Attentie UITGESTELD. LANGEVELD DE ROOIJ, Be prijzen zijn concnrreerenfl. l; 1SITEKAARTJIS, De verkooping der Onroerende Goederen, Coninck Westenberg, LEES DIT! PAIN-EXPELLER Publieke Verkooping Enplsche u Ouitsche STEENKOLEN Betaling 1 November. Deurw. Koning Charles Emden, te Parijs, BOEKDRUKKERS Feuilleton. Dl MILLIGRAM. H. AryS-dsp^SpS, Aalst-Alost (België) Factoor in alle Zee- en Kivierviscli. Commissie en Consignatie. te den Jilnrj np^tsel, Door Bret Harte. toebehoorende aan de Erfgenamen van wijlen den Heer ARIE BREMER, wordt wegens het overlijden van den Heer W. P. KRIJNEN, tot nader te bepalen datum Notaris. De ondergeteekende maakt Texel's ingezetenen bekend, dat bij hem WINTERJASSEN worden gemaaktmaakloon f 2,75. OVERJASSEN f 3,50. II. MÖNTÉ, Warmoesstraat, Burg op Texel. in flesschen van f 1.25, f 0.75 en f 0.50 en alle andere Richters geneesmiclclelen zijn voor Texel alleen verkrijgbaar in den boekhandel van W. C. KEIJ, Burjf. van uitmuntende qualiteit op ZATERDAG, 29 SEPTEMBER 's avonds 8 uur. Café Lap HOORN. ZATERDAG, 0 OCTOBER 's avonds 8 uur. Café Duinker WAAL. ZONDER OPGELD. Commissionair Halles-Centrales, kantoor, 16 Rue de la Chapelle, en gros verkoop van versclie Zee- en Rivier Viscli en alle soorten van AVild en Gevogelte. bevelen bij voortduring hunne Drukkerij aan, tot het vervaardigen van alle esssss 1 voor Gemeente-, Polder- en andere admini stration, zoomede voor Vereenigingen en Par ticulieren. Voor netheid van bewerking; kunnen getui gen de vele reeds uitgevoerde bestellingen. onmisbaar bij VerjaringenBruiloften, Over lijden, Nieuwjaar, enz. enz., worden SPOEDIG, NETJES en GOEDKOOP vervaardigd ter snelpersdrukkerij van Langeveld de Rooij te Texel. XIII. Mulrady ontstelde van dezen onverwacliten uitroep. Houd u kalm, oude man, wees kalm, zei hy. Natuurlyk kunt gy met uw goed doen, wat gy wilt. Toen eensklaps van onderwerp veranderende, ging hij vertrouwelijk voort: Misschien zou je wel gaarne willen weten, waarom ik juist die plaats op den heuvel uitzocht. In de eerste plaats, wel, omdat ik het na myn vondst gehouden heb, meenende, dat de goudader dien kant zou uitloopen en ik bevonden heb, dat dit niet het geval was. Vervolgens ook omdat ge, toen gy eerst hier aankwaamt, van die plaats scheent te houden. Ge waart .gewoon daar te zitten en rond te zien, alsof u die plek bekend voorkwam. Gij zeidet echter nooit dat dit zoo was. Men zegt, dat gy op dat rotsblok zat, toen gy uw laatste aanval hadt, zooals gy weet, maar, voegde hy er by, ge zyt alles daar omtrent vergeten. Ik ben niets vergeten, zei Slimi meteen geschokte stem, terwyl hy opstond. Ik zou gaarne willen, dat ik liet gedaan had, dat ik het kon. Hy stond nu, terwijl hy op de talel leunde. Zonder twijfel had de champagne zijn tong losgemaakt en hem datgene doen bekennen, wat hij nu ïeeds 6 maanden lang had verzwegen. Luister, Alvarin Mulrady, luister, terwyl ik kracht en verstand heb om te sprekenwaarom ik heb loeren wantrouwen en hen leeren haten. Ge meent myne geschiedenis te kennen. Welnu, hoor hedennacht de waarheid van m y Alvarin Mulrady en verwonder u niet, als ik reden er toe heb. Hij hield even op, als om zich iets te kahneeren en vervolgde daarna: Drie jaren geleden was ik een delver, maar geen delver als gy. Ik had ondervinding, ik had weten schappelijke kennis, ik had een vast plan en geduld en wilskracht genoeg om het uit te voeren. Ik zocht een plaats uit, welke alle goede kenmerken droeg, maakte geheel zonder hulp, raad of bystand van welken aard ook een tunnel, werkte zes maanden lang zonder rust of ophouden en met nauwelijks genoeg voedsel om myn lichaam te onderhouden. En ik vond, wat ik zocht. Het was geen bloot geluk, neen, het was een volkomen bevestiging van myn theorie, de belooning voor myn arbeid. Het was geen klompje goud. Het was een ader, een geheel fortuinNooit had ik geweten, hoe hard ik gewerkt had dan dien morgen; nimmer had ik geweten welke ontberingen ik mij getroost had, dan op dat oogenblik van myn succes, toen bevond ik my byna niet in staat te denken, mjj te bewegen. De eenige menschelyke ziel in myne nabijheid was een teleurgesteld del ver, een man met name Masters, die een tunnel had niet ver van de myne. Ik besloot hem niet te vertellen, dat ik zoo'n mooie vondst gedaan had en dat ik zoo zwak was. Daar hy des anderen daags vertrok, kon ik het best geheim houden. Ik weet, dat ik er in slaagde een brief te schrijven aan myne vrouw, welke ik vroeg by my te komen en vertelde welk geluk ik gehad had; ook herinner ik my, dat ik Masters nog zag vertrekken. Iets anders herinner ik my niet. Men vond my later by het rotsblok op den grond, zooals gy weet. Dat weet ik, zei Mulrady, zich het verhaal van den koetsier herinnerende. Zij zeggen, vervolgde Slinn bevende, dat ik nooit moer mijn verstand of bewustheid terug kreegzij zeggen, dat ik myn geheugen totaal verloor gedurende mijne ongesteldheid en dat ik, toen ik in het hospitaal lag, niet meer wist dan een pasgeboren kind; zij zeggen, omdat ik spreken noch my bewegen kon en enkel voedsel innam om te blijven leven, dat ik een idioot was en nooit weer tot mijzelf kwam tot myn zoon mij in het hospitaal vond. Z ij zeggen dat, maar nu zeg ik u, Alvarin Mulrady, zeide hij zyn stem buitenmate verheffende, dat het een leugen is. Nadat ik een week in het hospitaal gelegen had, kreeg ik myn verstand weer terug en behield het gedurende de drie jaren, welke er verliepen tot het tijdstip, waarop Harry met zijn koud, schijnheilig gelaat by myne bedstede kwam en my herkende. Begrijp eons goedIk, de bezitter van millioenen, lag daar arm. Verlaten van vrouw en kinderen als bijzonderheid voor nieuwsgierigen en voorwerp van studie voor dokters en ik wist zulks. Ik hoorde ze de oorzaken van mijne hulpeloosheid opnoemen. Ik hoorde ze spreken van dronkenschap enz. en ik wist, dat ik mij nooit in iets te buiten was gegaan Ik hoorde een geestelijke zeggen, dat het de vinger Gods was. - Windt u niet zoo op, oude man, zei Mulrady goedig. - Ik hoorde ze spreken van my, als van iemand zonder vrienden, als een banneling, een misdadiger, iemand, die door niemand zou worden opgeëischt. Zy hadden gelijk, niemand eischte my op. Anderen werden bezocht door hunne vriendenbloedverwanten kwamen en namen hunne betrekkingen met zich; enkele gelukkigen genazen, anderen, eveneens geluk kigen, stiervenik alleen leefde, zonder dat iemand belang in my stelde, door ieder verlaten. Het eerste jaar, vervolgde hy sneller, bad ik om hun komst. Ik keek dagelijks naar hen uit. Ik verloor de hoop niet. Ik zei tot mijzelf: Zy heeft myn brief niet ontvangen, maar als het te lang duurt, zal zy ongerust worden door mijn zwijgen en zy zullen komen of iemand zenden om mij te zoeken. Een jong student stelde belang in myn toestand en door myne oogen te bestudeeren, kwam hy tot het besluit, dat ik niet geheel onwetend was. Met behulp van een alphabet kreeg hy myn naam en de stad in Illinois, waar mijn vrouw en kinderen hun woonplaats hadden en hy beloofde my door teekens aan hen te zullen schrijven. Maar in een ongelukkig oogenblik vertelde ik hem myn gelukkige vondst en van dat oogenblik beschouwde ook hy my als een gek en een idioot. Hy ging weg en ik zag hem niet weer terug. Toch bleef ik nog hopen. Ik droomde van hunne vreugde als zy mjj vonden en van de belooning, welke myn rjjkdom ze zou geven. Misschien was ik nog een weinig zwak en bouwde ik mjj somtjjds nog te veel luclitkasteelen, maar ik was dat jaar vrjj gelukkig zelfs by al myne teleurstelling want ik hoopte nog. Hy hield eenige oogenblikken op en streek zich met zjjn halfverlamde hand langs het gelaat, hjj was echter minder opgewekt en zjjn stem klonk vaster. - Er moet in het tweede jaar een verandering by my hebben plaats gegrepen, want ik begon toen te vreezen dat zy zouden komen en mij zoo vinden. Een vreeseljjke gedachte, dat zij evenals de student zouden gelooven, dat ik gek was, als ik over myn fortuin sprak, deed my bidden, dat zjj mjj niet zouden vinden voor ik geheel hersteld en myn schat weer zou hebben teruggevonden. Toen ik daar ook het derde jaar nog was, bad ik niet meer voor hen maar vloekte zeik zwoer mjjzelf, dat zy nimmer zouden genieten van myn rijkdom, maar dat ik ze toch zou doen zien, dat ik rjjk was. Ik werd langzamerhand sterker, maar daar ik geld had, noch vrienden tot wie ik mij kon wenden, verborg ik myn waren toestand voor de dokters en verschafte ze alleen myn naam, teneinde te beproeven voor my eenig licht werk te zoeken, om daardoor het hospitaal te kunnen verlaten en de mynschat te zoeken. Eens vernam ik, dat myn schat gevonden was. Begrjjp eens, myn schat, die mij zooveel arbeid en myn verstand had gekost en ik was arm en vorgeten. Dat goud, waarvan ik nooit genoten had, was gevonden door een ander. Zjj zeggen, dat ze rnjj gevoelloos van den grond opzochten, waar ik neergevallen was, toen ik het nieuws hoorde; ik herinner er mjj niets van. Drie weken daarna kwam myn zoon. Ook hy beschouwde mjj als idioot of gek. Ik maakte hem niet wjjzer. Ik liet my hierheen brengen. - En welk bewjjs kunt gy leveren van Uw recht vroeg Mulrady ernstig. - Als ik dien brief had als ik Masters kon vinden, begon Slinn weifelend. - Hebt gjj ook eenig idéé, waar de brief kan zjjn? - Ik weet het niet. Somtjjds meen ik het. Hy hield op, ging zitten en bracht zyn handen naar het voorhoofd. Ik moet den brief ergens gezien hebben. Ja, vervolgde hy plotseling driftig ik weet het, ik heb het gezien. Ik hy trilde over zyn gelieele lichaam ik wil my herin neren waar. - Wees kalm, oude man, wees kalm. - Gy hebt mij meermalen gevraagd naar myne visioenen. Welnu, dit is er een van. Ik herinner my, dat iemand my ergens dien brief heeft getoond. Ik heb hem uit zyne handen genomen en geopend, en ik wist, dat hy de mijne was door het goud dat liy bevatte. Maar waar of wanneer en wat er meer gebeurde, kan ik niet zeggen. Ik zal hem wel weer krygen, en dat moet spoedig gebeuren. Wordt vervolgd.) Snelpersdruk - LANGEVELD DE ROOIJ Texel.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1888 | | pagina 4