Geien en Zilveren voorwerpen, ONTVANGEN KIEVITEIEREN voor tap prijzen opptalt. TE HÏÏÏÏB: HOLLAND-AMERIKA. Ie koop: Ruime keuze van E. C. KERKBOEKEN, Vanaf 21 APRIL a.s. Koralen, Horlogiën, ens., W PUIKE. I*(IKE H. Arys-depaepe, Aalst-Alost (België. Feuilleton. burg. C. WITTE. Burg, TexelW. C. BEU. Tafelkleeden en Vitrage KUIPER, Drogist. Een burger woonhuis, Lijn: Noord-Amerika, LijnZuid-Amerika, 14 EENDEN on 1 WOERD bij C. M. KOGEN. Een Familiegeheim. zeer geschikt voor de lste H. Communie. Communieboeken, Vragenboeken, Rosenkran- sen, Medailles, Kruisjes, Bidprentjes enz. Buitengewoon lage prijzen bij Opruiming van alle voorhanden tegen spotprijzen mits d contant. WARMOESSTRAAT. ZIE DE UITSTALLING. eene groote keuze fraaie van af 10 cent per el. BURG. J. Si. DEKKER. TERPENTIJN per 10 - 50 ct. '25 45 ct. en per 50 40 ct. per Liter. GEELE WAS in brooden per kilo f 1,50. BRANDSPIRITUS per 50 Liter 22 ct. HARST blank 9 ct. per kilo. Ie qualiteit MACHINE OLIE 30 ct per Liter, bij groote hoeveelheid nog billijker. GELATINE, LIJM, CARBOL, KAMFER 'enz., franco BURG-, d contant. Nieuwe Leliestraat 38, Amsterdam. aardappelen, monsters 35 et.' per 5 kop, per zak f 3,10. Aan hetzelfde adres worden M. VLAS. tld (|Q steenenplaats alhier. Thans bewoond door den Heer P. Koning. Te bevra gen bij de Wed. J. HEMME, Von Zesenstraat N0 57 AMSTERDAM. Factoor in alle Zee- en Rivicrviscli. Commissie en Consignatie. elke week naar NEW-YORK. elke maand naar MONTEVIDEO en BÜENOS-AYRES. Men vervoege zich aan de Kantoren der N. A. S. M. te Rotterdam of te Amsterdam, en bij de Agenten, of bij Inspecteur J. E. KROES, Groningen. E. BOLSIUS, Oisterwijk. (Spaansche fluweeleenden), te bevragen BURG. 15. Vrij naar 't Fransch cloor A. D. Hoofdstuk IX. Een oogenblik bleef de grijsaard zwijgen, de stem begaf hem, en de tranen stroomden over zijn ge rimpeld gelaat. Ja, ja, riep Paul, op zijne beurt snikkende, en toen volbracht gij uwe edele taak. O, laat mij de handen kussen, die mijn vader de laatste eer hebben bewezen. En gij zijt den doode even ge trouw gebleven als den levende, Arme bewaker des grafs, gij zijt bij hetzelve gebleven, om de zoden, die hetzelve bedekken, met uwe tranen te bevoch tigen. O, hoe klein zijn zij, die, omdat hun naam in den storm en in het gevecht, boven den storm en boven het strijdrumoer uit, gehoord wordt, zich groot achten, hoe klein zijn zij bjj u vergeleken. O, zegen mij, zegen mijriep Paul uit, zegen mij, daar mijn vader er niet meer is, om dit te doen. Aan mjjn hart, in myne armen, myn kind zeide de grijsaard, gy overdrijft eene zoo eenvoudige en natuurlijke daad. Geloof my, myn eenzaam ver blijf heeft mij menige nutte les gegeven: ik heb gezien hoe weinig de mensch op aarde beteekent. Uw vader was jong, de heilrijkste toekomst lachte hem toe; hij was de laatste afstammeling van een aloud geslacht, en de weg tot alle eerbewijzen was reeds te voren voor hem afgebakend. Hij had bloedverwanten, vrienden. Welnu, uw vader verdween plotseling, alsof de aarde hem verzwolgen had. Ik weet niet welke betraande blikken zijn spoor gezocht hebben, maar wat ik weet, is dat sedert eenentwintig jaren niemand zyn graf bezocht heeft; niemand kent de plek, waar hy onder de zoden sluimert. En toch gelooft de dwaze, hoogmoedige mensch dat hij iets beteekent. Hoe, is mijne moeder er nimmer geweest? De grijsaard antwoorde niet. Welnu, zeide Paul, voortaan zullen wij dan met ons heiden zyn, die deze plek kennen. Wacht mij hier, want ik zweer u, ik zal haar komen be zoeken, zoo dikwijls mijn schip de Fransclie kust aandoet. Hij trad, door Achard gevolgd, in het voorste vertrekmaar toen zij de deur openden, hoorden zy eenig gerucht. Een dienstbode van het kasteel geleidde Margrethe. Paul trad ijlings weder naar binnen. Het is mijne zuster, zeide hy tot Achard. Laat my een oogenblik met haar alleen, ik moet haar spreken. Ik zal haar door twee woorden een ge lukkigen nacht verschaffen. Maar bedenk, zeide Achard, dat het geheim dat ik u medegedeeld heb, ook het geheim uwer moeder is. Wees gerust, ik zal haar alleen over haar eigen geheim spreken. Op dat oogenblik trad Margrethe binnen. Hoofdstuk X. Margrethe kwam, volgens hare gewoonte, den grysaard eenige levensmiddelen brengen, en niet zonder verwondering zag zy in het eerste vertrek, waar zy sedert tien jaren niemand anders dan Achard gezien had, een welgemaakt jong man staan. Op een wenk van haar zette de bediende de mand, die hy droeg, in een hoek, en begaf zich daarop naar buiten, om haar af te wachten. Zy zelve trad naar Paul toe en zeide Verschoon my, mynheer! ik dacht hier myn ouden vriend Louis Achard te vinden; ik kwam hem uit myn moeders naam Paul wees met de hand naar het andere vertrek, daar zijne ontroering hem belette te spreken. Het meisje bedankte hem met eene flauwe hoofdbuiging en trad binnen. Paul volgde haar met de oogen en de hand op zyn hart gedrukt. Alleen, gelyk hy altoos geweest was, onder de ruwe zwervers, op den oceaan, had hij nimmer anders dan het Opperwezen zyne liefde gewyd. Geen wonder dat het eerste gevoel van broederlyke liefde, dat thans zioh by hem opdeed, zyn gemoed hevig schokte. O, zeide hy by zichzelven, hoe zal ik het aan leggen, om u by uw vertrek niet in myne armen te drukken en te zeggenMargrethemyne zuster nimmer heeft eene vrouw my bemind hebt hy uwen broeder lief! O, moeder, moeder! met uwe liefde hebt gij mij ook die van dezen engel onthouden. Vaarwel, zeide Margrethe tot den grysaard, ik heb dezen avond nog willen komen, want tegen woordig weet ik niet wanneer ik u zal kunnen wederzien* Zy ging peinzende en met een gebukt hoofd heen zonder Paul te zien, zonder zich te herinneren, dat daar iemand gestaan had, toen zy binnenkwam. De jonge zeeman oogde haar na, met uitgestrekte armen en betraande oogen. Eindelyk toen hy haar de hand aan het sleutelgat zag brengen riep hy Margrethe, Margrethe Verbaasd zag het jonge meisje om, maar niets van deze zonderlinge gemeenzaamheid van eenen vreemdeling, die haar geheel onbekend was, be- grypende, opende zy de deur om te vertrekken. Margretheherhaalde Paul, eene schrede naar zyne zuster doende, Margrethe I hoort gy niet dat ik roep? Mijn naam is zekerlyk Margrethe, mynheer! zeide het jonge meisje ernstig, maar ik kon niet denken dat dit tot my gericht werd door iemand, wien ik de eer niet heb te kennen. Maar ik ken u, riep Paul naar haar toegaande, en de deur weder sluitende, ik weet, dat gy onge lukkig zyt, dat gy niemand hebt wien gy uw verdriet klagen, wiens arm gy tot uwen steun vragen kunt. Gy vergeet wie boven ons allen is, antwoordde Margrethe, met waardigheid naar den hemel wyzende. Neen, neen, Margrethe! dat vergeet ik niet, want God heeft my gezonden, om u te geven wat u ontbreekt, als aller mond, aller hart zich voor u sluit, u te zeggen: ik ben uw vriend, uw trouwe vriend. Ach mynheer! dat zyn ernstige woorden, zeide Margrethe, maar moeielyk valt het my, er zonder bewys geloof aan te slaan. En als ik u een bewys gaf? Onmogelyk. Een onloochenbaar? O, dan, zeide het meisje, op een toon waar by den twyfel eenige hoop doorschemerde, o, dan maar neen Kent gy dezen ring, vroeg Paul, haar den ring toonende die haar armband sloot. Genadige hemel 1 riep Margrethe uit, hy is dood. Hy leeft. Hy bemint my dan niet meer? Hy bemint u altyd. Dat is om krankzinnig te worden. Als hy leeft als hy my bemint, hoe komt dan die ring in uwe handen Hy heeft my die als een herkenningsteeken gegeven. Heb ik iemand mynen arband toevertrouwd? zeide Margrethe hare mouw opschuivende. Zie. Ja, maar gy, Margrethe 1 zyt niet gebannen, in de oogen der wereld onteerd, onder een hoop gespuis geworpen. Dat zy zoo, is hy niet onschuldig? wordt hy niet bemind? Bovendien, vervolgde Paul, die verlangde te weten, hoever de getrouwheid zyner zuster ging, heeft hy begrepen, dat de kieschheid eischte, nu hy voor altyd uit de maatschappy verbannen is, u de vryheid aan te bieden, om over uwe had te beschikken. Als eene vrouw voor eenen man doet wat ik voor hem gedaan heb, heeft zy geene andere ver schooning dan hare voortdurende liefde, zeide Mar grethe, en ik zal hem altyd beminnen. Gy zyt een engel riep Paul. Zeg my mynheer! riep Margrethe, op hare beurt den jongen man hy de hand vattende, en hem smeekend aanziende, gy hebt hem dan gesproken? Ik ben zyn vriend, zyn broeder. O, spreek [my dan van hem, zeide zy, geheel vergetende, dat zy hem voor de eerste maal zag, wat doet hy, wat hoopt hy, de ongelukkige? Hy bemint u en hy hoopt u weder te zien. Maar dan heeft hy u gezegd Alles. Oriep zy, |het hoofd buigende, terwyl een hevige blos hare zoo even nog bleeke wangen kleurde. Paul trad naar haar toe en drukte haar aan zyn hart. (Wordt vervolgd.) Snelpersdruk - LANGEVELD&DEROOIJ Texel.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1889 | | pagina 4