Lammerenvervoer. a. s. DONDERDAG 231EI's morgans acht uur te vertrekken naar LEIDEN. G. J. 0. D. DIKKERS, Parkstraat. ATT1NTI1II lattice Graanzakken en Koekenkisten. Janssens Pasteps, te Leuven. LANGEVELD I DE BOÖIJ, 1 De prijzen zjjn cencmreereni een groote partij VERFWAREN J. J. KUIJPER. S. HEUSER Jz. H. Aiys-depaepe, Aalst-Alost (Bolgië. Feuilleton. Informatiën bij C. KUIJPER Cz. publiek verkoopen Factoor ter Yischmarkt. BOEKDRUKKERS te ieit ^urj) 0|i Cael, Een Familiegeheim. liggen ter lading' gereed, 0111 Notaris te Texel zal, op DINSDAG 28 MEI 1889, des morgens 10 ure, op Hoorn en Burg in den Prins Hendrik Polder 20 duizend STEENEN. 5 duizend PANNEN. 25 Kub. meter KALKPUIN. 25 Kub. nieter BRIK. KOZIJNEN en verdere afbraak. als: Lood- en Zinkwit, Groen, Zwart, Bruin, Menie, Vernis, Lak, Olie, Was, Standolie, Sicatief, enz. Lage prijzen in 't groot en klein. Verkrijgbaar bij Beleefd verzoek spoedige terugbezorging Opruiming van de nog voorradige Karpetten, Loopers, Vloerkleedjes, Matten, enz. Gordijn katoen, Franjes, Vitrage, Zeemleer, Vloerzeil, ejiz. Ruiin voorzien van GAREN, BAND, JAPON- KNOOPEN, BROEKKNOOPEN, CREMÉKANT. Borduursel, Stróoken, Crosetkant, Drillejasjes, Lustre, en Buksking Zomer jassen. Levert noch steeds Veer en- en Kapokbedden, voor de bekende lage prijzen. bij Ph. VEESSING, Waalderstraat. Factoor in alle Zee- en Rivierviscli. Commissie en Consignatie. bevelen bij voortduring hunne Drukkerij aan tot het vervaardigen van alle voor Gemeente-, Polder- en andere admini stration, zoomede voor Vereenigingen en Par ticulieren. Voor netheid van bewerking kunnen getui- gen de vele reeds uitgevoerde bestellingen. Vrij naar 't Fransch door A. D. Hoofdstuk XV. 23. Rechtvaardige hemelriep Paul uit. Ik weet niet, hoelang ik bewusteloos heb ge legen. Toen ik tot myzeive kwam, was de kamer stil, als het graf. Mijne moeder en de priester waren weg, en twee kaarsen brandden bij het bed. Ik wierp een blik op hetzelve, en zag, dat alles afgeloopen was. Ik stond onbewegelijk, geteisterd door de vrees, die dit gezicht my aanjoeg, en het verlangen om nog eenmaal dit gelaat te kussem alsvorens het in het graf werd bijgezet. Eindelyk kreeg de vrees de overhand, ik vloog het vertrek uit, en den trap af, hoe weet ik niet, eindelijk ge voelde ik, dat ik in de vrije lucht was. Ik liep als een gejaagd hert. Ik wist zelve niet wat mij hierheen dreef, het scheen mij alsof ik door geesten vervolgd werd. Toen ik eene laan omsloeg het is alsof ik krankzinnig ben meende ik mijne moeder te zien, geheel in het zwart gekleed, die langzaam voortstapte. Toen gaf de schrik mij vleu gelen. Ik liep totdat do krachten mij begaven, toen riep ik uwen naam, en deed nog een paar schreden, totdat ik hier voor de deur nederzeeg. Zoo gij niet geopend hadt, zou ik daar gestorven zijn, want nog steeds verbeelde ik mij Stilzeide zij plotseling hoort gij niets? Ja, zeide Paul, de lamp uitblazende, ik hoor voetstappen. Zie, zie, zeide Margarethe, naar het venster gaande, en Paul met zich achter het gordijn trek kende, zie ik had geen ongelijk. Zij was het. Inderdaad werd op dat oogenblik de deur der hut geopend, en de markiezin in het zwart gekleed en doodsbleek, trad langzaam binnen, sloot de deur achter zich, en ging zonder Paul en Margretlie te zien, de voorste kamer door, naar de twe ede, waarin Achard lag. Zij trad aan zijn bed gelijk zij aan dat van den markies getreden was. Al leen was de priester niet bij haar. Wie is daar? vroeg Achard, een der gordijnen van zijn bed opheffende. Ik, antwoordde de markiezin, de andere gordijn openschuivende. Gij, mevrouw riep de oude bediende verschrikt. Wat komt gij aan mijn sterfbed toch doen? U een voorstel doen. Om mijne ziel in hot verderf te storten, niet waar Integendeel, om haar te redden. Gij hebt nog maar een mensch in de wereld noodig, Achard 1 zoide de markiezin, zich over hem lieenbuigende, een priester. Gij hebt mij dien van het kasteel geweigerd. Als gij wilt, zal hij binnen vijf minuten hier zijn. Laat hem dan komen, zeide de grijsaard, maar haast u en verlies geen tijd. Maar, als ik u de hemelsche rust geef, zult gij mij dan de aardsche rust geven? hernam de markiezin. Wat kan ik dan voor u doen? vroeg de ster vende, terwijl hij de oogen sloot, om de vrouw wier aanblik hem deed ijzen, niet te zien. Gij hebt een priester noodig, om te kunnen sterven gy weet wat ik noodig heb om te kunnen leven Ik wil den hemel voor u openen door vergiffenis uwer zonden. Hij heeft mij reeds vergeven, die daartoe het recht had. Is Morlaix teruggekomen uit het graf? vroeg de markiezin op een toon, waarin bij de schamper, hoid eenige vrees doorstraalde. Neen, zeide de grijsaard, maar hebt gij ver- geten, dat hij een zoon had Hebt gij hem dan ook gezien riep de markiezin. Ja, zeide Achard. En wat hebt gij hem wel gezegd Alles. En de papieren, welke zijne geboorte bewijzen vroeg de markiezin angstig. De markies was nog niet dood. De papieren zijn daar. Achardriep de markiezin voor het bed op de knieën vallende, Achardheb medelijden met mij. Hoe, knielt gij voor mij, mevrouw Ja, oude man, zeide de markiezin smeekende) ja, ik kniel voor u, en ik smeek u, want gij hebt de eer van een der oudste geslachten van Frankrijk, mijn rang, mijn volgend leven in uwe hand. Deze papieren zijn mijn hart, mijne ziel; zij zijn meer dan dat, zij zijn mijn naam, die mijner voorvaderen, die mijner kinderen, en gij weet wat ik geleden heb, om dien naam vrij van smet te bewaren. Gelooft gij, dat ik niet zoowel als andere vrouwen, de liefde voor een man, voor mijne kinderen gekend heb En toch heb ik al die aandoeningen na langen en harden strijd onderdrukt. Ik ben twintig jaren jonger dan gij, oude mant ik ben vol kracht en gezondheid en gij ligt te sterven. Welnu, zie mijne haren, zij zijn witter dan de uwe. Wat zegt zij, fluisterde Margarethe, die naderbij gekomen was. Luister, luister, mijn kind, antwoordde Paul. God wil dat alles aan het licht gebracht worde op deze wijs. Ja, ja, zeide Achard, wiens stem verflauwde, gij hebt aan de goedheid van God gewanhoopt, gij hebt vergeten, dat Christus aan de overspelige vrouw vergiffenis geschonken heeft. Ja, maar de menschen wilden haar steenigen De menschen, die sedert twintig geslachten mijn naam en mijn geslacht geëerd en geacht hebben, zouden, als zij vernamen, wat hun Goddank ver borgen is gebleven, daarvoor slechts verachting en smaad hebben ik heb zooveel geleden, dat God my wel vergiffenis zal schenken maar de men schen zyn onverzoenlijk, zij vergeven nimmer. En ik ben bovendien het niet alleen, die aan hunnen smaad zal blootgesteld zijn. Mijne beide kinderen zullen daarin mededeelen, en de ander is ouder dan zij. Hij, die ander is ook mijn kind, zoo goed, als Emanuel en Margarethe, maar heb ik het recht hem hun tot broeder te geven? Vergeet gij, dat hij in de oogen der wet de zoon van den markies d'Auray is? Vergeet gij, dat hij de eerstgeborene, het hoofd van het geslacht is? Vergeet gij, dat alles hom toebehoort, titels en bezittingenhy behoeft de wet slechts in te roepen, wat schiet er dan voor Emanuel over? Het kruis als Maltheser ridder. Voor Mar garethe? Het klooster. Ja, ja, fluisterde Margarethe, hare handen naar de markiezin uitstrekkende, een klooster, waarin ik voor u bidden kan, moeder Stil, stil, zeide Paul. O, gij kent hem niet, mevrouwzeide de ster vende, met eene nog steeds zwakker wordende stem. Neen, maar ik ken de menschen, zeide de markiezin. Hy kan een naam winnen, de naamlooze bezittingen, hij dio er van verstoken is; en denkt gij, dat hij dien naam en die bezittingen zal op offeren Als gij het hem vraagt. --- En met welk recht zal ik het hem vragen vervolgde de markiezin. Met welk recht zal ik hem vragen, dat hy my spaart, dat hy Emanuel en Mar garethe spaart? Hy zal zeggen; Ik ken u niet, mevrouw I ik heb u nimmer gezien. Gy zyt mijne moeder, dat is alles wat ik weet. In zijn naam, zeide Achard, met reeds door don dood verstijfde tong. in zijnen naam, mevrouw I verbind ik mijO, myn God De markiezin stond op, en sloeg op het gelaat van den stervende zyn doodstryd gade. Gy verbindt u, zeide zy. Is hy daar, om uw borgtocht te bevestigen? Gy wilt, dat ik op uw woord de jaren op hot spel zet, die ik nog te leven heb, tegen de minuten, die u nog toegeteld zyn Ik heb u gebeden, u gesmeekt, voor de laatste maal doe ik dit nog eens geef my die papieren. Zy behooren hem. Ik moet ze hebben, zeide de markiezin, krach tiger naar gelang de stervende zwakker werd. O, myn God! heb toch medelyden met myj zuchtte Achard, Wordt vervolgd.) Snelpersdruk - LANGEVELD DE ROOÏJ - Texel van 488 te P. F. gvuinai

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1889 | | pagina 4