BOEK- en COURANTDRUKKERIJ
Fitktinti ita Burg op Texel.
DE TEXEL SCHE COURANT,
Feuilleton.
DE SMOKKELAARS.
Bij voortduring worden op deze drukkerij vervaardigd alle soorten Drukwerken voor Gemeente-, Polder- en andere administratiën,
tevens alle voorkomende Drukwerken voor particulieren, alsRekeningen, Kwitantiën, Briefhoofden, Adressen, Verkoopbiljetten,
Strooibiljetten, Verloving- en Visitekaarten, Huwelijksbrieven, Overlijdingsbrieven en verder alles wat tot het vak behoort.
Door eene ruime sorteering nieuwe lettersoorten en flinke machines, woidt alles netjes en spoedig afgeleveid.
DE PRIJZEN ZIJN ALLESZINS BILLIJK.
Beleefdelijk aanbevelende,
LANGEVELD DE ROOIJ.
welke tweemaal 's weeks wordt uitgegeven en franco per post slechts 45 ets. per drie maanden kost, is een uitmuntend middel
tot publiciteit. Dit blad wordt op Texel in ieder huisgezin gelezen en ook buiten Texel veelvuldig verspreid en geeft daardoor
een vroeger alhier ongekende publiciteit aan daarin geplaatste advertentiën.
De prijs der advertentiën is zeer billijk; slechts ti cents per regel.
VIER plaatsingen worden DRIEMALEN berekend.
X.
Ik haaste mij in een zielstoestand weinig verschil
lende van waanzin, naar mijne vertrekken in de hor-
berg terug en wandelde daar een poos heen en weer
niet in staat mijne gedachten samen te stellen ofte
verzamelen.
Mijn ooren suisden, alsof er twintig ketels om mij
heen kookten en een overstelpend vermoeden van
een verschrikkelijke gebeurtenis, woog als lood op
mijne z-iel.
ïk had vreeselijke dingen gezien en gehoord. De
gil der weduwe klonk nog door de lucht en hare als
krankzinnige gestalte stond, zooals zij om genade
riep nog voor mij. Dan kwam het ernstig hoewel
menschlievend gedrag van den rechter, zijn diepe,
doch klankrijke stem, zooals hij God bad, de ziel van
den jongen man genadig te zijn, en ten laatste ging
het beeld van Broekman zelf het oog mijner verbeel
ding voorbij en bracht mij ook weder tot mijzelf en
tot het besef der noodzakelijkheid om te pogen hem
te redden.
Ik zond daarom dadelijk een boodschap naar Mr.
Pleader, in wiens oordeel ik het volste vertrouwen
stelde en aan wiens verlangen om zijn cliënt te dienen
ik niet twijfelde. Hij kwam dadelijk. Hij had het
zelfde inzicht over de zaak als ik en begon het in
al zijne deelen zoo nauwkeurig te beschouwen, dat
ik er verbaasd van stond.
Zooals ik zelf zag hij dat Broekman het slachtoffer
van een samenzwering was.
Zoodra hij met de bizonderheden van mijne reis
naar Maidstone bekend werd, besloot hij dat er meer
gewichtige personen dan de familie Petley in die
samenzwering waren gewikkeld.
Wie is de derde passagier van wien ge spreekt
vroeg hij. Kent gij hem? Kunt gij zeggen, waar
men hem vinden kan.
Ik was op het punt ontkennend te antwoorden,
toen ik, toevallig door het raam kijkende, de bewuste
persoon aan den overkant der straat, in gesprek met
een politie-agent uit mijn eigen kerspel, zag staan.
Daar is hijriep ik uit.
En daar moet hij niet blijven, riep de rechtsge
leerde, zijn hoed opzettende en de trap afvliegende
uit.
Ik volgde onmiddellijk en door goed geluk, bereik
ten wij het voorwerp van ons zoeken, voordat hij
van zijn gezel gescheiden was.
Een woord met u, mijnheer, zeide ik, mij tot
hem wendende.
Met mij mijnheer, sprak de kerel rood wordende.
Ik weet niet wat gij met mij te doen kunt hebben.
Ik heb lirast en kan niet wachten.
Maar gij moet wachten, sprak toen de advokaat
er is een ernstige beschuldiging tegen u en gij zult
deze plaats niet verlaten dan onder geleide van de
politie. Agent, doe uw plicht en neem dezen man
gevangen.
Mij gevangen nemen, riep de ander uit, laat mij
den man zien, die mij zonder de volmacht van een
magistraatspersoon durft gevangen nemen; dan zal
ik geen weerstand bieden, maar pas tot dien tijd op.
Terwijl de kerel dit zeide stak hij zijn hand in zijn
boezem en haalde er een pistool uit.
De agent week terug. Er begon zich een menigte
volk om hen te verzamelen en in weerwil van de
pogingen van Mr. Pleader en mij, mengde hij zich
onder het volk en verdween.
Het beste nu te doen was, een bevel tot inhechte
nisneming te krijgen en daar de agent verklaarde
zijn naam en woonplaats te weten, hadden wij alle
hoop, hem nog te kunnen vatten. Hij was zooals
het scheen, een belangrijke persoon bij het belasting
kantoor te Dover. Zijn naam is Josef Sly en als de
wereld niet liegt, voegde de agent er bij, is er nergens
grooter schelm te vinden.
Een bevel tot inhechtenisneming werd na mijn eed
dat ik reden had die persoon van snoode praktijken
tegen de belastingwetten te verdenken, spoedig ge
geven.
Hiermee ging de agent weg, vastbesloten zooals
hij zeide alle weerstand te overwinnen en ik besloot
gedurende den tijd die hij daartoe noodig had Mevr.
Broekman en ook haar zoon te bezoeken.
De eerste vond ik in een staat van het bitterste
lijden.
Bezwijming na bezwijming volgde, nadat zij uit de
gerechtszaal was gedragen, elkaar zoo snel op, dat
de dokter aan haar leven had gewanhoopt en hoewel
deze nu gelukkig voorby waren, hadden voor zoo'n
doffe moedeloosheid plaats gemaakt dat zij nauwelijks
iemand herkende, veel minder haar hart voor iemand
zou openen.
Onder die omstandigheden achtte ik het onnoodig
lang bij haar te blijven.
Ik spoedde mij dus naar de gevangenis en hoewel
er nog maar een klein half uur voor het sluiten was
aarzelde de cipier, die mijne innige belangstelling
met den gevangene kende, niet mij bij hem toe te
laten.
Ik ging naar de cel van den veroordeelde. Zij
was gelijkvloers, een kleine ruimte meer op een
grafkelder van een kerkhof gelijkende dan op een
gevangenis van een levend wezen.
Het eenige licht kwam door een ijzer rooster in
de deur, waarvoor tegen de nachtlucht een houten
luik kon worden geschoven.
Daar zat de ongelukkige Broekman op een steenen
rustbank, de eenige lig- of rustplaats hem toegestaan.
Toch was hij minder terneergeslagen dan in een
van meer gemakken voorziene cel, welke hij voor
het uitspreken van zijn vonnis bewoonde.
Hij strekte zijn geboeide handen naar mij uit en
vroeg haastig naar zijne moeder.
Zij wordt beter; zeide ik en ik geloof, dat het
wel goed zal blijven gaan; maar hoe gaat het met
u, Broekman Hoe gevoelt gevoelt met betrekking
tot de verschrikkelijke gebeurtenis, die spoedig zal
moeten plaats hebben.
Ik weet, dat ik nog maar weinige dagen heb
te leven en ik weet tevens, dat ik, hoewel geen
moordenaar, het toch ten volle aan mijn moeder
verdiend heb. Hier haperde zijn stem en de tranen
rolden hem langs de wangen. O, wie zal haar hel
pen, wie haar troosten, wie zal de smaad en schaamte
van zulk een dood als de mijne uit haar geheugen
wisschen
Gij zult haar vriend zijn en haar welwillend aan
zien, dat weet ik; maar zij zal het niet overleven.
Moeder en zoon zullen samen sterven want haar
hart is te teer dan dat het niet zou breken.
Ik wil geen valsche hoop bij u opwekken, her
nam ik, in de opwelling van het oogenblik het
besluit vergetends, dat ik had gevormd, om niets
aan den gevangene mee te deelen, voor ik iets be
paalds vernomen had.
Ik wil u met geen valsche hoop vleien, verre van
dat, Ik wil u integendeel aanraden u op 't ergste
voor te bereiden; maar uw vrienden spannen hunne
krachten ten uwen voordeele in; uwe verklaring
voor de rechtbank heeft een sterken indruk gemaakt
en de aandoening der Petley's werd door ieder op
gemerkt.
Gij kunt nog vrij worden gesproken en ik bid,
dat het zoo moge zijn.
Broekman schudde het hoofd, hoewel het schit
teren van zyn oog bewees, dat deze aanspraak den
wensch om te blijven leven bij hem hernieuwd had.
Te zeggen, dat ik niet verheugd zou zijn, als uwe
pogingen met een gunstigen uitslag bekroond wer
den, zou een onwaarheid zijn.
Ik ben nog jong en nu reeds te sterven, en dan
te sterven door beulshanden, het is een verschrik
kelijk denkbeeld; maar ik vrees, dat het niet zal
helpen, gij wekt geen hoop bij mij op, want welke
gronden hebt gij er voor?
Was de beschuldiging niet duidelijk en juist?
Ja, maar er zijn andere zaken, waarvan wij nu
niet zullen spreken.
Die samenzweering, waarvan gij niet wildet ge-
looven, is door het meerendeel van het volk door
zien en zal, hoop ik, aan het licht worden gebracht.
O, praat mij niet van het gebeurde, riep hij,
men heeft inderdaad met mij gespeeld, ik ben wreed
bedrogen. Gij had gelijk, mynheer, Harriet is een
duivelinne; maar ik vergeef haar, zooals ik ook hare
broeders vergeef, en moge zij ook elders vergiffenis
verwerven.
De aankomst van den cipier brak hier ons gesprek af.
Ik gaf Broekman de hand en volgde na beloofd
te hebben des anderen daags terug te komen, mijn
geleider.
(Wordt vervolgd.)
Snelpersdruk LANGEVELD DE ROOIJ Texel