N°. 163 Donderdag 25 April. A#. 1889. Nieuws- en Advertentieblad. OFFICIEEL GEDEELTE. Uit Argentinië. I)it blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden Voor den Bueg 30 Cts. Franco per post door ge heel Nederland 45 Cts. Naar Amerika en andere landen met verhooging der porto's. Advertentiën vóór 10 uur op den dag; der uitgave. Prijs der Advertentiën Van 1 tot 5 regels 30 Cts. Iedere regel meer 6 Cts. Groote letters en Vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Bewijsnummers 2 Cts. per nummer. ABONNEMENTEN en ADVERTENTIËN worden aangenomen bij de Uitgevers LANGE VELD DE ROOTJ, Parkstraat, Burg op Texel. KENNISGEVING. De BURGEMEESTER van TEXEL brengt ter algemeene kennis, dat het Kohier van den Hoof- delijken Omslag dezer gemeente van at heden gedurende vijf maanden ter Secretarie voor een ieder ter inzage is nedergelegd. Texel, den 17 April 1S89. De Burgemeester voornoemd, CONINCK WESTENBERG. L. B. Uit de brieven van den medewerker van het Amsterdamsch „Nieuwsblad voor Neder land", die op kosten van dat blad per stoom schip „Schiedam" naar Argentinië is vertrok ken, ten einde de toestanden aldaar goed te onderzoeken, voor hen die ook als landver huizers daarheen mochten willen vertrekken, ontleenen wij het volgende „Toen het schip 's middags om twee uren voor de reede kwam, regende het dat het goot. Van zulke regens, zoo schrijft de onder zoekingsreiziger, hadden wij in Holland geen denkbeeld; trouwens, alle natuurverschijnselen zijn in deze streken van geweldigen aard. Als het weerlicht, is het of het geheele luchtruim één bonk vuur is; de donder dreunt als kanon gebulder en gisteren (9 Maart) hadden wij, op weg van Montevidéo naar hier, een „Pampero", een landwind van zóó ontzettende kracht, dat ijzeren staven, zoo dik als mijn pols, waaraan onze zonnetent is gespannen, krom bogen als hoepels. Wij moesten voor anker gaan, uit vrees van tegen andere schepen geslagen te worden. De boot welke ons afhaalde, bracht den heer J. de Boer,-vice consul, en eenige andere belang stellenden mede. De heer de Boer is eene hupsche en voorkomende persoonlijkheid, die alle mogelijke inlichtingen verstrekt. Mijn eerste bezoek was aan het Emigranten huis, dat circa een kwartier van de aanlegplaats staat'. Het kan 4000 personen bevatten. De geheele inrichting beschouwd als tijdelijk logies voor hen, die geen onderkomen hebben, zou zeer goed, zelfs voortreffelijk mogen heeten, wanneer zij niet van boven tot onder in beslag genomen was door een wandinsect, waarvoor Hóllanders banger zijn dan voor wilde dieren. Het ronde gebouw heeft drie verdiepingen. Elke verdieping is opgepropt vol met houten kribben, bijna overal twee boven elkaar. Voor beddegoed moet de reiziger zelf zorgen. Alle drie de verdiepingen zijn zeer frisch en luchtig; men zou ze, zonder het ongemak, waarover ik sprak; zelfs zindelijk kunnen noemen. Wat er tegen in te brengen zou zijn, is de al te groote gemeenschappelijkheid; afscheidingen of afschuttingen zijn er niet. Naast het hoofdgebouw staat een langwerpig gebouw, waar gegeten wordt. Hierin ziet men lange tafels en banken. Weelderig is het niet, maar wel voldoende. Er is aan het gebouw een informatiebureel in vier talenFransch, Engelsch, Duitsch en Spaansch en eene arbeidsbeurs, waar werkge vers hun werkvolk komen aanwerven. Er is tot dusver steeds meer vraag naar werkkracht geweest dan aanbod. Plaats dit wat in 't oogvallend; het zal menigeen evenzeer verrassen als het mij deed. Dat is dus waar geweest; er is hier werk te vinden. Welk werk en hoe de behandeling daarbij is, ziedaar wat ik nog niet weet. Maar er is werk; er worden voortdurend werkkrachten gevraagd. 12 Maart. Na mijn bezoek aan het Emi- granten-liotel had ik gisteren nog ruimschoots den tijd om de stad eens in te gaan. Als ik eene vergelijking moest maken, zou ik zeggenMontevidéo is den Haag, Buenos- Ayres is Amsterdam. Montevidéo is eene coquette, sierlijke stad; Buenos-Ayres is eene drukke stad. Maar op Hollandsclie steden gelijken ze net zooveel als een modderpraam op een pleizierjacht. Ik heb van mijn leven nog geen stad gezien, waar zooveel slijk lag. De trottoirs zijn goed, daar valt niet over te klagen, althans in de hoofdstraten; zij zijn gedekt met stoepsteenen. Middenop echter is het één slik al slik. OngelooflijkIk heb straten gezien, waar de paarden tot aan den buik toe in den modder zaten, en de stomme dieren moesten maar voort. Slaan natuurlijk geen gebrek Voor de vrachtwagens zijn steeds 3 of 4 paarden gespannen, kleine, magere, maar taaie dieren. Voor de trams loopen er twee. De weg is hier gemakkelijk te vinden;, alle straten loopen lijnrecht, de dwarsstraten even eens. De stad is dus in zuiver vierkante blokken huizen verdeeld, welke als twee drup pelen water op elkaar gelijken. Alle huizen hebben slechts één verdieping; van trappen klimmen schijnen de menschen hier niet te houden, zeker omdat ze in de straten al genoeg te klimmen hebben, want alle straten welke op de rivier uitkomen, loopen vrij schuin af. Toch worden zo bereden, waarbij natuurlijk de zweep striemende diensten bewijst. Alle huizen hebben een binnenplaats, waarop alle kamers uitkomen. In de rijke huizen in Montevidéo waren die binnenplaatsen prachtig met bloemen en beelden versierd; hier zag ik nog niet zooveel weelde in dit opzicht, maar ik heb er dan ook nog maar weinig van ge zien. Eerst te twee uren kwamen de Hollanders aan, maar hunne bagage was niet medege bracht en naar ik vernam, zou die eerst des nachts aankomen, zoodat er voor 'toogenblik weinig voor en met hen te beginnen was. De menschen waren ontstemd over het lange wachten, dat zij hadden moeten doen, en deden dientengevolge vrij mistroostig hun entrée in het Emigranten-hotel. Sommigen kuierden de stad in, maar 'tis of de menschen. zoolang zij hunne bagage niet gezien hebben, moeielijk ver van honk willen. Ik noodigde nog een paar uit om een eindje mee op te loopen, maar had er gauw genoeg van. Gemopper over dingen, waar nu eenmaal niets aan te veranderen valt, is voor mij vrij vervelend. Jammer dat men heden reden genoeg heeft om te mopperen! Wat is die bagage schan delijk van boord naar hier overgebracht. Dit geschiedt voor rekening van het gouvernement maar de wijze, waarop dit geschiedt, schreit ten hemel. Wij hebben alle kisten en koffers Zondag-morgen gaaf en ongeschonden aan boord van de „Schiedam" op dek zien staan, en thans is er niet één heel. 't Is of ze er mee gekegeld hebben! En gestolen is er, van boord naar hier, alsof de raven aan den gang zijn geweest! Zakken met kleeren zijn zoo maar opengesneden en leeggeplunderd, kisten in elkaar getrapt of opengehakt. De menschen zitten schreiende bij hunne vernielde bezitting. De heer De Boer en ik helpen wat wij helpen kunnen, doch wat is hier te doen! Alle kisten en koffers waren in een loods op elkaar gesmeten; wie zijn koffer moest hebben, smeet op zijne beurt alles overhoop. Ik vrees dat er geen stuk is heel gebleven. De douanen zijn niet lastig en de heer De Boer draagt er veel toe bij, dat de visitatie geen moeilijkheden oplevert. Over het geheel zijn de koffers er het best afgekomen, maar kisten, manden en zakken zijn geheel vernield. Reeds terstond was er een zekere mr. Ramon Mansi, mede-eigenaar der kolonie Fortuna, die Hollandsche boeren wilde hebben. Op aanraden van den heer De Boer hebben er eenigen geteekend en dezen zullen morgen vertrekken. Ik werd door den heer Ramon Mansi uitge- noodigd zijne kolonie en onze landgenooten aldaar te komen bezoeken. Over een paar dagen ga ik daar heen, maar eerst wil ik weten wat er van de overige landverhuizers terecht komt. Mij komt het voor, dat, wie aanpakken wil geene moeite zal hebben om werk te krijgen; maar er loopen hier eenige verloopen sujetten rond (drie Belgen en twee Hollanders), die niets anders doen dan het volk ontmoedigen. Zij vertellen de fabelachtige leugens, welke men voelen en tasten kan. Zoo vond ik straks een paar vrouwen schreiende met hare kinde ren bijeen. Zij wilden terug; zij durfden niet verder; zij hadden gehoord, dat, wie niet opge geten werd door de wilde dieren, zeker door de Roodhuiden zou worden doodgeschoten. Zulke laffe praatjes verspreiden die rekels en bij de een vondige zieltjes, die men onder de land verhuizers aantreft, werkt zoo iets letterlijk demoraliseerend. Ik lach de menschen uit, die aan zulke praatjes gelooven, en zeg hun, dat zij zoo kinderachtig niet moeten zijn, om nu terug te trekken, nadat zij de reis hebben gemaakt. Maar 't geeft niet veel; „ja, lacht u maar, zeggen ze; ge zult zien, dat ge niet levend terug komt." Nu, als ik het zelf nog maar zien zal, dan waag ik het er op. Maar wat er van die menschen terecht moet komen, dat weet ik waarlijk niet, TEXELSCHE COURANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1889 | | pagina 1