UitietóAe keuze. Laaiste jrjjzen. BEHANGSELPAPIER. Voor een billijken prijs te huur een ruim PAKHUIS TE HUUR: WEGENS VERTIMMERING HOLLAND-AMERIKA. t- Een Huis met Tuin en Boet, PL VLESSING. van S. LUITSEN Pz., Helder. H. Arys-depaepe, Aalst-Alost (BoY'ië. Feuilleton. J. Sz. DEKKER. lts Lijn: Noord-Amerika, LijnZuid-Amerika, Een Familiegeheim. Voorhanden ruim 300 der nieuwste patronen vanaf 8 cents per rol. en 12 h Behangsellinnen. BURG, TEXEL. Boek- en Papierhandel, bij P. KIND. aan het einde van den Burg. Te bevragen bij II. DE WIJN. Worden alle voorhanden artikelen con tant opgeruimd en geef ik op ieder Gulden 5 procent korting. Ruim voorzien van J0NGEN11EERENPAKKEN, van 8-12 jaar. Waalder straat. Dit onovertrefbare middel is het beste, hetwelk is aan te bevelen, om aan KACHELS, HAARDEN, FORNUIZEN enz., een zwarte, glimmende kleur te geven, bewaart hetzelve voor roest, en laat zich gemakkelijk bewerken. Het is verkrijgbaar in blikken busjes van 25 en 15 Ceut. Magazijn van KACHELS, HAARDEN en FORNUIZEN, LAMPEN en KEUKEN-BE- NOODIGDHEDENKANAALWEG 33. Depothouder voor Texel, Jb. BAKKER, Az. aan den BURG, door wien voor de overige dorpen wederverkoopcrs worden gevraagd. Een BURGERWOONHUIS thans be- ïiiiiiiiiii woond door Gerrit Geus. Te bevragen bij M. VLAS. Factoor in alle Zee- en Riviervisch. Commissie en Consignatie. elke week naar NEW-YORK. elke maand naar MONTEVIDEO en BUENOS-AYRES. Men vervoege zich aan de Kantoren der N. A. S. M. te Rotterdam of te Amsterdam, en bij de Agenten, of bij Inspecteur J. E. KROES, Groningen. E. B0LS1US, Oisterwijk. Vrij naar 't Fransch door A. D. Hoofdstuk IV. 7. Niemand is boven dwalingen en zwakheden verheven, mijn zoonzeide de markiezin het hoofd schuddende. Een hoofd, al is het ook met een kroon versierd, kan in een nacht grys worden. Hunne onderdanen zyn trouw en dapper zegt gij Zie de zee, by deze woorden stond de markiezin op, trad langzaam naar het venster en strekte de hand uit, zie de zee, thans is zij kalm en rustig, en morgen, heden nacht, over een uur misschien zal de storm u het noodgeschrei der ongelukkige schipbreukelingen doen hooren. Hoewel ik afgezonderd van de wereld leef, dringen er somwijlen vreemde geruchten tot mij door. Bestaat er niet een troep wijsgeren, die eenige lieden van rang in hunne dwalingen hebben medegesleept Spreekt men niet van een geheel werelddeel, dat zich van het moederland afgescheurd heeft? Heb ik niet hooren zeggen, dat edellieden den oceaan waren overgestoken om den opstande lingen de hulp aan te bieden hunner degens, die hunne voorvaders niet dan op last van hunnen wettigen souverein trokken? Heeft men mij niet nog gezegd, of heb ik het slechts gedroomd, dat koning Lodewyk XVI en Maria Antoinette zelve^ vergetende dat alle souvereinen broeders zijn, deze gewapende aangemoedigd en zelfs kaapbrie ven hebben gegeven aan ik weet niet welken zeeroover? Dat is alles waar, antwoordde Emanuel verbaasd. Dan bescherme de hemel hunne majesteiten, den koning en den koningin van Frankrijk I hernam de markiezin, terwijl zij langzaam het vertrek verliet en Emanuel achterliet zoo verbaasd over hare som bere inzichten, dat hij haar geen woord kon toevoegen. De jonge graaf bleet eenigen tijd ernstig en in gepeins, zooveel indruk hadden de woorden zijner moeder op hem gemaakt; maar weldra kwam zyne aangeborene lichtzinnigheid weder boven, en om van denkbeelden zoowel als van uitzicht te veran deren, ging hij van het venster dat op zee uit zag, naar dat, hètwelk een gezicht op het land aanbood, van waar men de geheele vlakte van Auray tot Vannes overzag. Weldra bespeurde hy twee ruiters, die denzelfden weg schenen at te komen, dien by gereden had, en zich naar het kasteel schenen te begeven. De afstand liet hem eerst nog niet toe te onderscheiden wie het waren. Toen zij nader kwamen ontdekte hy, dat het een heer en zyn bediende was. De heer, gekleed gelijk de jonge edellieden van dien tyd, bereed een allerfraaist Engelsch paard, dat hij met ongewone bevalligheid bestuurde. Emanuel dacht een oogenblik, toen hij hem zoo recht op het kasteel zag aankomen, dat het de baron Lectoure was, die zyne reis vervroegd had, maar weldra zag hij, dat dit het geval niet was. Hoewel het hem toescheen, dat het niet de eerste maal was, dat hy dien ruiter zag, was het hem onmogelyk zich te - binnen te brengen, waar en wanneer hy hem ontmoet had. Hy dacht nog hier over na, toen hy reeds het paardengetrappel op het voorplein hoorde. Een oogenblik daarna opende een dienstbode de deur en diende aanMynheer Paul Hoofdstuk V. Deze naam, zoowel als het voorkomen van den- gene, dien men aanmeldde, deden by Emanuel eene verwarde herinnering opryzen, en eer hy zich vol komen bedacht had, trad de aangemelde persoon reeds zelf het vertrek binnen. Hoewel het een ongeschikt uur voor een bezoek was, en de jonge graaf liever alleen was gebleven, om zich aan zyne plannen voor de toekomst ongestoord te kunnen overgeven, was liy echter door de welvoegelykheid, waarop onder aanzienlyken destyds zoo sterk gelet werd, gedwongen den nieuw aangekomene, wiens voorkomen en manieren eenen man van rang ver rieden, met beleefdheid te ontvangen. Na de gewone begroetingen, verzocht Emanuel den ander in een armstoel plaats te nemende onbekende boog zich op zyne beurt en nam plaats. Het gesprek begon vervolgens met eenige alledaagsche beleefdheden. Ik ben verrukt u te ontmoeten, mynheer de graaf 1 zeide de aangekomene. Het toeval heeft my begunstigd, zeide Emanuel een uur vroeger zoudt gy my niet gevonden hebben, ik kom zooeven van Parys. Ik weet het, mynheer de graaf, want wy hebben denzelfden weg af gelegdik ben een uur na u van Parys vertrokken en heb den geheelen weg over tyding van u gehad, door de postiljons, die het geluk gehad hebben u te ryden. Mag ik weten, mynheer, zeide Emanuel op een toon, waarin eenig misnoegen doorblonk, mag ik weten, waaraan ik de belangsteiling heb te danken, die gy in my schynt te stellen? Die belangstelling is zeer natuurlyk tusschen oude bekendenmisschien heb ik het recht my te beklagen, dat deze niet wederkeerig is. Ik meen ook, mynheeru reeds vroeger ont moet te hebben maar nnjne herinnering daarTan is verward. "Wees zoo goed my te hulp te komen. Als dat waar is, mynheer de graaf, dan is uw geheugen inderdaad zeer los, want sedert zes maan den heb ik driemaal de eer gehad u myn compliment te maken. Ik moet bekennen, dat ik even onzeker ben. Wees dus zoo goed my den dag of de omstandig heid te herinneren, wanneer ik voor het eerst de eer had u te zien. De eerste maal, mynheer de graaf, was het op de landtong van Port Louis, dat ik de eer had u te ontmoeten. Gy verlangde eenige inlichtingen om trent een zeker fregat te erlangen, di e ik zoo gelukkig was u te kunnen geven. Ik geloof zelfs, dat ik er u aan boord bracht. Destyds was ik in de uniform van adelborst ter zee en gy droegt die der mous- quetaires. Het is waar, mynheer, ik herinner het my, en ik was zelfs genoodzaakt het schip te verlaten, zonder u den dank te betuigen, dien ik u schuldig was. Gy dwaalt, mynheer de graaf; gy hebt my dien by onze volgende samenkomst bewezen? Waar dan? Aan boord van het schip zelf, waar ik u gebracht had. Destijds droeg ik de uniform van kapitein ter zee. Alleenlyk scheen de kapitein een dertig jaren ouder dan de adelborst, en het was niet zonder reden, dat ik my zoo verouderd had, want gy zoudt misschien aan een jong mensch een zoo belangryk geheim niet geopenbaard hebben, als gij my toen mededeelde. Wat gy daar zegt is ongeloofelyk, mynheer 1 en echter is er iets dat my de waarheid er van verzekert. Ja, ja, ik herinner my, dat ik in het schemerlicht, waarin gy stond, een paar oogen zag fonkelen, gelyk aan de uwen. Ik heb ze niet vergeten. Maar gy zegt, dat dit de voorlaatste maal was, dat ik de eer had u te zien. Kom myn geheugen nog. maals te hulp, bid ik u, want ik herinner my niet wat onze laatste ontmoeting was. De laatste, mynheer de graaf is acht dagen geleden, te Parys, op de schermzaal by St. Georges. Gy herinnert u toch nog wel dien Engelschman, wiens rood haar de poeder nauwlyks bedekte, met een rooden rok. Ik had zelfs de eer den degen met u te kruisen, en het geluk u driemaal te treffen, zonder dat gy my kondt raken. Ditmaal noemde ik my Jones. Dat is zonderling, het is wel dezelfde blik, maar dezelfde persoon kan het niet zyn. God heeft aan ieder het vermogen ontzegd zjjn oog te vermommen, antwoordde Paul. Die adelborst en die Engelschman was ik. En wie zyt gy thans, als ik vragen mag? Met iemand, die zich zoo volmaakt kan vermommen is deze vraag niet doelloos, gelyk gy zult moeten bekennen. Thans, mynhqer de graaf, heb ik geene reden my te vermommenik kom dus eenvoudig gekleed, gelyk jonge lieden gewoon zyn, die elkander op het land een bezoek brengen. Ik ben wat gy wilt: Franschman, Engelschman, Spanjaard, Amerikaan zolf. In welke taal wilt gy het gesprek voortzetten Sommigen dier talen zyn my misschien even gemeenzaam als u, mynheer; maar ik geef de voor. keur aan de Fransche taal, men kan zich daarin het kortst en gemakkelykst verklaren. Het zy zoo, mynheer de graaf! zeide Paul met eene zekere somberheid; ook ik geef de voorkeur aan het Fransch, want ook ik heb het eerst den grond van Frankryk gezien, en hoezeer ik veel vruchtbaarder landen, veel zachter luchtgestel ge zien heb, geef ik toch aan Frankryk de voorkeur Uwe geestdrift voor uw geboorteland, mynheer, doet u het oogmerk van uw bezoek vergeten, zeide Emanuel op een schamperen toon. Wordt vervolgd.) Snelpersdruk - LANGEVELD &DE ROOIJ - Texel M Al IV T IE N D Ram Politoer,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1889 | | pagina 4