Lammeren vervoer.
a. s. DONDERDAG 6 JUNI 's morgens acht uur te vertrekken naar LEIDEN.
Meubelen, Spiegels en Schilderijen.
Opiiii ra Stroomatstoelen ra af f 10.00
Publieke Verknoping
Keizerstraat Nieuwediep.
A. BARNEVELD.
van Klaver en Lncernegewas.
Hooigewas en nagras van
Steeds verkrijgbaar
Keden Ontvangen!!
Feuilleton.
Informatiën bij C. KUIJPER Cz.
publiek verkoopen:
publiek verkoopen:
J. Sz. Dekker,
Een Familiegeheim.
liggen ter lading gereed, 0111
GOEDKOOPST ADRES VOOR
De ondergeteekende bericht aan het publiek van
TEXEL, dat de Heer Jb. KIKKERT eenig agent is.
Waar alle teekeningen op aanvrage worden toege
zonden.
Reparation worden spoedig en net afgeleverd.
franco Oudeschilcl.
Het Bestuur van het Waterschap de 30 ge
meenschappelijke polders op Texel, zal op
ZATERDAG 8 JUNI 1889,
voormiddags 10 ure in de herberg „Bellevue"
aan DE WAAL
Het Klaver en Lucerngewas van:
1. P. M. 9 7» Heet. laud, gelegen in den pol
der het Noorden 3de blok langs den Eijer-
landschen dijk, in 9 perceelen.
2. P. M. 37< Heet. land, gelegen als voren
achter de arbeiderswoningen, in 4 perceelen.
3. Het grasgewas van de Oosterender weg,
en wel vanaf de Waal tot aan de Haneweg.
4. Het liooigewas van een perceel zeedijk,
vanaf de afheining beoosten het Nieuweschild
tot aan de Til van de Spangweg.
5. Idem van een perceel Zeedijk en wel vanaf
de Schanssluis tot aan de groote Zuid-Haf-
felersluis.
ZEGT HET VOORT.
Het Bestuur van den polder WAAL en
BURG, zal op
ZATERDAG 8 JUNI 1889,
's morgens 10 ure, in de herberg Bellevue
aan de Waal
1. 20 00 de Noordkant van de Biethoorn.
1. 60 00 van de le tot de 3de binnensloot.
2. 40 00 de Zuidkant.
2. 9420 de Rietbol in Waal en Burg.
natte en drooge VERFWAREN, TERPENTIJN,
OLIE en VERNISSEN.
Hoek Steenenplaats en Waalderstraat.
Tricot Jongenspakjes, Tricot Kinderjurkjes,
Tricot Daniestailles,' Tricot Bruinen Jongens-
en Mans-Borstrokken, Tricot witte Meisjes- en
Vrouwen Borstrokken, Tricot Onderlijfjes, Zwem
broekjes in alle grootten, Drillen en lustre Heeren-
jassen. v
Beste qualiteit, lage prijzen,
bjj Ph. VEESSING, Waalderstraat.
Vrij naar 't Fransch door A. D.
Hoofdstuk XVIII.
27
- Ja mevrouw, zeide Paul mot eene stem vol
aandoening, ja ik heb u willen spreken. Sedert
lang heb ik dien wensch in myn hart gekoesterd.
Ik herinnerde my uit mijn jeugd eene vrouwelijke
gestalte, die mij liefkoosde, en waaraan ik als aan
mijn beschermengel herdacht. Het zijn twintig
jaren, dat ik naar dat oogenblik reikhals, waarop
ik haar kon wederzien, en thans eerst is het gekomen.
Zou het waar zijn, gelijk ik dikwijls met huivering
gedacht heb, dat gij vreesdet my te zien; zou het
waar zyn, gelijk ik thans vrees, dat gij mij geen
enkel woord hebt toe te vopgen
- En zou ik ongelijk gehad hebben, mynheer,
zeide de markiezin op een doffen toon, als ik voor
uwe terugkomst vreesde? Hoe kort geleden 'gy
ook reeds verschenen zyt, mijnheer, toch is dat
schrikkelijk geheim, dat op het oogenblik aan nie
mand dan aan God en aan mij bekend had moeten
zijn, reeds ter kennis van mijne beide kinderen
gekomen.
- Kan ik het helpen zeide Paul, dat God gewild
heeft, dat zy het vernamen Heb ik de sidderende
en smeekende Margarethe naar haar vader geleid,
wien zij om bescherming kwam vragen en wiens
biecht ze heeft moeten aanhooren? Heb ik haar
naar Achard gevoerd, waar gij, mevrouw, haar
gevolgd zyt? Wat Emanuel betreft, het schot dat
dat gij gehoord hebt, dat verbrijzelde glas, bewyzen^
dat ik liever wilde sterven, dan mijn leven redden
ten koste van uw geheim. Neen mevrouw, God
heeft alles zoo beschikt, ten einde gij uwe beide
kinderen, gelijk zoo even aan uwe voeten zoudt
zien, voor wie gij uwe armen zoolang gesloten hebt
gehouden.
- Maar er is eene derde, zeide de markiezin, in
wier stem toch eenige ontroering scheen door te
dringen, en ik weet niet wat mij van dezen te
wachten staat
- Laat hem den laatsten plicht vervullen mevrouw,
en daarna zal hij geknield uwe bevelen vragen.
- En waarin bestaat die plicht? vroeg de mar
kiezin.
- Aan zijn broeder den rang te verschaffen, waar.
op hij recht heeft, aan zijn zuster het geluk, dat
zij verloren heeft, aan zijne moeder de rust, waar
naar zij verlangt en die zij niet vinden kan.
- En nogthans, zeide de markiezin verbaasd,
heeft door uw toedoen de minister aan den baron
de Lectoure de aanstelling geweigerd, die hij voor
myn zoon vroeg.
- Omdat, zeide Paul, een brevet uit den zak
halende en dit op de tafel leggende, de koning my
die voor myn broeder had toegestaan.
De markiezin sloeg er de oogen in en zag inder
daad den naam van Emanuel.
- En nogthans, vervolgde zy, wilt gy Margarethe
geven aan iemand zonder naam, zondor fortuin
en wat meer is een balling
Gij bedriegt u mevrouw, ik wil Margarethe
geven aan hem dien zij bemint, niet aan den balling
Lusignan, maar aan den baron Anatole de Lusignan,
gouverneur namens zijne majesteit van het eiland
Guadeloupe. Zie hier zyn aanstelling.
De markiezin sloeg een blik op een tweede per
kament, en zag dat het evenzoo de waarheid was
wat Paul zeide.
Ja, zeide zy, ik beken, dat dit voor de eerzucht
van Emanuel en het geluk van Margarethe vol
doende is.
En tegelyk voor uwe rust, mevrouw, want
Emanuel begeeft zich naar zijn regement, Margarethe
volgt haren echtgenoot, en gy blyft alleen, gelijk
gy, helaas! zoo dikwyls gewenscht hebt.
De markiezin zuchtte.
Is het niet zoo, mevrouw, of zou ik mij be
drogen hebben? vervolgde Paul.
Maar hoe zal ik my van den baron de
Lectoure ontslaan? vroeg de markiezin:
De markies is overleden, mevrouw Is de dood
van een echtgenoot en vader geen voldoende reden
om een huwelyk uit te stellen?
In plaats van te antwoorden, ging de markiezin
zitten, nam pen en papier, schreef eenige regels,
vouwde het briefje toe, schreef het opschrift aan
den markies de Lectoure en schelde een bediende.
Na eenige oogenblikken, waarin zy en Paul het
stilzwygen bewaarden, verscheen een bediende.
Breng dezen brief over twee uren aan den
den baron de Lectoure, zeide zy.
De bediende vertrok.
En thans, mynheer, vervolgde de markiezin,
Paul aanziende, thans, nu gy de onschuldige ge
rechtigheid hebt laten wedervaren, zult gy thans de
schuldige geeue genade bewyzen Gy hebt papieren
die uwe geboorte bewijzengy zyt de oudste, naar
de wet althans hebt gy recht op den naam en de
fortuin van Emanuel en Margarethe. Wat verlangt
gij voor die papieren?
Paul haalde ze uit zyn zak en hield ze boven het
vlammend haardvuur.
Laat my u slechts eenmaal moeder noemen,
noem my slechts eenmaal uw zoon I
Is het mogelyk! riep de markiezin, terwyl
zy opstond.
Gy spreekt van rang, van titels, van goede
ren! vervolgde Paul op een toon van de diepste
zwaarmoedigheid, ach, wat geef ik om dat alles
Ik heb my een rang verworven, dien weinige lieden
van myne jaren bezitten; ik heb een naam gekregen^
die de schrik van een geheel volk is, geiyk hy door
een ander volk gezegend wordt; als ik wilde zou
ik vorsteiyke schatten kunnen samen garen. Wat
maakt mij dus uw rang, uwe titels, uwe goederen f
als gy niets anders my te geven hebt, als gy my
niet geeft wat my altyd ontbroken heeft, wat ik my
zeiven niet kan geven; wat God my geschonkent
wat het ongeluk my weder ontnomen heeft wat
gy alleen my geven kunt eene moeder.
Myn zoonl riep de markiezin, door zyn toon
en zyne tranen overwonnen myn zoon I myn zoon
Ha! riep Paul, de papieren in de vlam werpende,
eindelyk heeft dan uw hart dien kreet geslaakt, dien
ik verwachtte, waarnaar ik reikhalsde. O mijn God,
ik dank u.
De markiezin was weder in haren stoel gezonken,
Paul lag voor haar op de knieën. Eindelyk hief zy
het hoofd op.
Zie my aan, zeide zy. Ziedaar sedert twintig
jaren de eerste tranen, die my uit de oogen komen.
Geef my uwe hand zy legde die op hare borst,
dat is sedert twintig jaren de eerste maal, dat
eene gelukkige gewaarwording myne borst doet
kloppen 1 Kom In myne armen I Dat is sedert twintig
jaren de eerste liefkozing die ik geef en ontvang
Die twintig jaren vol jammer zyn zekerlyk myn
straftyd geweest, en God heeft my vergiffenis ge
schonken, want ik heb weder tranen, ik ken weder
vreugde ik dank u myn God, ik dank u myn zoon 1
Moeder! zeide Paul.
En ik sidderde om hem te zien, ik sidderde
toen ik hem zag ik wist niet welke aandoeningen
in myn eigen hart sluimerden 1 O myn zoon ik
zegen u!
Op dat oogenblik hoorde men de klok van de
kapel luiden. De markiezin stond op. Het was
het uur waarin het lyk van den markies en dat
van den armen Achard aan de moederaarde zou
hergeven worden.
Wordt vervolgd.)
Snelpersdruk LANGEVELD& DE ROOIJ Texel
ra den leer P. F.