Buitenland.
Waal, 9 Jan. De bij advertentie aange
kondigde damwedstrijd in het lokaal Bellevue
werd gisteren-avond gehouden. Zestien lief
hebbers waren vertegenwoordigd en streden
met afwisselend geluk.
Ten halfelf ure was het eerste gedeelte
afgeloopen en waren 12 strijders gevallen. Het
viertal overblijvers bestaat uit de heerenC.
W. Koning, J. Daalder, KI. Roeper en J. B.
Bakker.
Op Woensdag, 16 Jan. heeft het tweede
gedeelte plaats. Om bijzondere reden te acht
ure.
Omtrent het lot van Zr. Ms. „Zilveren Kruis"
is, volgens de Soerab. Ct., nu definitief beschikt.
Het schip zal uit dienst gaan en worden op
gelapt aan het maiine-etablisseinent te Soerabaya.
Met kunst en vliegwerk zal het dan naar Holland
worden gezonden en daar worden „opgelegd" om
nog eenige jaren nominaal te figureeren onder de
effectieve sterkte van ons marine-materieel.
De equipage, die in Indie reeds lang boven haar
tijd diende, keert in drie groepen naar Nederland
terug.
De Tyd bespreekt, naar aanleiding van het
wetsontwerp tot het tegengaan van overmatigen
arbeid van jeugdige personen en vrouwen, de
vraag: of en in hoever de Staat de ouderlijke macht
kan beperken in het doen verrichten van arbeid
door kinderen. Het wetontwerp gaat ten deze
verder dan de bestaande wet; het zal, naar het
schijnt, ook dan den arbeid van kinderen verbieden,
wanneer een vader zijn kind te werk stelt, om
hem bij hebt innen zijn woning uitgeoefend bedrijf
te helpen.
Men kan er voorzeker den Minister geen grief
van maken, dat hij de ouders treffen wil, die van
hunne kinderen misbruik maken. Maar de vraag
blyft over, of het wetsontwerp niet te ver gaat,
wanneer het ouders wil straffen, die hunne kinde
ren laten meehelpen in hun bedrijf, dat binnenshuis
wordt uitgeoefend, zooals dat van timmerman,
kleermaker, smid, enz. Daartegen zijn bezwaren,
die aan de Tijd niet ongegrond voorkomen. Dit
misbruik zoo het misbruik mag genoemd
worden zal nooit door de wet geheel kunnen
worden belet. Hier of daar zal een hatelijke
vervolging worden ingesteld, die zeker het gezag
der wet niet zal verhoogen maar beletten zal zij
niet, dat een smid of timmerman of wever enz.
zijn kind een handje zal laten helpen, wanneer
de omstandigheden het vereischen.
„Dat kan men ook geen overmatigen arbeid
noemen. Wél worden gevallen aangehaald, dat
kinderen van 's morgens vijf tot laat in den avond
met zulke werkzaamheden worden beziggehouden.
Doch het overmatige bestond hier niet in den aard
van den arbeid, die op zich-zelven vrij licht was,
maar in den langen duur ervan. Nu, wat is daar
tegen te doen Zou het niet overdreven ziin,
voor te schryven, dat een vader zijn kind niet mag
laten meehelpen 's morgens voor zeven en 's avonds
na acht uur, en dat hij het 's middags nog een
uur of anderhalf moet vryaf geven Dat is
inmenging in het huiselijk gebied, die ons in het
geheel niet wenschelijk toeschijnt. Wij begrijpen
daarom, dat „het naar de meening van veel leden
te ver gaat, de ouders te beperken in hun bevoegd
heid om zich bij den huisarbeid door hun kinderen
te doen bijstaan."
Omtrent de lOOjarigen stoomboot-kapitein
te Heusden wordt gemeld:
In het doopboek der Herv. kerk van Heusden
vindt men vermeld: „Jan, zoon van Floris van
Herwaarden en Catharina Vos; 't kind is geboren
den 26 December 1788, gedoopt den 27 Decem
ber 1788."
De heer J. van Herwaarden, die zeer jong ge
huwd was, heeft driemaal zijn zilveren bruiloft
gevierd, daar zijn eerste en tweede echtgenoote
respectievelijk na een huwelijks-vereeniging van
26 en 27 jaar kwamen te overlijden. Zijn tegen
woordige hnisvrouw zal daarvan het grootste
aantal jaren met hem lief en leed in het huwe
lijksleven hebben gesmaakt. Er zijn nog 2 zonen
en 3 dochters van hem in leven.
Het getal zijner afstammelingen, nog in leven,
bedraagt minstens 120.
man en vrouw, die voornemens waren
Een
met hunne 3 kinderen Zaterdag met het stoom
schip „Edam" naar de Argentijnsche republiek te
vertiekken en daarom reeds ai hunne bezittingen
hadden opgeruimd, zijn op het oogenblik dat zij
zich aan boord begaven op hun besluit terugge
komen, en weder naar hunne oude woonplaats
Tilburg, teruggekeerd.
O.ns leger. Marius, de schrijver der
Militaire Penkrassen in Het Vaderland, bepleit
andermaal met aandrang eone legerhervorming.
Hij ziet den toestand van Europa zeer donker in,
en meent, dat een groote Europeesche oorlog in
de naaste toekomst onvermijdelijk zal zijn.
Willen wij dus, zegt hij, in het thans begonnen
jaar bij een volstrekt niet ondenkbaren oorlog op
onze grenzen, in staat zijn nog eenigszins de
plichten te vervullen, die de neutraliteit ons oplegt,
dan moeten onmiddellijk nog maatregelen worden
genomen, om het veldleger te kunnen versterken.
In de eerste plaats behoort dan op den ln Mei
geen enkele lichting gepasporteerd te worden,
waardoor wij in Augustus althans over zeven
geoefende lichtingen zouden kunnen beschikken.
Maar tevens moet naar middelen worden omgezien
om van de alsdan meer beschikbare manschappen
ook nieuwe gevechtseenheden te kunnen samen
stellen, en dus ernstige pogingen in het werk
worden gesteld, om over de daarvoor noodige
officieren te kunnen beschikken. Een voor de
hand liggend middel is, om terstond het aantal
kapiteins bij het hoofdwapen zoodanig uit te
breiden, dat per bataljon infanterie een kapitein
voor speciale diensten worde benoemd. Dit heeft
een oogenblikkelijke vermeerdering met 18 kapi
teins. Voorts per regiment een hoofdofficier aan
den commandant toe te voegen, en bij de inrich
tingen welke officieren vormen, een zoo groot
aantal plaatsen open te stellen, dat minstens het
incompleet zoo spoedig mogelijk verdwijne, en
zij nog genoeg leerlingen der hoogste studiejaren
overhonden, om de nieuw te vormen tactische
eenheden terstond bij het uitbreken van een
oorlog van luitenants te kunnen voorzien.
Mocht toch het Nederlandsche volk thans nog,
nu er met wat geld nog iets goed te maken zou
wezen, worden gewekt uit den loomen toestand,
waarin het door den alles overheerschenden par
tijstrijd is geraakt. Wij doen een beroep op alle
officieren van de veldtroepen, opdat zij hun stem
doen hooren, en het volk niet langer uitsluitend
laten voorlichten door bureaucraten en technici,
maar evenals wij de pen opnemen, om de waar
achtige belangen van de strijdmacht en van het
vaderland openlijk daartegen te verdedigen.
Men schrijft uit Londen aan het N.v.d.D-
Onlangs kwam te Londen het stoomschip
„Govine" aan, dat als lading onder meer 30,000
doezen dadels bevatte. Dit schip zonk in den
Theems nabij Greenwich, dus zeer nabij de plaats
waar de Londensche riolen uitmonden. De partij
dadels werd afgekeurd. Doch thans is zij verkocht
en zal zij waarschijnlijk worden uitgevoerd naar
het vasteland van Europa.
Wie dus binnen kort buitengewoon goedkoop
dadels ziet verkoopen, wachte zich voor onheilen.
Deze in Engeland afgekeurde dadels zijn onge
schikt voor menschelijk voedsel en zouden een
epidemische ziekte kunnen veroorzaken.
Misschien hadden de Londensche autoriteiten
beter gedaan met de partij niet alleen af te keuren
maar ook te doen vernietigen. Nu dit niet is
geschied en de mogelijkheid bestaat, dat de partij
naar Holland gaat, zal men wel doen daar op te
letten.
Een bedelaar te Amsterdam vroeg dezer
dagen aan een matroos: „meneertje, geef me een
paar centen om brood te koopen. Ik heb den
ganschen dag nog niets gehad."
„Och kom," antwoordde Janmaat. „Ga maar
mee."
Vol verwachting stapte de bedelaar naast den
zeerob, die eenige oogenblikken later een bak
kerswinkel binnenstapte en een flink brood kocht.
Buiten komende reikte hij het den ander over,
die er zich mede wilde verwyderen. „Hé wat
vriendjeriep de matroos. „Je had zoo'n honger
zei je. Nu eten voor den d
„Maar meneertje ik heb pas
„Geen meneertjes, hoorVreten zal je."
Tegen wil en dank was de bedelaar verplicht
het brood naar binnen te werken, tot groot ver
maak van enkele omstanders. Toen hij het bijna
op had verwijderde de matroos zich, hoogst vol
daan over zijn weldaad.
Naar men verneemt is een prediker uit
Ned.-Indië, met verlof hier te lande, benoemd tot
commies bij het Depart, van koloniën, ten einde
in het bijzonder te worden belast met de behan
deling der aangelegenheden van de zending in
Nederl.-Indie.
Men heeft thans in Duitschland 19 arbei
derskoloniën, inrichtingen tot werkverschaffing
aan hen die anders tot bedelarij moeten vervallen.
Sommige dezer koloniën zijn verbonden meteen
asyl voor invalide werklieden en tevens met
verbeterhuizen voor dronkaards. Het doel is
echter om voor de opgenomen werklieden arbeid
te zoeken. In 1888 werden 2038 personen opge
nomen en sedert de oprichting van de eerste
kolonie (22 Maart 1882) 29031.
De Heer Herald Faker, een bekwaam
Engelsch scheikundige, schrijft woordelijk het
volgende
„De reputatie der Deensche boter rust op eene
te soliede basis, om door berichten als deze
(verklaring door eene Engelsche jury, dat een
Deensch merk natuurboter vervalschte boter
bleek te zijn) te kunnen worden benadeeld. De
Deensche landbouwers hebben eene opleiding
ontvangen, die hen tot meester in hun vak maakt
en zij zijn zich daarvan bewust. Door coöperatie
wordt de melk van een groot aantal kleine land-
bouwers tot één eenvormig merk verwerkt, en
zoodoende worden zelfs de geringe voortbreng-
selen van kleine landbouwers voor den uitvoer-
handel geschikt gemaakt. Yan Regeeringswege
worden voortdurend proeven genomen op Rijks
landbouwscholen en verbeteringen aangebracht en
alom bekend gemaakt. De Regeering houdt het
toezicht over margarinebereidingen de handelaren
hebben zorgvuldig den smaak hunner Engelsche
afnemers bestudeerd. Daardoor alleen heeft de
Deensche boter haar tegenwoordig standpunt
bereikt."
Te Gweedore in Ierland hebben weer uit
zettingen van wan betalende pachters plaats gehad.
Te Donegal waren tot uitzetting van één pachter
noodig 80 soldaten en 150 politie-agenten. De
elf mannen, die het huis van den pachter verde
digden, ontvingen de rechterlijke macht met een
hagelbui van steenen, en eerst na een gevecht
van 5 uur en op bedreiging van den komman»
dant der troepen, op het huis te zullen schieten,
gaven zij zich over.
Van 1 Jan. 30 Nov. 1888 zijn uit
Duitschland ongeveer 96,000 landverhuizers ver
trokken, hoofdzakelijk naar Amerika, tegen 97,000
personen in hetzelfde tijdperk van 1887, en 105,000
in 1885.
Uit Saoma is het bericht ontvangen dat
de commandant van een Duitsch oorlogsschip
aldaar met 120 man aan land is gegaan tot
bescherming van den koning van Tamesese, die
onder Duitschlands bescherming staat. Bij het
gevecht, dat daarop ontstond, zijn aan de zijde
der Duitschers 20 man gedood en 30 gewond.
De Duitschers waren genoodzaakt, zich weder
in hunne sloepen te begeven.
Volgens een statistiek" van het Fransch
Ministerie van landbouw zijn in 1887 701 wolven
gedood, namelijk 16 wolvinnen met 370 jongen
en 315 mannelijke wolven. In het geheel werden
47.000 francs als premie voor het dooden dezer
dieren betaald. Er staat nl. eeh premie van
150 francs op het dooden eener wolvin, ferwijl
voor een wolf 100, voor wolf je 1 40 francs werd
betaald. De meeste wolven werden gedood in
Dordogne (190). Daarna kwamen Charante, Vienne
en Haute Vienne.
In het zuiden van Rusland hebben in de
laatste dagen zoo hevige sneeuwstormen gewoed,
dat het verkeer op de meeste spoorwegen ge
stremd is. Op de Bakullijn is een trein in de
sneeuw blijven steken en een gelijk lot trof
een locomotief, die hulp zou brengen. De station
chef, die met den trein was meegegaan, keerde
te voet terug, maar werd door de sneeuw
overvallen en vroor dood.
Voortdurend raken in Spanje brieven ver
loren, zonder dat men de daders kan ontdekken.
Eindelijk echter is een beambte opgespoord en
gevangen genomen, in wiens woning vijf honderd
gewone en zeventien aangeteekende brieven
meest allen geopend gevonden waren.
Deze inhechtenisneming verhinderde echter
niet, dat op denzelfden dag weer een pak met
73 aangeteekende brieven en een aantal juweelen
uit een postkar te Madrid gestolen werden. De
daders heeft men tot nog toe niet ontdekt.
Bij proefnemingen van het „Liverpool Marine
Biology Committes", met eene stoomboot naar
het eiland Man gedaan, ten einde na te gaan de
uitkomst van het visschen met sleepnetten, die
door eene onderzeesche gloeilamp van Edison en
Swan van zestig kaarsen verlicht waren, werd
bij het ophalen der twee netten het donkere ledig
bevonden, maar het verlichte zeer rijk gevuld
met schaaldieren. Diensvolgens trekt het elec-
trische licht de vrij zwemmende dieren sterk aan.
Een nacht later werden twee verlichten netten
neergelaten, het eene aan de oppervlakte, het
andere dicht by den bodera der zee. Nu bevatten
beide netten vele dieren, natuurlijk van verschil
lend karakter. Blijkbaar dus is er in de toekomst
van het electrische licht bij de vangst van visch
in de diepte der zee veel nut te trekken.