Glaas Honig Zoon, Koog aan de Zaan, De Notaris CONINCK WESTENBERG op ie hofstede Paflani in ien polier Eierlani Pb. VLESSING Waalderstraat HOLLANO-AMERiKA. Neierlanisch- fegri Stoomvaart- Aiaerikaansche Maatschap. 45 beste LAMSCHAPEN. Feuilleton. M V R WE-LIJNKOEKEN, Boeren en Bouwgereedschappen H. Arys-depaepe, Aalst-Alost (Bo^ië De gegarandeerd zuivere Woensdag 13 Maart a. s. publiek verkoopen Lijn: Noord-Amerika, LijnZuid-Amerika, Te koop aangeboden Een Familiegeheim. munten uit door onovertrefbare kwaliteit, zeer hoog vetgehalte en zwaar gewicht, vandaar hun zeer voordeelige uitwerking op melk en vee. Controle te Wageningen kosteloos. zal ten verzoeke van den lieer A. P. KOORN, op 's morgens 10 ure, op TEXEL, 18 PAARDEN, 10 K A L ES CI10TT E V 13 tweejarige Gelde ROEIEN, —Gx2üL 1 tweejarige STIER, 70 EAMSCIIAPEN, 3 RAMMEN, 0 Boerenwagens, 1 Kapwagen. 2 Dricwielde Karren, 2 Karretjes, 1 Engelsche Dorsclimaehine, 1 Ifekel dorschinaehine met schudder. 1 drïepaards Rosmolen met toebehooren, 1 tweepaarcis Rosmolen, 1 Windmolen (Corbett Peeles No. 1) 1 Windmolen gewoon 1 Hakselmachine Richmond Chandler.) 1 Boonen en Haverknenzer, 1 Knollensnijder, 1 Zaaimachiue (10 revjen 1 Grasmaaimacliine (Hornsby Sons 1 IJzeren Hooihark (Ransomes Head) 1 IJzeren Rolblok, 2 Houten Rolblokken, 1 Mol- bord, 2 Waalsehe Wielplocgen, 2 Wiedploegen, 1 Ondergrondsploeg, 1 Dekploeg, 7 Ploegen, 9 Eggen, 12 Zeven, 2 groote Dorschkleeden en 1 kleinere dito, 15 Gareelen met tuig, en hetgeen verder zal worden aangeboden. ZEGT HET VOORT. is ruim voorzien van zwart geheel on halfwollen Thibet van af 50 cent per el, Vs el breed. Jongens Pooltjes, Tricot Handschoenen geen 50 maar 40 cent, gekleurde Heerendassen 50 cent, Wollen Tricot-tailles met garneering geen f 3,50 maar f 2,75. Factoor in alle Zee- en Riviervisch. Commissie en Consignatie. elke week naar NEW-YORIv. elke maand naar MONTEVIDEO en BI ENOS-AYRES. Men ver voege zich aan de Kantoren der N. A. S. M. te Rotterdam of te Amsterdam, en hij de Agenten, of bij Inspecteur J. E. KROES, Groningen. E. BOLSIUS, Oisterwyjk. Te bevragen bij S. P. KONING te Oosterend. Vrij naar 't Fransch door A. D. Hoofdstuk II. 3. De adelborst scheen van zijn kant met een zeker genoegen de klimmende opmerkzaamheid, die de officier aan het schip schonk, te bespeuren. Toen hy eindelyk zag, dat de oplettendheid van den jongen graaf uitsluitend op het beeld gevestigd was, scheen hij met eene zekere onrust het gevoelen van den graaf af te wachten; en toen hy eindelyk bemerkte dat deze ongeneigd scheen het stilzwygen af te breken, vatte hy het woord op: Wat dunkt u van dat meesterstuk, graaf? vroeg hij op een onverschilligen toon. Ik zeg, zeide Emanuel, dat het, vergeleken met andere soortgelyke stukken, inderdaad dien naam verdient. Ja, hernam de adelborst achteloos, het is het laatste werk van Willem Courtou, die gestorven is voor hy het voltooid had. Een zekere Dupre heeft het afgewerkt, een man, die by gebrek aan marmer hout moet snyden, en in plaats van standbeelden, scheepsversierselen maken. Zie, vervolgde hy, terwyl liy de boot voor den boeg deed omgaan, zie, het is een .snoer koralen, die het om den hals heeft; en het zyn echte paarlen, die het in de ooren hangen. Ieder van de oogappels is een diamant, die honderd guinjes waard is. Daaruit volgt, dat de kapitein, die dit schip vermeesteren zal, behalve de eer, ook nog een fraai geschenk voor zyne bruid krygt. Welk een vreemde gril, zeide Emanuel, zyn schip aldus op te schikken, en zulke kostbaarheden ten prooi te laten aan de wisselvalligheden van het gevecht of van den storm. Het is waar, zeide de jonge zeeman met een onbeschryfelyke somberheid, maar wy zeelieden moeten wel op iets verliefd zyn, wy, wier gezin de matrozen, wier vaderland de oceaan, wier schouw- tooneel de storm, wier uitspanning het gevecht is, wy moeten wel ergens ons hart aan hechten. Ka pitein Paul heeft zyn schip tot zyn geliefde ver koren, dat is alles. Ha men schynt aan boord wakker te worden. Sloep, horiep men van het schip, wat wilt gy Aan boord komen, riep Emanuel. Werp ons dus een touw toe, of iets waaraan wy ons kunnen vasthouden. Aan stuurboordszyde hangt de trap. Na eenige oogenblikken bevonden de jonge lieden zich op het dek. De wachthebbende officier ont ving hen met eene beleefdheid, die Emanuel een goed voorteeken scheen voor de ontvangst, die hem verbeidde. Mynheer, zeide de Adelberst tot een jongeling, die in dezelfde uniform als hy gekleed, denzelfden graad scheen te bezitten, ziehier myn vriend, de graaf***. Apropos, ik heb vergeten u uwen naam te vragen. Graaf Emanuel d'Auray. Ik zeide dus, dat myn vriend, de graaf Emannel d' Auray, kapitein Paul wenschte te spreken. Is hy aan boord? Zoo even gekomen, antwoordde de officier. In dat geval ga ik hem van uwe komst ver wittigen, mynheer de graaf. Middelerwyl zal mynheer Walter u met genoegen het fregat laten zien. Dat is voor een officier van de landmacht een vreemd schouwspel, vooral daar gy niet veel schepen als dit zult zien, durf ik zeggen. Is het niet schaftyd? Nu des te beter. Maar ik heb de wacht, zeide de officier aarzelend. Och, een uwer kameraden zal u wel voor een oogenblik aflossen willen. Ik zal myn best doen, dat de kapitein u niet te lang laat wachten. Tot wederziens graaf. Ik zal u zoo aanbevelen, dat gy zeker goed ontvangen wordt. Met deze woorden ging de jonge officier den trap af naar de kajuit, terwyl de wachthebbende offi cier den graaf tusschendeks geleidde, waar eene bemanning van ongeveer tweehonderd man in de diepste stilte hun maaltyd deed. Tot verwonde ring van Emanuel schenen zy uit alle gewesten van Europa byeengelezen, zooveel verschil was er in hun voorkomen en gelaatstrekken. Niet lang echter had de jonge graaf gelegenheid deze ver scheidenheid op te merken, weldra kwam een knaapje, als een kadet gekleed, hem vragen of hy niet de graaf d'Auray heette, en op zyn toestem mend antwoord verzocht hy den jongen officier hem te willen volgen. De officier die hem geleid had, begaf zich ylings weder op zyn post en Ema nuel begaf zich met eene zekere nieuwsgierigheid naar de kajuit. Eindelyk zou hy dan kapitein Paul zien. Deze was een man die vyftig of vyfenvyftig jaren oud scheen, en wien de gewoonte van steeds tus schendeks te zyn, meer nog dan de jaren het hoofd gebukt deed houden. Hy droeg de volle uniform van kapitein ter zee der Fransche marineeen blauwen rok met scharlakenroode opslagen, rood vest en broek, gryze kousen, jabot en manchetten. Zyn dichtgepoederd haar was van achteren met een lint samengebonden, welks einden op zyn rug hingen. Zijn driekante hoed en zyn degen lagen op de tafel. Op het oogenblik dat Emanuel binnentrad zat hy op het afuit van een kanon, maar hy stond op om hem te ontvangen, De jonge graaf gevoelde zich beklemd by het gezicht van dezen man; zyn oog had eene doordringendheid, alsof het tot in de ziel van den- gene wilde lezen, op wien het zich vestigde. Mis schien was deze indruk te sterker, daar zyn geweten hem wel eenigszins knaagde over zyne zonderlinge daad, die hy kwam verrichten en waarvan hy den kapitein, zoo al geen medeplichtige, toch uitvoerder wilde maken. Deze beide lieden begroetten elkan der beleefd maar met groote terughouding, alsof zy een geheimen tegenzin in elkander hadden. Ik heb de eer mynheer den graaf d'Auray te zien? vroeg de zeeofficier. En ik kapitein Paul antwoordde de jongeling. Beiden bogen zich ten tweede male. Mag ik weten aan welk gelukkig toeval ik de eer heb de erfgenaam van een der oudste geslach ten van Bretagne te zien? hernam de kapitein. Emanuel boog zich nogmaals en begon na eenig stilzwygen, alsof het hem moeielyk viel een gesprek te beginnen. Kapitein, begon hy. men heeft my gezegd, dat gy naar de golf van Mexico bestemd waart. Men heeft u de waarheid gezegd, mynheer, ik zal naar Nieuw-Orleans gaan en Cayenne en Havanna aandoen. Dat is uitmuntend, mynheer I dan zult gy geen omweg behoeven te maken, indien gy u na mely k belasten wilt met de order, die ik overbreng. Hebt gy een bevel voor my, mynheer! en van wie Van den minister van marine. Aan my in persoon vroeg de kapitein op een twyfelenden toon. Niet aan u in persoon, mynheermaar aan ieder kommandant, die naar Zuid-Amerika stevent. En wat is de zaak, mynheer de graaf? Een staatsgevangene naar Cayenne over te voeren. Hebt gy het bevel by u? Hier is het, zeide Emanuel, een papier te te voorschyn halende en het den kapitein aanbie dende. Deze nam het, begaf zich naar het venster, om nog van het daglicht gebruik te maken, en las met luider stemme De minister van marine en koloniën gelast aan ieder officier, kommandant van een ryksvaartuig dat naar Zuid-Amerika of naar de golf van Mexico stevent, by zich aan boord te nemen en te Cayenne aan wal jte zetten, den persoon van Lusignan, tot altyddurende ballingschap verooordeeld. De ver oordeelde zal in zyne hut eten en geene gemeenschap met de equipage hebben, Wordt vervolgd.) Snelpersdruk - LANGEVELD DE ROOIJ - Texel. g—BBB—B—BBMBBBBBIM BIIIMBBIIBMIIJMB—BMBMBB—BBM—BBWMBBBBB

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1889 | | pagina 4