Binnenland.
Buitenland.
kan alevel zoo z'n eigen prakkezasies hebbenen
ik had er nou een over m'n Driesik dacht maar
aldoor: 'k wou dat die jongen hier ook was
en op 'n mooie morgen, zit ik in 't zonnetje voor
de deur; ik piekerde weer zoo over alios en nog
wat, daar komt een van de hoeren met een half
blinde kerel aanzeilen. Ik weet niet hoe 't kwam
maar 't was net of iemand me zei: „Jan daar
is ie kijk 'm ereis goed in zijn facie 't is Dries
En 't was 'm niet waar joggie! ik praaide je
dadelijkZeg! aap van een jongen, slaap je?
Waarachtig hij is onderzeil hoor! Stil, maats!
laat hem maar slapen, ik zal hem zoo dadelijk
te kooi brengen.
Veel spraaks heeft hij niet over voor 'n ander
maar zooveel heb ik wel van hem gehoord, dat
hij zoo ongeveer 't zelfde toertje door de we
reld heeft gemalikt als zen vaar; eerst in de groote
vaart, toen langen tijd in de kustvaart; ziek geweest,
afijn! ellende met zuur bier, hoorje. En daarom
dank ik God dat ik hem hier heb en hij zijn bod-
dy nog eens te goed kan doen; hij heeft hier een
leven als een prins ik zal hem nou maar wak
ker maken. Kom kuiken! wordt eens wakker!
Sakkerloot wat poeiert hij door! Hij! Ho! moet ik
je nou schudden? Zoo slaapos! Sta je nou studdy?
Vooruit dan, hou je maar aan je vaartje vast jog
gie! Kom!
Genacht mannen! 't weer is bedaard; 't briesje
wat er nou nog staat doet geen kwaad meer.
Blijf jelui nog zitten? Niet? Nou! dan: allen hens
naar kooi!"
„Slaap wel ouwe Jan!"
Slaap wel ouwe Jan! Slaapt wel ouwe pikbroe
ken, flinke mannen die, toen 't Uw tijd was hebt
gewaakt, gewerkt, gezwoegd voor U en voor
anderen.
Slaap allen wel! Ge hebt Uw rust wel verdiend
want moeilijk was Uw leven, hard Uw werk en
bescheiden Uw loon.
Slaap gerust, legt zonder zorg Uw hoofden ne
der, er zijn in Nederland goede vrienden die voor
U waken, veel harten die voelen, veel handen
die geven gaarne geven voor den grijzen Jan
maat.
Zestig oude zee-robben liggen thans kalm en
tevreden in de Prins-Hendrik Stichting voor anker
maar.Twee-en-Twintig wachten nog met reik
halzend verlangen totdat het tij gunstig is om er
binnen te loopen.
Zoolang het ebbe is, moeten zij wachten, hopen
en bidden dat de vloed komt.
Zal die komen?
Zeker!
Daarvoor zullen de Hollanders zorgen; ieder
hunner heeft zeemansbloed in de aderen; ieder
hunner heeft een gave over, klein of groot, voor
de kinderen der zee Is dat niet zoo?
Mochten er velen worden gevonden, die
voor deze stichting iets willen afzonderen.
Secretaris-Administrateur is de heer G. E.
A. van Hall, Dapperstraat 58 te Amsterdam.
TEXEL, 5 November 1887.
Hoewel van tijd tot tijd iets op het strand
wordt aangespoeld, schijnen de berichten daar
omtrent somtijds wel wat overdreven.
Van vertrouwbare zijde werd ons althans
verzekerd, dat in de laatste dagen niets van
beteekenis was aangekomen.
Oudeschild, 3 Nov. Gisteren zeilden van
hier twee blazerschuiten naar het Oude Ylie,
om adsistentie te verleenen aan een vaartuig,
dat daar bij de roode bakenton, bij 't omdraaien,
aan den grond was geloopen. Dit vaartuig
blèek de praamschuit te zijn van schipper H. K.
komende van Nieuwediep, beladen met steen
kolen voor de gasfabriek te Leeuwarden. De
deklast werd over boord geworpen. De schip
per had accoord gemaakt met de stoomboot
„Mossel," die uit Harlingen zou komen om
het vaartuig af te brengen en voor f 30.—
binnen te slepen. Daardoor werd de aange
boden hulp der blazerschuiten van de hand ge
wezen. De lading was wel, doch het praarn-
schip niet geassureerd. Of het later is afge
bracht was den schippers niet bekend.
Helder, 3 Nov. In een der localiteiten te
dezer plaatse, hetwelk juist niet tot de ge
riefelijkste inrichtingen behoort, waren voor
eenige dagen niet minder dan 45 arrestanten
gehuisvest. Deze slachtoffers van een der
jongste politieverordeningen, maakten van tijd
tot tijd een oorverdoovend rumoer. Hun pro
test wegens de onverdiende opsluiting mocht
nochtans niet baten.
De arrestanten waren honden, wier meesters
niet in staat waren of geen lust gevoelden
eene belastingpenning voor hen te koopen.
Helder, 3 Nov. Een zeeloods, gisteren met
een stoomschip te IJmuiden binnengekomen,
rapporteert op de Noordzee vele vaten, die
waarschijnlijk met olie gevuld waren, te hebben
zien drijven.
Uit het voorloopig verslag over de ma-
rine-begrooting blijkt, dat men het oogenblik
ongeschikt acht om tot een nieuwen aanbouw
van oorlogsschepen te besluiten. Men gaf den
Minister in bedenking, den eersten termijn
voor een oorlogsschip te schrappen. Ook de
commissie van rapporteurs sloot zich bij dit
verzoek aan.
Met 1 November 1.1. zijn weder de warm-
waterstoven in alle klassen cler treinen van
de S taats-spoorwegen in gebruik gesteld.
Men bericht uit de noordelijke provin
ciën het overtrekken van zwermen wilde gan
zen, waaruit men een vroegtijdigen en stren
gen winter voorspelt,
Gaf de opbrengst der eerste vrucht in
het Westland, nl. de teelt der vroege aardap
pelen stof tot tevredenheid, geheel anders is
het met die der tweede vrucht. De late
bloemkool bereikt haren vollen wasdom niet
en de bieten, spruitkool en andere koolsoorten
blijven klein van stuk. De late aardappelen,
hoewel de qualiteit goed is, zijn laag van prijs.
Men besteedt slechts f 2 a f 2.25. Appelen
en peren zijn er in overvloed, doch zijn over
het algemeen klein en worden tegen geringe
prijzen verkocht. Allertreurigst is het met
de druiven van den kouden muur gesteld. De
hoop van de tuinders op eenige warme, zon
nige najaarsdagen blijkt ijdel te zijn, en van
daar dat de druiven niet rijp worden. Ook
de boeren ondervinden de nadeelige gevolgen
van eenen kouden, natten herfst, daar zij nu
reeds het vee hebben moeten opstallen.
Men schrijft uit Amsterdam:
In heel het land is wellicht wel bekend, de inan,
die dagelijks honderden malen den paardenkop
in oogenschouw nam, die aan het huis in de
zadelmakerij-Yerweegen en Kok prijkt als uithang-
teelcen van hun beclrijf, en die eiken avond van
7 tot 11 uur bij Van Haarlem in de Nes onder
een enkel kop koffie den avond sleet. Hij is ter
ziele. Nog voor weinige dagen zagen wij hem,
met het hoofd achterover naar den paardenkop
staren. Hij verliet plotseling het leven.
Zooals men weet, heeft deze sukkel vroeger
dagen van ongekende weelde beleefd, zoodat hij
4 tot 6 luxe-paarden hield en nu moet hij in den
houten paardenkop in de Kalverstraat dien van
zijn geliefkoosden viervoeter van vroeger gezien
hebben. Van daar zijn gewoonte, waarvan hij
geen dag afweek.
Hij behoorde tot een aanzienlijke Haagsche
familie, die den in het hoofd iet^vat gekrenkte, hier
kalm en rustig liet leven, volgens zijn verlangen.
Eene vreemde vertooning!
•Wel, wel, wat zou dat te beduiden hebben?
Een prachtig rijtuig met twee fraaie paarden
in vollen draf langs de Stadhouderskade. Dat is
niet vreemd, daar zijn de Amsterdammers wol
aan gewoon, maar 't gekke was, in een prachtig
rijtuig een echten Amsterdamschen straatjongen
te zien zitten, naast een nog jonge, zeor schoone
dame, en daar tegenover een heer, die keek als
of hij een slok azijn in den mond had.
De jongen, met Zijn zwart gezicht en vuile
handen, tuurde benepen naar een groot gat in
zijn broek, alsof hij nog nooit een gat gezien had.
En de dame?
Zij keek boos, maar toch lag op haar lief ge
laat een uitdrukking half van schalkschlieid, half
van medelijden.
Wat had dit te beduiden?
„Ze heit haar zoontje gevonden!" riep een
vrouw een buurjuffrouw toe.
„Wel nee, mins, daar is niks van aan, 't is
bepaald een kind van hem, hij is uit zijn gezicht
gesneden."
Ze hadden het beiden mis.
De knaap boette voor een gemeene kwajon
gensstreek. Hij stond op den hoek van de He-
monystraat, toen het rijtuig van den Amsteldijk
in vollen draf naderde. Wacht, daar kon hij een
grapje hebben. Fluks pakte hij een hand vol
modder en met een snelle handbeweging kwam
het vuil terecht in een rijtuig op de lichte japon
van de dame.
Gelukt! Nu er vandoor. Maar jawel! De heer,
die naast de dame zat, sprong met bewonderens
waardige snelheid en toen kon men genieten van
een wedloop tusschen den bengel en den woe
denden man. De knaap liep of de duivel hem
op de hielen zat, maar die duivel liep te hard,
pakte hem bij den kraag en sleurde hem zonder
een woord te spreken naar het rijtuig. Hij tilde
hem er in en toen luidde het korte bevel: „naar
het politie-bureau." (VI. BI. v. A.)
Men schrijft uit Gasselternijveenschemond
Yoor eenige dagen schoot alhier een jager een
haas. Onmiddelijk trok hij het vel er af en stopte
het vol aardappelloof. - Zoo gevuld zette hij het
opgezette dier aan den kant van een sloot. Eenigen
tijd later kwam een ander jager, die zich ver
heugde een haas te kunnen schieten. Hij legde
aan en paf! daar tuimelde 't dier in de sloot.
Toen hij er bijgekomen was en hem greep om
in de weitasch te bergen, zag hij hoe hij gefopt
was. Hij wilde er ook nog een ander in laten
loopen en plaatste liet dier bij een aardappelkuil.
Een derde jager schoot hem nog eens en zag zich
weer bedrogen. Ontevreden over de hem aange
dane grap, zette hij liet stomme dier in de voren
van een geploegd aardappelveld. Toen den vol
genden morgen de landbouwer met zijn zoon naar
't land ging om den arbeid te hervatten, zag deze
liet dier en het zijn vader mededeelende, sloop hij
er heen om het te bemachtigen. Er bijgekomen
zijnde, liet hij er zich op vallen met den uitroep
„Vader! ik heb hem al." De vader ook toesnel
lende riep: lioud hem vast! waarop de zoon riep
ja maar hij is, geloof ik, al doodzoo kan men
gefopt worden.
Het stoomschip „Vernon" is op het meer
Michigan vergaan; vermoedelijk zijn allen aan
boord, 22 man en een aantal passagiers verdronken.
Wederom woedde in het begin dezer week
een zware storm langs de kust van Groot Bri-
tannië en Ierland. Bij Cardiff zijn zeven schepen
gestrand en bij Falmouth zijn de schepen „Ring-
dore" en „Shakespeare" in aanvaring geraakt,
waarbij beide schade beliepen.
Tusschen Holyhead en Chester werd een ge
deelte van den spoorwegdijk door het water weg
gespoeld. De havenwerken te Liverpool kregen
belangrijke schade en uit alle deelen van het
land, en vooral van de kuststreken, komen be
richten van ongelukken. De Ned. brik „Nautilus"
van Antwerpen naar Cadix vertrokken, is bij Fal
mouth gestrand en zal vermoedelijk verloren gaan.
Eén der opvarenden verdronk.
De Deensche schoener „Thusnelda", van Pelotas
met beenderen, is bij Mylorpoint gestrand en zit
geheel onder water. De gezagvoerder en een ma
troos worden vermist.
De Engelsch-Gallicische petroleummaatschap-
pij maakt bekend dat er belangrijke oliebronnen
ontdekt zijn in den omtrek van Rislci (westelijk
Gallicië).
Uit Londen wordt 't volgende voorval be
richt Toen de leerlingen aan de St. Paulschool
in Newport pagnell op de binnenplaats bij elkander
waren, rende plotseling een wild geworden stier
door de openstaande deur, vertrapte verscheidene
kinderen, stortte zich daarna met den kop naar
beneden en den staart in de hoogte, luid brullend
op de overigen, die doodelijk verschrikt naar alle
richtingen uit elkander stoven, maar van wie er
helaas ook eenige ernstig werden gekwetst. Een
oogenblik heerschte er een volslagen paniek,daarna
evenwel snelde een sterke moedige man naar het
woedende dier toe, greep het bij de horens en
hield het zoolang vast, tot het eindelijk aan alle
vier pooten was gebonden en teruggegeven aan
de veedrijvers aan wie het was ontsnapt. Meer
dan 20 kinderen werden door den dollen stier
meer of minder ernstig gewond.
Te Pesth is een consortium van misdadi
gers ontdekt, met een behoorlijke organisatie als
vennootschap. De president, zekere Hermann,
stond met vier anderen, wegens het namaken
van bankbiljetten terecht; daar twee anderen
medeplichtigen op vrije voeten waren gesteld,
besloot Hermann alles te vertellen, en nu bleek