Buitenland. Ingezonden Stukken. beschadigd zal zijn in welk geval men de lading moet lossen en de passagiers aan land gebracht uilen moeten worden. Niet minder dan 1400 bloemisten en bloem- kweekers hebben zich schriftelijk verbonden geen handel in afgesneden bloemen te drijven en een reglement van orde legt hun de verplichting op niet te handelen met die vakmannen welke zich niet door hun handteekening hebben willen ver binden. Komt iemand zijn handteekening niet na dan mag ook met hem geen handel hoegenaamd door de onderteekenaars meer worden gedreven- Deze forsche maatregelen van de „Algemeene Vereeniging voor Bloembollen-Cultuur" zijn onge twijfeld noodzakelijk om den handel in afgesne den bloemen tegen te gaan. Bloemisten of bloem- kweekers in Nederland die eveneens hun steun willen schenken worden verzocht zich te richten tot het Hoofdbestuur van de Vereeniging te Haar lem. Aan het doodbericht van den heer J A. De Bergh wordt door de Arnh. Ct. de volgende me- dedeeling vastgeknoopt. Sedert vele jaren bezat de Bergh zijn doodkist. Deze doodkist was indertijd voor hem besteld toen men hem dood waande. Hij bleek schijn dood te wezen; de kist echter was besteld en de herleefde schijndoode behield haar als herinnering en gebruikte haar als bergplaats; thans maakt die inhoud voor De Bergh plaats. Uit Borger schrijft men Al levert de boschcultuur in deze streken niet zoo ruime opbrengsten als men zich daarvan in sommige gevallen had voorgesteld, toch is de ontginning van heidegrond voor de boschcultuur nog al zeer winstgevend geweest. Ten bewijze daarvoor diene, dat het heideveld alhier thans verkocht wordt voor f 3 tot f 10 per hectare, ter wijl voor een perceel bosch, dat voor een tiental jaren nog heide was en welks kosten voor den nenzaad en inzaaiing niet hoog werden, thans f125 werd besteed, welk perceel een hectare groot is. Voor een ander perceel, vroeger heide, waarvan de jonge dennen afgebrand zijn en dat later, na voor weinige kosten omgewoeld te zijn, met eikenstekken is bepoot, slechts ruim een halve hectare groot, werd reeds f105 geboden. Het volgende verhaal wordt aan de Arnh. Ct. medegedeeld. „Op zekeren dag des vorigen jaars werd in de gemeente X. iemand, die geen sterveling ter wereld iets verschuldigd was, hoogst onaange naam verrast door de in beslagneming van al zijn have en goed. Volgens den Deurwaarder, die met deze taak was belast, had de vorige be woner van het thans door hem betrokken pand een jaar of zes weken geleden een klein sommetje belasting niet betaald, en nu nam men daarvoor zijne goederen in beslag. Op advies van een advocaat uit de naburige stad het bovenstaande viel voor in een zeer klein plaatsje schreef deze patient een bezwaar schrift aan den Commissaris des konings, bracht dit bij dön gemeente-ontvanger, met verzoek, om het aan dien Commissaris op te zenden en ver kreeg van hem een bewijs van ontvangst van dat geschrift. Reeds den volgenden dag ontving de man nogmaals een bezoek van de deurwaar der, die hem per exploot aanzeide, dat de Ge meente-ontvanger het hem ter hand gestelde bezwaarschrift niet aan den Commissaris opzond, maar het „naast zich neerlegde." De wet van 22 Mei 1845 bepaald, dat, ingeval bij eene in beslagneming van roerende goederen, derden op de daarin begrepen voorwerpen geheel of gedeeltelijk recht meenen te hebben, zij hunne bezwaarschriften te dier zake door tusschenkomst van den ontvanger en tegen een door dezen af te geven bewijs kunnen indienen bij den gouver neur der provincie en dat, zoo het bezwaarschrift wordt afgewezen, degene, die tegen het beslag opkomt, de zaak voor den gewonen rechter kan brengen mits de dagvaardig doende binnen 3 dagen na de beteekening. De ontvanger maakte zich hier dus in elk ge val schuldig aan plichtverzuim, doch wat te denken van eene dergelijke wetsbepaling? Men schrijft aan de lY. R. Ct.: Als een staaltje van de manier waarop soms aan stations wordt omgesprongen met de zorg voor den veiligheidsdienst, deel ik u het volgende mede Ik stond aan zeker station te wachten op den trein die reeds lang in het zicht was en vrij dicht genaderd. Een spoorweg-arbeider of beambte liep, van de baan komend, naar het station, toen een der met mij wachtende reizigers, die sinds eenige oogenblikken de oogen op de rails geves tigd had, tot dien man de vraag richtte„ligt je wissel wel goed De man keek om en zeide „sapperloot, da's waar ook," waarop hij snel op de rails sprong en den wissel omlegde. Bij het terugkomen hoorde ik hem, bij wijze van gerust stelling, tot den reiziger zeggen„het had toch geen gevaar gekund. Ik wil aannemen, dat er geen gevaar bestond; maar als men in het ééne minder gevaarlijke zoo nalatig is, mag men aannemen dat men het even goed in het wel degelijk gevaarlijke kan zijn. Vrijdagmiddag zou het barkschip „Mathilda", dat in het dok onder Charlois gekoperd had, van daar naar de werf der heeren Gebr. Van de We tering te Oud-Delfshaven gesleept worden, toen het schip, dat niet geballast was, door het aan zetten der sleepbooten, zoodanig begon te werken dat het op het punt stond om te slaan. Alle drie de masten braken echter gelijk af, waardoor het schip weer recht kwam; ware het omgesla gen, dan had dit ongeval zeker vele menschen het leven kunnen kosten, daar een groot getal werklieden in het schip werkzaam waren, en tegelijk de overtocht naar de scheepstimmerwerf medemaakten. Gelukkig liep het nu zonder per soonlijke ongelukken af, maar de schade voor de reederij zal belangrijk zijn. Te Ootmarsum werd een varken geslacht, dat men veronderstelde aan een inwendig gebrek te lijden, omdat het steeds een ongewoon geluid van snuffelen of ademhaling door den neus gaf. Bij het openen bleken long en lever zeer gezond te zijn, maar bij het afhakken bevond men, dat zich in den neus een pruimepit had vastgezet. Daar deze pit reeds van een behoorlijke lange kiem was voorzien, had dit dier later hoogstwaar schijnlijk met een sierlijk boompje op den neus kunnen prijken en daarmede het bewijs leveren, dat Münchausens verhalen nog zoo dom niet zijn. In de afgeloopen week vervoegde zich bij eenige landbouwers in den IJpolder een net gekleed per soon, voorgevende directeur eener Amsterdam- sche maatschappij van veeverzekering te zijn. Enkele landbouwers lieten zich door hem bepra ten en sloten een of meer verzekeringen, waar van de premiën direct moesten worden uitbetaald, doch polissen later zouden volgen. Intusschen zijn nog geen polissen gevolgd, terwijl het geble ken is, dat men de dupe is geweest van een sluwen oplichter. Een zeldzaam natuurverschijnsel werd j.l. Vrijdagmiddag, omstreeks half zes, te Ulrum waargenomen. Onder eene sneeuwbui bemerkte men eensklaps een verblindend licht, t' Scheen een vuurbol te zijn, die nabij den grond uiteen spatte. Onmiddellijk daarop hoorde men een he- vigen knal, gevolgd door een rommelend geluid. Verschrikt begaf menigeen zich naar buiten, en ofschoon men eene vrij sterke zwavellucht bemerk te, bleek het niet dat er schade veroorzaakt was. - De mare van een verschrikkelijk ongeluk komt uit Tower, een plaats in de staat Minnesota. In een kosthuis aldaar, dat ook lieden van de armere klasse tot herberg dient, brak bij een hevige koude van 40 graden, door te hard stoken, brand uit. In een oogenblik stond het groote, houten gebouw in vlammen. Er bevonden zich veertig personen in het huis en zoo dikwijls de wind de vlammen van de vensters wegjoeg, zag men gedaanten van per sonen die, waanzinnig van angst, vertwijfeld en handenwringend in de vensteropeningen stonden, om spoedig weer door rook en vlammen aan het oog van de menigte op straat te worden onttrok ken. De brandweer werkte met bovenmenschelijke inspanning en het gelukte haar, vijftien personen uit het gebouw te redden. Bij gebrek aan draag baren en reddingstoestellen, legde men de gered den, die zeer onvoldoende gekleed waren, op straat, waar zij van de koude hevig te lijden hadden. De geredde personen, met brandwonden bedekt, werden half bevroren naar het hospitaal gebracht. De meesten stierven en slechts enkelen konden in 't leven gehouden worden. Het kosthuis brande geheel af. Slechts elf lijken werden er onder de puinhopen gevonden; naar de overige veertien werd vruchteloos gezocht. Flesschen van papier. In Engeland heeft zich in den laatsten tijd een maatschappij gevormd met een kapitaal van 120,000 pd. st,om op groo te schaal flesschen van papier te vervaardigen. Niet dat alle flesschen van glas door die van papier vervangen zullen kunnen worden, maar voor de verzending van vloeistoffen zullen de laat sten de mandflesschen wel het eerst verdringen, omdat de papieren flesschen zeer licht en minder breekbaar zyn dan de glazen flesschen en diens volgens veiliger voor het transport. In Amerika zijn zij reeds veel in gebruik, en zoo samengesteld dat wijn, spiritus enz. het papier niet aantasten. Te Klingenberg, in Beieren, een der weini ge gelukkige plaatsen, waar de inwoners geen belastingen betalen, maar geld toekrijgen, is over verleden jaar aan ieder burger 140 Mark uitgekeerd; dat is 20 Mark meer dan over 1886. Een rijkaard, Ricci geheeten in Westmore- land bij Londen woonachtig is verleden jaar naar Bayreuth geweest. Hij heeft de meester werken van Wagner gehoord en is sedert in Wag ner opgegaan. Na zijn terugkeer liet hij door bijzondere agenten een aantal slanke blonde jon ge meisjes aanwerven tegen hoog loon, die, elk op een volbloed paard gezeten als hedendaagsche Walkuren dienst moeten doen ter veraangena- ming van het leven des heeren Ricci. De dames werden in schreeuwende kleuren gekleed en als haar patroon uitreed volgden zij als lijfwacht van amazonen. In het kasteel des heeren Ricci werd een vleugel speciaal voor haar ingericht. Een familielid van den practischen Wagneriaan wilde hem voor deze kostbare Tantaisie onder curateele laten stellen maar de rechter besliste dat 't iedereen vrij staat zooveel bedienden te nemen als hij wil mannelijke of vrouwelijke te voet of te paard. En de moderne Wotan gaat nog met zijne lijfwacht in draf door Westmore- land. Verleden week werd zekere Carrer, als ge vangene door een politie-agent met den spoortrein naar Mertliyr gebracht. Op een der tusschen- statlons werden de kaartjes gevraagd en kwam iemand de coupé waarin zij gezeten waren binnen - De gevangene die maar aan ééne hand geboeid was, sprong uit het portier rende het perron af, sprong over een hek wierp zich in de rivier wel ke hij overzwom en ontsnapte. Hij is nog niet weder gevangen. Een trouwlustig heer te Frankfort a. d. Main, zocht door middel van een advertentie, in een groot dagblad eene levensgezellin. Door een abuis van den zetter werd de ouderdom van den can- didaat in plaats 37 op 87 jaar aangegeven. Toch kwamen niet minder dan 147 antwoorden uit alle deelen van Duitschland en uit Oosterijk en En geland. De meeste dames beloofden plechtig dat zij de laatste levensjaren van den ouden heer zoo gelukkig mogelijk zouden maken- De jongste dame was 171/., de oudste 65 jaar. Slechts zeer enkele dames deelden mede dat zij eenig vermogen bezaten. Het dorp Aissone in Italië (prov. Doni) is bijna geheel door brand vernield. De hevige wind maakte het blusschen onmogeiijk. Twee perso nen kwamen om, acht werden- gewond. Er ging veel vee verloren en de schade wordt op 500,000 fr. geschat. De Italiaansche regeering zond on middellijk 5000 fr. voor de noodlijdenden. Zoo in gedachten zittende, dwaalde ik ongemerkt terug tot 19 Febr. van het vorige jaar en haalde mij nogmaals voor den geest, het genoegen dat we toen hebben gesmaakt. Zou het, dacht ik verder, niet mogelijk zijn om telken jare den 19en Februari, den geboortedag van onzen geëerbiedigden koning, tot een soort feestdag te maken? Ik bedoel hiermee niet om telkens zulk een feest aan te leggen. Neen zie hier wat ik mij zoo voorstelde. Ie. Kon ieder zooveel mogelijk, door het uitsteken van vlaggen zijne feestelijke stemming doen blijken. 2e. Kon er met een kleine bijdrage den school kinderen een prettigen dag worden bezorgd en 3e. Konden de ouderen, daardoor reeds in feest stemming gekomen, des avonds de feestvreugde nog een weinig voortzetten. Zouden er geen mannen te vinden zijn, die hier voor het initiatief wilden nemen om zoodoende de 19e Febr. tot een feestdag te maken voor geheel Texel? Ik weet wel, men zal mij antwoorden met de vol gende argumenten; le. Waarvoor zou het noodig zijn om telkens den 19 Febr. feestelijk te herdenken? en 2e. Hoe durft gij in dezen gedrukten tijd het feest houden te sprake brengen? Er is immers geen geld! Op het eerste argument antwoord il eenvoudig dit: Mijns inziens heeft Nederland niet alleen groote verplichtingen aan het huis van Oranje, maar zijn Nederland en Oranje zóó nauw aan elkaar verbonden, dat wy ons als 't ware verplicht moesten gevoelen den geboortedag van onzen Vorst in feestelijke stem ming te herdenken. En wat het tweede argument betreft,' och, moet men dan, om feest te vieren, juist over 'veel geld kunnen beschikken? Ik weet by ondervinding dat men met weinig evengoed pret kan maken. Al geeft ieder maar eene kleinigheid. Waarlük véól is daar toe volstrekt niet noodig! Eendracht maakt macht. Dat dit myn geschrijf overdacht moge worden en ik spoedig blyken van instemming moge vernemen! Texel. 31 Jan. '88. p.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1888 | | pagina 2