Buitenland. bemerkte dat men het naderde, hij hoorde geen stoomfluit nog beweging der machine, en binnen twee minuten nadat die vuren gezien waren velgde de aanvaring. Er werden onmiddelijk vuurpijlen afgestoken, waaimede men zoo lang voortging tot het stoomschip zonk. Het was onmogelijk meer booten dan twee te water te krijgen, dewijl het stoomschip zoo spoedig scheef viel. Het aanvarende stoomschip lag naar zijne meening niet ten anker, doch was in beweging. Hij heeft echter geen groen licht op het aanva rende stoomschip gezien. Ook de administrateur Hulsinga en de matrozen Sorensen en Cornelis de Voogd, die op de uitkijk waren vooruit, legden verklaringen in denzelfden geest af, en hoewel zij geene gekleurde lichten zagen zijn zij van meening dat de Rosa Mary niet ten anker lag. Ook zag geen hunner een ketting uitstaan. Wij vernemen, dat bij de directie der Noord- Amerikaansche Stoomvaartmaatschappij het voor nemen bestaat, om ten behoeve der nagelaten be trekkingen van hen, die bij de ramp van het stoom schip W. A, Scholten omkwamen, en ook voor de behoeftigen onder de overlevenden, gelden bijeen te brengen. De Maatschappij zal natuurlijk niet in gebreke blijven, het hare daartoe bij te dragen; intusschen is de Directie bereid, hetgeen weiwillenden tot dat doel zullen willen afzonderen, in ontvangst te nemen. (N.R.Ct.) De heer Musketier, die indertijd den moor denaar van het zoontje des heeren Bogaart. te 's Gravenhage bij de politie aangaf, heeft te Mod- jokerto, in Indië, een einde aan zijn leven gemaakt. Hij zat in een commensalenhuis aldaar te praten met eenige heeren, van wie enkelen hem verwe ten, dat hij zijn vriend De Jong had verraden; zonder een woord te zeggen liep hij het huis uit, den dijk op en de rivier in. (V.Ct,) Op verschillende plaatsen om Amsterdam is men sedert October, onder toezicht van eenen kapitein der genie, vanwege het rijk bezig met bodemonderzoek, tot opsporing van goed drink water. Men is nu gevorderd tot ruim 100 M.; het einddoel is 200 M. Tot nu toe vond men op 80 M. diepte niets dan zeer zout water; de bodem van 80 tot ruim 100 M. bestaat uit hard zeezand; vermoedelijk dus een vroegere zeebodem. Men vordert thans 2 M. in de 24 uur. In den avond van 12 dezer, omstreeks 5'/2 uur, werd aan de woning van den heer A. G. aan den Dubbeldamschen weg te Dordrecht gescheld. Toen de bewoner de deur opende zag hij echter niemand, maar schopte in den gang tegen een slordig dichtgemaakt pakje, dat daar kennelijk was neergeworpen. In zijne kamer teruggekeerd, opende de heer G. dit pakje en ontdekte tot zijne groote ontsteltenis dat het niets meer of minder bevatte dan zijne effecten, ter waarde van 8 a f9000, zijn testament en eenige andere papieren van waarde. Eenigszins van zijn schrik bekomen, wilde de eigenaar zich overtuigen of zijne overige bezittingen nog aanwezig waren, maar nog hevi ger ontstelde hij toen hem bleek dat een blikken trommel, waarin genoemd pakket was geborgen geweest en die bovendien nog een bedrag van ruim /H000 aan papieren geld, een weinig zilver geld en eenige oude zilveren muntstukken bevatte, spoorloos was verdwenen. Onmiddellijk stelde hij de politie met het voorgevallene in kennis en deze stelde even spoedig een uitgebreid onderzook in, doch zonder gevolg. De zaak zou echter nog ingewikkelder worden. Zaterdag middag om streeks 4 uur speelden eenige knapen nabij het Maartensgat, toen toevallig de klomp van een hun ner van den voet schoot en in het water viel. Een andere knaap klom terstond op de daar lig gende houtvlotten en haalde, met behulp van een schippershaak, den klomp uit het water. Zooals altijd, bleven de knapen nog eenigen tijd op de balken spelen en zagen toen, wegens het lage getij, een voorwerp, dat in een gonje baal was gepakt, op den bodem liggen. Uit nieuwsgierigheid haal den zij, met den in hun bezit zijnden haak, dit voorwerp op het vlot en ontdekten toen, dat zij een blikken trommel, inhoudende eenige oude zilveren munten en een klinkersteen, hadden ge- vischt. Een in de nabijheid dienstdoend politie agent nam een en ander in beslag, en het bleek toen dat de trommel en de muntstukken het eigendom waren van den heer G. Het geld was echter verdwenen. Het voortgezet onderzoek leverde tot dusver weinig op. De onderstelling schijnt echter niet gewaagd dat de dief iemand is die van de inrichting der woning en de gewoonte van den heer G. goed op de hoogte was (want er is geen spoor van braak te bespeuren) en die tevens genoeg kennis had van effecten om te weten dat hij die niet zonder gevaar kon te gelde ma ken, en het zonde vond die te vernietigen, of dit laatste om andere redenen niet deed. (D. Ct.) Uit het Noorden van ons land wordt ge schreven De veenbouw van koren, gras en aardappelen komt bij onze oostelijke naburen in de Hanover- sche venen meer dan vroeger in gebruik, terwijl men het aloude veenbranden door andere bemes- tingswijze vervangt, hetwelk wel kostbaarder, maar ook vruchtbaarder is dan het „boekweit- branden." Door greppels legt men het veen droog, en mest met kaïnit en guane, Chilisalpeter en andere kunstmeststoffen. Zoo doende heeft men met goed gevolg wei- en bouwland op onversne den veen aangemaakt, waarin de thimothee kla ver en het zaaigewas, benevens haver, rogge en aardappelen, goed beschot opleveren. In Westfalen doet men thans met deze wijze van verbouw proeven op groote schaal, en worden stukken veen van eenige hectaren grootte aan keuterboeren ter bebouwing afgestaan. De in het oosten van Drente gevestigde Hano- veranen (Munsterlui), die door herwaarts te komen den Duitschen dienstplicht hebben ontloopen, we ten dan ook uiterst goed van de nog onaangesneden venen profijt te trekken. In het Eksloërveen heeft men ook zeer goede aardappelen op het bovenveen verbouwd. Amsterdam is de stad, waarvan men wel zegt, dat zij op haringgraten gebouwd werd maar de Hollandsche haringvisscherij, die eens zulke groote afmetingen had kan heden ten dage niet in de schaduw staan van die van Schotland. Niet minder dan één mihoen vaten haring worden elk jaar door Schotland uitgevoerd, terwijl honderd duizend personen en twaalfduizend booten in dienst dezer visscherij zijn, Men schrijft uit Alfen aan den Rijn Door den bouwman Zaal, aan het Goudsche rij pad alhier, zijn bij het graven in zijn grond ge vonden twee aarden potjes met achttien stuks zilveren munten van verschillende grootte, op ééne waarvan het jaartal 1573 voorkomt. De munten schijnen van Spaanschen oorsprong te zijn en de potjes zijn zeer beschadigd. Ter plaatse waar zij gevonden zijn waren de overblijfselen van eene zeer oude fundeering aanwezig, blijkbaar uit den grooten vorm der gebezigde metselsteen. De potjes en de munten zijn, door de zorg der politie, ter onderkenning opgezonden aan het Pen ningkabinet te Leiden. Te Tiel vond een knaap eene scherpe pa troon bij het station liggen en raapte ze op. Met dat gevaarlijk voorwerp recht in zijn schik, bracht hij het wat al te onvoorzichtig met eene branden de sigaar in aanraking; een schot knalde en den roekeloozen knaap was de linkerhand verbrijzeld. Wonden aan pols, borst en wang wezen de rich ting aan, welke de kogel genomen had. Wel zesmaal had juffrouw Smits in verschil lende kranten gelezen, dat een eetlepel zaagsel in iedere laars de voeten droog en warm houdt. Meneer Smits klaagde altijd over koude voeten, en om hem daar af te helpen, wierp zijne liefheb bende echtgenoote op een goeden morgen in elk zijner laarzen een lepel zaagsel. Smits trok zijne schoenen aan, ontbeet en ging naar zijn kantoor. Hij was echter geen vijf en twintig passen Van huis of hij kwam terug en begon hevig uit te varen. Zoodra was hij niet in de huiskamer, of hij trok één schoen uit en wierp hem woedend weg, zoodat een spiegel er het leven bij inschoot. De andere schoen ging een anderen weg uit en trof Smits' zevenjarigen spruit, die eene keel op zette als een mager varken. „Wat is er toch, lieve man vroeg juffrouw Smits. Hij bromde wat tusschen de tanden't wa3 een vloek. En toen zocht hij zijne schoenen weer op, liet er het zaagsel uit vallen, trok ze weer aan en ging naar zijn kantoor. Hij had niet alleen warme voeten, maar gloeide van top tot teen. Een der eenvoudigste barometers is een spinneweb. Wanneer de spin de draden, waar aan haar web is opgehangen, verkort, kan men met zekerheid regen of wind verwachten en het weder blijft veranderlijk, zoolang het web in dezen toestand gelaten wordt. Verlengt het insect zijn draad, dan is dit een voorteeken van schoon, kalm weder. Blijft de spin werkeloos, dan kan men regen verwachten maar werkt zij, terwijl het regent door, dan kan men zeker zijn, dat het weder spoedig mooi zal worden. Ook heeft men opgemerkt, dat de spin om de vier en twintig uur veranderingen in haar web maakt en dat wanneer deze veranderingen in den avondstond, juist voor zonsondergang worden aangebracht, een heldere, schoone nacht volgt. Ten gemeentehuize van Dantumadeel kwam dezer dagen een weduwnaar, geheel in het werk pak van boerenarbeider, zijn wensch kenbaar maken om te trouwen, liefst zoo gauw mogelijk. De beambte oordeelde dat het paar dadelijk wel in ondertrouw kon worden opgenomen, als de bruid maar tegenwoordig was. „Dan eventjes wachten", luidde de opmerking van den bruidegom, „zij loopt met de bollekorf en komt hier straks bepaald voorbij." Dat ge schiedde; de bolledraagster werd geroepen, en het paar, de bruigom in linnen kiel en op klompen, de bruid met het juk over de schouders, werd in ondertrouw opgenomen! Te San Romo vierde de familie van den Duitschen kroonprins den 21 November den 47n verjaardag van de kroonprinses. Prins Hendrik, de tweede zoon, was daarvoor overgekomen en zal voorloopig te San Remo blijven, terwijl prins Wilhelm weldra van Potsdam naar Berlijn zal verhuizen en met zijne gemalin in het paleis des keizers zijn intrek nemen. Dit geschiedt, omdat prins Wilhelm gedurende den winter den keizer bij alle feestelijkheden moet vertegenwoordigen. Gedurende de laatste dagen gaf de toestand van den kroonprins weer eenige reden tot onmiddel lijke ongerustheid. Er vormde zich in de keel weder een nieuw oedeem (gezwel), dat het slik ken en de ademhaling belemmerde, en doctor Bramann, de uit Berlijn gezonden chirurg, was er reeds op voorbereid, dat een opening van de luchtpijp elk oogenblik noodig zou kunnen zijn. Dit bleek echter onnoodig, want de geneesheeren verwijderden het beletsel van boven, zoodat de gewone toestand hersteld werd. De algemeene toestand van den patient blijft overigens in alle opzichten bevredigend. De Paus wil bij gelegenheid van zijnjubilé eene philantropische instelling voor den werkenden stand oprichten. Hij heeft daarvoor 1,000,000 fr. bestemd. Er heeft weder een aanvaring in het Kanaal plaats gehadmaar gelukkig minder noodlottig dan die van een voorgaande. Bij Hythe is het Amerikaansche stoomschip Sawyer in botsing gekomen met stoomschip Palmarias en ten ge volge daarvan gezonken. Alle die er aan boord waren werden echter gered. Een andere stoomboot, de Polynorio, zonk Dins dag 4 mijlen van Folkestone; het volk werd ge red. Men veronderstelt dat het schip beschadigd werd, doordat het in aanraking kwam met de masten van de W. A. Scholten. Uit Odessa wordt weder een noodlottige aanvaring bericht. De Russische stoomboot Vesta nl. is met een andere stoomboot in botsing ge komen en gezonken met 35 personen van hare bemanning. Uit Nieuw-York wordt een vreeselijke woud- brtmd gemeld aan de oevers van de Beneden-Mis- sissippi, die in wijden kring verwoestingen aan richt. De brand is zóó hevig en de rook zóó dik dat stoombooten 's nachts niet van Yicksburg kun nen afvaren tot binnen 650 mijlen van het dis trict waar de brand woedt. In de geheele streek heeft langen tijd droogte geheerscht en ook nu nog ziet het ér niet uit naar regen. Het spoorwegverkeer is belemmerd daar de leggers verbrand zijn. Men zegt dat nooit eon soortgelijke brand in het Mississippidistrict heeft gewoed. Volgens nadere berichten onntrent den bosch- brand aan de Mississippi, zijn daar reeds een groot aantal huizen en hoeven vernield. De bewoners der streek vluchten tot lijfsbehoud. Erheerscht groote nood. Het afbranden van Barnum's vermaarde menagerie, wordt te Londen bijna even druk besproken als de ramp van de„ Scholten" Barnum is de man, die Jumbo indertijd uit den dierentuin heeft gehaald en deze meest ge liefde aller olifanten is nog niet vergeten. Daarenboven is Alice, die als het wijfje van Jumbo wordt beschouwd, in de vlammen om gekomen. Twee andere olifanten, o. a. de hei lige witte ojifant en een groot aantal andere dieren, deelden haar lot. Dertig olifanten, een hippopotamus en een leeuw ontsnapten. Men vond den leeuw in een stal, waar hij bezig was zich te goed te doen aan eene koe. Hij werd daar doodgeschoten. Al de andere vluchtelingen werden langzamer hand weer gevangen. Naar thans bekend wordt, waren er tot bescherming van het Russische Czarenpaar, van het Russ. grensstation Wirballen tot Petersburg, langs de spoorweglyn twee aan twee, op 20 pas

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1887 | | pagina 2