Men en Zilveren voorwerpen, VOOR I OlNKEÏÏERS. KIEVITEIERIN voor hoop prijzen opplocht HOLlMMIEim Amerikaansclie Stoofflvaart- tscli! Vanaf 21 APRIL a.s„ Koralen, Horlogiën, ens., Parkstraat. Burg, Tesel. P. I PUIKE, PUIKE TE KOOP: H. Arys-depaepe, Aalst-Alost (Bolgië. F e u il let on. BurgTexel W. C. REU. KUIPER, Drogist. een best WINTERVARKEN en 20 jonge KIPPEN LijnNoord-Amerika, LijnZuid-Amerika, Een Familiegeheim. Opruiming van alle voorhanden tegen spotprijzen mits d contant. WARMOESSTRAAT. |P§*- ZIE RE UITSTALLING, -fSg Koffie- en Theebussen in alle grootten, Siroop en Gïietrominels, Trechters, Schepers enz., worden door mij goedkoop gemaakt. Verder alle soorten MATEN en GEWICHTEN, TOON BANK- en GRONDBASCULES, ENZ. Be laagste prijzen bij Re donkerbruine, gekruiste, DEKHENGST (grootvader „Nelson," vader „graaf Wedel,") ingeschreven in het Nederlandsch Paarden stamboek, staat beschik baai'. HEKGELD f 10.- a contant. aardappelen, monsters 35 ct. per 5 kop, per zak f 3,10. Aan hetzelfde adres worden M. VLAS. TERP EN TI.IN per 10-50 ct. "25 45 ct. en per 50 40 ct. per Liter. GEELE WAS in brooden per kilo f 1,50. BRANDSPIRITUS per 50 Liter 22 ct. HARST blank 9 ct. per kilo. Ie qualiteit MACHINE OLIE 30 ct per Liter, bij groote hoeveelheid nog billijker. GELATINE, LIJM, CARBOL, KAMFER enz., franco BURG, d contant. Nieuwe Leliestraat 38, Amsterdam. bij P. Wz. BOEPER, Spang. Factoor in allo Zee- en Rivierviscli. Commissie en Consignatie. elke week naar NEW-YORK. elke maand naar MONTEVIDEO en BUENOS-AYRES. Men vervoege zich aan de Kantoren der N. A. S. M. te Rotterdam of te Amsterdam, en bij de Agenten, of bij Inspecteur J. E. KROES, Groningen. E. BOLSIUS, Oisterwvjk. Vrij naar 't Fransch cloor A. D. Hoofdstuk VIII. 13. Paul scheen op zijne beurt na te denken, ver volgens in het rond ziende, ten einde door het gezicht de hem in menigte bestormende herinne ringen te hulp te komen, riep hij uit: In deze hut in deze kamer en daar heb ik tot mijn vyfde jaar gewoond, niet waar Ja, zeide de grijsaard fluisterend, als vreesde hij, hem in zijne overpeinzingen te storen. Laat mij thans, zeide Paul, de oogen met de hand bedekkende, laat mij thans een oogenblik in het verledene terugzien, want ik herinner mij eene kamer, die ik in den droom meen gezien te hebben. Als het die daar is luister o, het is zon derling, alles komt mij thans weder te binnen. Spreek, mijn kind, spreek, zeide de grijsaard. Als het die kamer is, moet er rechts bij het inkomen tegen den muur een ledikant staan met groene gordijnen Ja. Een kruisbeeld aan het hoofdeinde.' Ja. Rechtuit tegen den muur eene kast met boeken een grooten bijbel onder anderen met platen? Daar is liij, zeide de grijsaard, op het openge slagen boek wijzende. Ja, dat is hij, zeide Paul, de lippen op de ge wijde bladen drukkende. Vervolgens, voer hij voort moest er in die kamer een venster zijn, dat op zee uitziet, en waardoor men drie eilanden ziet. Daar ginder liggen zij. Het is waar! riep Paul in de kamer gaande,en zien de dat de oude man hem volgen wilde, zeide hij Neen, neen, laat mij alleen gaan. Ik heb be hoefte aan de eenzaamheid. Hij ging binnen en sloot de deur achter zich toe. Alstoen bleet hij een oogenblik staan, vervuld van den heiligen eerbied, die wij de herinneringen onzer kindschheid toedragen. De kamer was gelijk liij hem beschreven had, want de oude dienaar had uit eerbied en getrouwheid er nimmer eenige ver andering in gemaakt. Paul gaf zich thans, nu geen vreemd oog hem kon gadeslaan, geheel aan zijn gevoel over; langzaam en met gevouwen handen trad hij naar het kruisbeeld toe, en op de knieën vallende trachtte liy zich een dier kinderlijke een voudige gebeden te herinneren, die hem hier eertijds des morgens en des avonds voorgezegd 'waren. Welke gebeurtenissen waren elkander in die twintig jaren niet opgevolgd. Welke afgelegene hemelstreken en zeeën had hij sedert dien tyd niet bezochtHoe verschilden de staatkundige woelingen, in wier draaikolk hy zich bevond, van de aandoening der kindschheidLang bleef Paul zich aan deze over peinzingen toegeven, eindelyk stond hij op en leunde buiten het venster. Hy herinnerde zich, hoe dikwijls hij in zyne jeugd even als thans de zee gezien had^ terwijl liy een of ander zeil, dat langzaam over de oppervlakte zweefde, naoogde. Zijn hart werd tot berstens toe vol, hij liet het hoofd op de borst zinken en de tranen stroomden over zijne wangen. Op dit oogenblik gevoelde bij zijne hand grypen, de grysaard stond naast hem hij wilde zijne ontroering voor hem verbergen, maar weldra zijne valsclie schaamte bedwingende, toonde hy zyn in tranen zwemmend gelaat. Gy weent, myn jongen, zeide de oude man. Ja, ik ween waarom zou ik het verbergen, zeide Paul. Zie my aan, ik ween. Toch heb ik in myn leven verschrikkelijks genoeg gezien. Ik heb myn schip door den storm voortgezweept en door de golven geslingerd gezien, en gevoeld, dat het niet meer dan een verdord blad bij den stormwind woog. Ik heb mannen om mij heen zien neervallen als halmen voor den sikkel des maaiers. Ik heb den doodskreet gehoord van hen, in wier gejuich ik'een uur te voren gedeeld had. Om hun jongsten snik te ontvangen ben ik door hagelbuien van koge's gegaan, op een grond, waar men bij iedere schrede in het bloed uitgleed. En toch is mijne ziel kalm daarby gebleven en myne oogen droog. Maar deze kamer, welker herinnering ik zoo trouw bewaard heb, waarin ik de eerste liefkozingen heb ontvangen van een vader, dien ik niet weder zal zien, en den laatsten kus van eene moeder, die my wellicht niet weder zal willen zien, deze kamer kan ik niet zien, zonder mijne aandoeningen lucht te gevenïk moét weenen of ik zou stikken. De grijsaard sloot hem in zyne armen, Paul legde het hoofd op zijn schouder en een oogenblik hoorde men alleen beider snikken. Eindelyk hernam de oude dienaar Ja, gij hebt gelyk, deze kamer moet u heilig zyn. Hier zijt gij geboren, en daar hebt gij het laatste vaarwel van uwen vader ontvangen. Is hij dan dood zeide Paul. Hij is dood. Gij zult mij zeggen hoe hy gestorven is. Ik zal u alles zeggen. Toef nog een oogenblik, zeide Paul, een stoel nemende en zich daarop latenda neervallen. Ik ben nog niet in staat u aan te hooren. Laat mij tot bedaren komen. Hij legde het hoofd op de hand en zag uit het venster. Welk een schoon gezicht is de kalme oceaan, bij maanlicht, gelijk thans, vervolgde hij na eenig zwijgen op den kalmen somberen toon die hem eigen was. Ik geloof niet dat iemand, die dit tooneel dikwijls heeft gadegeslagen, bevreesd voor den dood kan zijn. Mijn vader is met moed gestorven, niet waar? Gewis. Dat moet wel zijn, vervolgde Paul. Ik herinner mij mijn vader nog, [hoewel ik slechts vier jaren Was, toen ik hem het laatst zag. Het was een schoon man, even als gij, zeide Achard, Paul met treurigheid beschouwende, en juist zoo oud als gij. Hoe heette hij De graaf Morlaix. Dus behoor ik ook tot een oud adelijk geslacht dus heb ik ook mijne titels en wapen, gelijk die jonge edellieden, die mij naar mijne brieven van adeldom, vroegen ais ik hun mijne wonden wees. Wacht, jongeling! wacht, laat u niet zoo door den hoogmoed medeslepen, want ik heb u nog den naam niet gezegd van haar, aan wie gy het leven verschuldigd zijt, en gij weet nog het verschrikkelyk geheim uwer geboorte niet. Welnu, dat zij zoo. Ik zal toch met eerbied de naam mijns moeders vernemen. Hoe heet zy De markiezin d'Auray, zeide de grysaard lang zaam en als met tegenzin. Wat zegt gy riep Paul opspringende. De waarheid, hei aas. Dan is Emanuel myn broeder! Margrethe myn zuster Kent gy hen reeds riep de oude bediende verbaasd. Ja, gy liadt gelijk, oude man! wat geschieden zal is lang te voren door Gods wijsheid bepaald. Na eenige oogenblikken stilte hief Paul het hoofd op en zag den grijsaard met vaste blikken aan. Thans ben ik bereid alles te vernemen, zeide hy. Spreek op. Hoofdstuk IK. Do grysaard bedacht zich een oogenblik en begon toen Zy waren met elkander verloofd. Ik weetniet welke felle viiandschap de beide geslachten plotse ling scheidde. De graaf Morlaix, wiens hart gebroken was, kon in Frankryk niet blijven. Hij vertrok naar St. Domingo, waar zijn vader bezittingen had. Ik vergezelde hem, want de markies Morlaix stelde onbepaald vertrouwen in mij, ik was zijn zoogbroeder, ik had dezelfde opvoeding 'als hij ontvangen, en ik alleen wien hy zyn broeder noemde, herinnerde my den afstand, dien de natuur tusschen ons gesteld had. De markies vertrouwde my de zorg voor zyn zoon, want ik beminde hem als een vader. Wy bleven twee jaren onder de keerkringen. Gedurende die twee jaren zwierf uw vader het eiland rond hy jaagde onophoudelyk en wilde zyne zielskwel lingen door lichamelijke vermoeienis verdooven. Wel verre van dit hem gelukte, werd zijn hartstocht onder die brandende zon naar het scheen nog slechts heviger. Na een strijd "van twee jaren behaalde zijno uitsporige liefde de ovërhand; hy moest haar wederzien ;of. .atërven. Ik gaf toe, wy vertrokken. Zes weken na ons vertrek van Port-au-Prince stap ten wy te Havre aan wal. De freule de Sablé was gehuwd; de markies d'Auray was te YersailleSj waar de plichten van zijn ambt hem riepen; de markiezin te zwak om hem te volgen, was in dat oude kasteel van Auray achtergebleven welks torens gy van hier ziet. Wordt vervolgd.) Snelpersdruk: LANGEVELD &DE ROOIJ Texd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1889 | | pagina 4