ube pmilantiiqopm Apt Toor Teiel, J. J. Knijp Parkstraat. Janssens Pasteyns, te Leuven, voor Gemeente en Polder-administratie Billijke prijzen. Nette tiBwerkinj. LEGEL Betaling Contant. Zonder opgeld. tij besmettelijke siekten, als: H. Arys-depaepe, Aalst-Alost (België) Lange veld de Rooij. Charles Emden, te Parijs, BRUSSEL. Feuilleton. EXECUTIE Factoor ter Vischmarkt. Dieo Kurg op TexeE* MARIE STEVENSON. «|l VRIJDAG 10 AUGUSTUS 1888, des voormiddags 11 uur, voor de Hofstede JOANNES HOEVE, polder Eijerland, de in beslag genomen goederen en vee, als: 51 SCHAPEN. 1 RAM. 1 KOE. 2 PAARDEN. 1 VARKEN. KIPPEN, VEE, ROEREN- en ROUWGEREED SCHAPPEN, M E II B E L E N. BIJ HOOGSTE BOD. Deurwaarder, CHOLERA, TYPHUS, POKKEN, ROODVONK, DYPHTHER1TIS en DYSENTERIE. GEVESTIGD TE BOLSWARD. Contributie per lid. per jaar. p. jaar. p. !/4 j. ƒ0,42 ƒ0,23 ƒ0,12 „0,63 0,34 „0,18 „0,84 „0,45 „0,23 1,26 0,66 0,34 „2,10 „1,08 „0,55 f. „?5,- „3,15 1,61 „0,82 UlTKEERING. kl. a. f 10,— 's weeks. b. 15, c. „20,- d. „30,- e. 50,- TE KOOP GEVRAAGD Bruto gewicht 100 d 150 KG. a CONTANT. Aanbieding en prijs ingewacht aan het Hulppostkantoor OOSTEREND. (N.II.) Factoor in alle Zee- en Rivicrvlsch. Commissie en Consignatie. Parkstraat, Wijk B, N°. 294, Ondergeteekenden bevelen zich beleefd aan tot de levering van verschillende drukwerken alsmede voor de vervaardiging van I Rekeningen, Nota's, Quitantiën, Wissels, Verlovings- en Ondertrouwbrieven en Kaarten, Enveloppen, Brievenhoofden, Memorandums, Circulaires, Facturen, Prijs couranten, Gelegenheidsgedichten, Brui loftsliederen, Reglementen, Diploma's, En- trêekahrten, Convocatiën, Programma's, Rouwbrieven,Rouwkaarten, Visitekaarten, Adreskaarten, Aanplakbiljetten, Strooi- biljetten, Wasch- en Leeslijstjes, enz. enz. Aanbevelend, UEd. dv. dm., Commissionair Halles-Centrales, kantoor, 16 Rue de la Chapelle, en gros verkoop van versclie Zee- en Rivier Visch en alle soorten van Wild en Gevogelte. FACTOOR IN ALLE VISCHSOORTEN. XL Toen hij weer by zyn zinnen kwam, zat hy in de eerste kamer in de leunstoel van zyne tante, mevr. Stevenson verzorgde hem; hy beschouwde haar en herkende haar ternauwernood, zoo zeer was zij ver ouderd en veranderdmen zou gezegd hebben, dat het de moeder der smarle gebogen over een doode was. Weldra herinnerde William zich weer de oorzaak van zyne bezwijming, de tranen vloeiden hem langs de wangen. Herstel u, myn kind, zei mevrouw Steveilson op lijdenden toon. Er is nog hoop. William sperde de oogen wijd open en keek zijne tante verbaasd aan; vervolgens zonk zyn hoofd weer op de borst terug. O, arme Marie, mompelde hy, luid snikkende- Ja, arme Marie, antwoordde mevrouw Stevenson op droevigen toon, zij is wel zeer ziek Ziek, ziek! riep hy uit meteen ontstelden blik. O, zy is dood, wilt gjj zeggen! Heb ik dan uw gesloten vensters niet gezien en de lijkkist, welke men bracht. O, Goddank, onze vensters zyn slechts gesloten om eenige schaduw en rust te verleenen. En het is niet voor Marie, hernam zy rillende, dat die lijkkist gebracht werd. Het is voor een ander jong meisje dat in dit huis overleden is. Maar MarieMarie is daar, levend op haar bed Levend, zei Williap), zich wild oprichtende. Gy zegt, dat zij leeft? Laat mij haar dan zien, tante, ik wil haar zien. Hy richtte zijne schreden reeds naar de andere kamer, toen mevrouw Stevenson hem met eenen gebiedenden blik terughield. En ik verbied u binnen te treden, zeide zy, ik verbied het u! Myn dochter is zeer ziek, zooals ik u reeds zei, de minste aandoening zou haar noodlottig kunnen zyn. Door zwakte is zij ingedommeld en wij moeten haar laten rusten. Met deze woorden nam zy William by de hand en dwong hem weer te gaan zitten. Deze wierp een onderzoekenden en doordringenden blik naar zyne tante, vervolgens zeide hy haar met zachte, vleiende stem Och, u tracht my toch niet te bedriegen, wel? Marie slaapt zy slaapt en zal ontwaken. Het beste en edelste schepsel van den goeden God leeft nog tot ons aller geluk. O, ik geloof u, tanteDie vreeselyke lijkkist Ik was gek Maar nu ben ik kalm; ik zou zeer zachtjes naar binnen kunnen sluipen, zeer zacht om Marie eens te zien Zjj is ingesluimerd en zal mijne tegenwoordigheid niet opmerken Eene seconde zal voldoende zijn om haar te zien om haar te hooren ademhalen vervolgens zal ik zonder gedruisch in een oogwenk weer terugkeeren. O, tante, laat mij in de kamer van Marie gaan. Onmogelijk, lieve William, gij zi)t nog te aan gedaan, antwoordde mevrouw Stevenson en ik zou vreezen Vrees niets, ik zal stom en onzichtbaar voor haar zijn, viel hij haar in de rede. Lieve Williamliet zich eensklaps eene stem in de andere kamer hooren, maar zoo zwak, dat men haar ternauwernood kon hooren. Hebt gij het gehoord, tante, vroeg William, terwijl hy zyne tante om den hals viel, het is de stem van Marie, zy roept my, Marie wil mij zien, zy wil mij spreken; zy leeft, o, ik ben er nu zeker van! Kom, tante, laat ons nu naar haar toe gaan, ook ik zou myn leven geven om het hare te redden. Op het oogenblik, waarop mevrouw Stevenson door William gevolgd, naar de kamer van Marie ging, trad de dokter binnen. Alle drie begaven zich naar de zieke. Zy was wakkereen buitengewone bleekheid was het eenige teeken, dat de ziekte op haar gelaat had achtergelaten. Zij scheen niets vermagerd te zyn, hare blauwe oogen schitterden nog met hemelsclien glans; 't was alsof zij weldra zou sterven. Toen zij William zag, strekte zij een hand naar hem uit, nog witter dan albast. William drukte haar stil aan zijne lippen, de knie buigende en met kracht zijne tranen bedwingende. Marie had een aanval van longontsteking gekregen in een hevigen graad, welke nog zeer verergerd was door niet de noodige voorzichtigheid en voorzorgen in acht te nemen. In de hoop hare gestaakte bezig heden weder op te nemen, had Marie zich te vroeg genezen geacht en de gevolgen waren niet uitge bleven. Zij was weder ziek geworden, iederen dag had de dokter de meest verontrustende zaken opge merkt. Deze keer verklaarde hij aan mevr. Stevenson, dat een consult noodzakelijk was geworden. De byna onmerkbare beweging, waarmede hij deze verklaring liet vergezeld gaan, scheen te zeggen, dat Marie, zooals hy dacht, verloren was. Mevrouw Stevenson noch William merkten het op. De dag ging in stilte en droefheid voorby. Tegen 10 uur des avonds naderde dejonge schilder het bed van Marie. Tot weerziens, nicht, tot morgen, zeide hij trachtende te glimlachen. Tot morgen, mompelde Marie. Morgen zou ik u wel eens willen spreken, William, spreken over de toekomst. Dat is een goed voorteeken, zeide hy aangedaan. Ik heb hot tegendeel hooren zeggen, zuchtte de zieke, maar zoo zacht, dat niemand het hoorde. Hoofdst. XIV. Den volgenden morgen verschenen er 3 doctoren. Marie had een slechten nacht gehadverscheidene malen was zij flauw gevallen en scheen zy reeds overleden. Des morgens gaf zy oen akelige snik en vertelde hare moeder, dat zy oen gevoel had, alsof haar ziel het lichaam ging verlaten. De dokters bekenden mevrouw Stevenson na een nauwkeurig onderzoek, dat zy geen andere hoop meer hadden dan op de kracht der jeugd of in een of ander buiten gewoon voorval, hetgeen niet door de wetenschap kon worden voorzien. Vervolgens zeiden zy aan den jongen schilder, die hen uitliet, dat Mario waar- schynlyk de nacht niet meer zou doorbrengen; zij bemerkten niet, dat zy hem daarmede het hart van een reten. Eenige oogenblikken daarna meende Marie zich minder zwak te gevoelen; zy riep William en hare geheele familie by zich. Mevrouw Stevenson, die slechts een schaduw was van vroeger jaren, plaatste zich aan het hoofdeinde van het bed harer dochter. De beide kleinen, Hendrik en Ferdinand, knielden op het tapijt voor hot bedCharlotte, bleek en een weinig verouderd, ging aan het voeteneinde, terwyl William achter de kinderen staan bleef. Marie zag met hare heldere oogen al die geliefde gezichten nog eens aan, vervolgens zei zy met zwakke stem Moeder, geef my uwe hand en gij William: kom, als het u mogelijk is, ook nog iets nader; ik vrees, dat gy mij anders niet zult kunnen verstaan zoo is het goed. Luister nu naar mij en val my vooral niet in de rede, want gy kunt niets zeggen, dan hetgeen met de werkelykheid in stryd is. Myne woorden zullen u een weinig pyn doen, maar zij zyn noodzakelyk, zy zyn vooruitziend en daarom te verontschuldigen Ik moet u dan eerst zeggon dat alle hoop op herstel een hersenschim is en dat ik zonder twyfel weldra zal sterven, O, spreek my niet tegen, moederzwyg, William, gy zoudt maken, dat ik de draad van myn gedachten verloor, die ik slechts met moeite kan houden De gedachte aan den dood verschrikt my niet, neen, myne verbeelding heeft er geen verschrikkelyk en somber beeld van gemaakt; ik zie hem integendeel als rust en zachtheid, schoon als een heerlyke zomer avond en zacht als een slaap zonder smart en zonder droomen Ik verwyt hem evenwel één ding en dat is, blind hen weg te nemen, die nog zoo noodig oenigen tyd moesten biy ven om hun werk te voltooien, de werkman te ontrukken aan onvoltooid werk Och, ja, dat is wel treurig Te moeten sterven, terwyl men weet, dat eene geheele familie zonder hulpmiddelen overblyft, te sterven en dan te moeten vreezen voor hen, die uw geheele lust uitmaakten. Zy zweeg, een traan gleed langzaam over haar bewogen gelaat. Mevrouw Stevenson en de kinderen snikten. Wordt vervolgd.) Snelpersdruk LANGEVELD& DEROOIJ TeoceL PilMe yertoopittg %«eiMngMela|)|) 1 of 2 ïetto varkens. ï-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1888 | | pagina 4