKOMEN VAN SOLIDE NRIUIIAVMALMI

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1887 | | pagina 4