Buitenland. f
„Och! m'n ouwe maats souden er ook zoo
graag in icillen, maarde Heeren zeggen
daar is nog geen geld voor: Zou daar
geen raad voor wezen?'
Zoo luidt het onderschrift van een keurige
plaat, welke alom in den lande is verspreid
en die ook hierhenen haren weg heeft gevonden.
Msn zou wel geheel vreemdeling moeten
zijn in de geschiedenis van ons land en som
mige instellingen om de bedoeling van deze
plaat, waarboven het opschrift prijkt „Prins-
Hendrik-stichting", niet te vatten.
De plaat stelt voor een paar bewoners van
de genoemde inrichting, net gekleed, met den
glans van tevredenheid op het gelaat, waarvan
de een de hoed, waarin eenige geldstukken zijn,
in de rechterhand houdt en met de linkerhand
op eenige oude zeelieden, [welke niet in die
inrichting zijn, doch die hoopvol U aanstaren],
wijzende, bovenstaande woorden worden in
den mond gelegd.
Wilt ge het nog duidelijker?
Zonder eenige verdere verklaring ziet ge
daarin een beroep op allen, om eenige gelde
lijke steun te verleenen aan de zoo nuttige
inrichting en dat dit beroep bij velen een
gunstig gehoor vindt, daarvan getuigt menig
bericht, in de bladen vermeld.
Niet onwaarschijnlijk is het, dat bovenom
schreven aanschouwelijke voorstelling er veel
toe heeft bijgedragen om ook hier voor die
inrichting belangstelling op te wekken en
daardoor eene poging wordt aangewend om
op het verzoek van den ouden zeeman een
klinkend antwoord te geven.
Wij bedoelen hiermede het voornemen van
eenige jongelieden om een tooneelvoorstelling
te geven, waarvan de opbrengst zal worden
bestemd voor de Prins-Hendrik-stichting.
Zoo ooit, dan vinden wij thans ruimschoots
aanleiding om aan te bevelen tot inteekening
op eene lijst voor eene tooneelvoorstelling.
De Prins-Hendrik-stichting heeft ongetwijfeld
de sympathir van allen in den lande en hoeveel
te meer dan hier, waar wij zoo goed weten
en kennen het lot van den zeeman.
Wij begroeten dan ook met ingenomenheid
de poging welke word aangewend om een
klinkend antwoord te geven op des ouden
zeemans vraag.
Laat niemand, aan wien de lijst voor deze
voorstelling wordt aangeboden, dezelve onge-
teekend teruggeven, doch mogen zelfs velen,
door zich tot eene hoogere entrée te verplich
ten, het succes van dit pogen verhoogen.
Moge het blijken dat ook hier het harte
warm klopt voor den ouden zeeman.
Oudeschild, 21 Jan. Met de garnalen-
visscherij is het sedert een paar weken droevig
gesteld. Vingen voor dien tijd de visschers
gemakkelijk vier manden per schuit, thans is
het een kunst om met vier schuiten eén
mand per dag te vangen. De prijs is weer
gestegen tot f 4 per mand.
De visschers verlangen sterk naar betere
vangst of naar matige Oostelijke of Zuidelijke
winden, die hen in staat stellen buitengaats
hun geluk te beproeven.
de Waal. In 't begin des vorigen jaars
werd alhier een fonds opgericht ter onder
steuning bij ziekte, 't Recht van bestaan van
dergelijke instellingen is zeker bij alle welden-
kenden, zeer zeker bij de voorstanders van 't
„Help u zeiven", boven alle twijfel verheven.
Of evenwel een ziekenfonds op een klein dorpje
levensvatbaarheid heett, daarover zullen de
meeningen uiteenloopen.
Gelukkig is na afloop van 't eerste vereeni-
gingsjaar gebleken, dat aan 't voortbestaan
van 't ziekenfonds alhier, althans voorloopig,
niet behoeft getwijfeld te worden.
't Fonds werkte gedurende het afgeloopen
jaar met 34 ieden.
De ontvangsten bedroegen f 170,30
De uitgaven - 98,50
't Batig saldo dus f 71,80
Wanneer men hierbij in aanmerking neemt,
dat gedurende de eerste maanden f 30 is ont
vangen, terwijl in dien tijd geen der leden
recht op geneeskundige hulp had, dan is in
8 maanden tijd toch een batig saldo gemaakt
van f 41,80, voor een kleine vereeniging een
aardig appeltje voor den dorst.
De Koning voelt zich in de laatste dagen
minder wel. Het Prinsesje heeft een lichten
aanval van influenza gehad.
In de Geneeskundige Courant komen eenige
opmerkingen voor over de thans heerschende
influenza. Daarin wordt o. a. als middel om den
geweldigen stroom van lijders, die personeele hulp
verlangen, te matigen, voorgesteld, dat door het
een of ander geneeskundig lichaam (b. v. het
staatstoezicht) algemeene regelen van hygiënische
en prophylactischen aard worden voorgeschreven
om tegen de pas opkomende ziekte aan te wenden.
Van individueele behandeling kan bij den over-
grooten toeloop bijna geen sprake zijn. De reis
van den patient naar den dokter, het verblijf in
de wachtkamer, dat alles kon voorkomen worden
door het aanraden van een voorbehoedende
leefregel en het verkrijgbaar stellen in de openbare
apotheken, van sommige voorloopige middelen
zonder recept van den geneesheer. Eenige weinige
dagen het bed te houden, zich niet aan koude
bloot te stelleneen paar gifte chinine te gebruiken
zal in den regel spoedig beterschap aanbrengen.
Weldra, zoo besluit het blad, zal de ondervinding
leeren, dat men tegen die ziekte meer laten moet
dan doen, en dat natuurlijke voorzorgen meer
beteekenen dan kunstmatige, voorbehoedmiddelen
meer dan directe. Individualiseeren is bij eene
epidemie als de onderwerpelijke niet mogelijk,
ergo generaliseeren is de eenige en ook algemeen
bekende weg om onze kunst, hier in casu, aan
de lijdende menschheid dienstbaar te maken.
Door den heer Henri Tindal is aan de
Eerste Kamer toegezonden een „Memorie van
Aanklacht", gericht tegen den Minister van Ooi log
en tegen de personen, die met hem aan het
hoofd staan van ons defensiewezen. Op de
bekende gronden wordt door den heer Tindal
opnieuw betoogd, dat ons land bij een onverhoed-
schen aanval onverdedigbaar is. De schuld daarvan
wordt door hem toegeschreven aan deu Minister
van Oorlog, „die getoond heeft, met zijn helpers
niet het minste begrip te hebben van legerorga-
nisatie". De conclude, waartoe deze „Memorie
van Aanklacht" de .leden der Eerste Kamer wil
brengen, schijnt op" de eerste plaats te zijn
afstemming der Begrooting van Oorlog. Dat dit
doel zal bereikt worden, zal zeker door zeer
weinige en waarschijnlijk ook niet door den
heer Tindal zeiven geloofd worden.
Naarmate de strijd van dezen laatste meer en
meer ontaardt in een strijd tegen personen,
gelooven wij dat de belangstelling en het vertrou
wen van het Nederlandsche volk zich meer en
meer hem zullen af keeïren. Tot dusverre, meenen
wij, heeft de strijd dobr hem aangebonden, vooral
door de wijze waarop die gevoerd werd, de zaak
van ons defensiewezen wel schade, doch niet het
geringste voordeel aangebracht. Ook in de
toekomst valt daarvan, naar ods gevoelen, weinig
of geen heil te verwachten. {Arh, Ct.)
In de Zutphensche Courant wordt een klacht
geuit over de Hollandsche laksheid, waarvan o. a.
de Nederlandsche Heidemaatschappij weder de
doorslaanste bewijzen heeft ontvangen. Door het
bestuur werd bij de oprichting aan dep. m. 1100
burgemeesters in ons land gevraagd, zoo al niet
toe te treden tot het lidmaatschap, althans te
willen berichten, of zij al of niet' genegen waren
het bestuur te helpen. Daarop kwamen nog geen
50 antwoorden. Later bij een herhaling kwamen
nog 20 antwoorden, De groote woorden en mooie
voorspiegelen hebben de grondbezitters koud ge
laten. Wij Hollanders kunnen ons nu eenmaal
niet losmaken van de stelling, dat het beter is
zijn geld in gewaagde Amerikaansche sporen te
steken, dan voor een werkelijk nationaal belang
eenige risico te loopen. De groote grond eigenaren
worden wel voor f 2 lid van de Maatschappij,
maar meer kan men dan ook niet vergen.
Men meldt uit Leiden
Als een bewijs hoezeer de griep nog ten platte
lands woedt, moge dienen dat aan de academies
voortdurend halfartsen worden gevraagd om
plattelandspraktijken te komen waarnemen.
Te Klateringe gem. Westerbork, zijn reeds
een tweetal ooievaars gezien. Hij, die dit mede
deelt, profeteert uit dit ongewone verschijnsel
een vroege lente. Wij zullen zien
In de Maatschappij van Weldadighied te
Frederiksoord is eene belangrijke en welgeslaagde
proef genomen met het inkuilen van rauwe
aardappels.
Nadat eene hoeveelheid aardappelen geplet of
gekneusd waren, werden ze den 1 Juli 1.1. in een
met stroo gedekte kuil gelegd en zwaar met
aarde belast. Toen de kuil voor eenige dagen
geopend werd, bleek het dat de aardappelen geheel
onbedorven waren gebleven en gekookt, met
graagte door 't rundvee en de varkens werden
gegeten. 8
Ook is te Frederiksoord een eveneens goed
geslaagde proef genomen om stroomest voor a
schimmelvorming te bewaren. Nadat die mest J
in een vierkante mijt was opgeladen werd ze J!
met planken belegd, die zwaar met steenen
werden beladen.
Toen na eenige maanden persing steenen en
planken werden verwijderd, kwam er één massa a
in elkaar geperste mest voor den dag, waaraan
geen spoor van schimmelvorming was te bespeu-
ren. In den afgeloopen zomer zijn in de Maat
schappij v. Weldadigheid 130.000 k. g. aan haver,
wikken, wortelloof en koolrapenblad ingekuild en
geperst.
In de laatsten dagen sterven in de omstreken n
van Breda vele kippen aan eene ziekte, welke zi
bij alle dezelfde verschijnselen vertoont. Ver- ai
scheidene kippenhouders hebben al hunne dieren w
reeds aan die ziekte verloren. Men vraagt zich n
af of ook hier aan influenza te denken valt.
Door de politie te Groningen zijn aange; r
houden twee jeugdige Duitschers, die hunne
woonplaats Oldenburg verlaten hadden. Daarvan ra
was haar per telegram mededeeling gedaan, e€
evenwel zonder dat namen, signalement of eenige
andere bijzonderheden bekend waren gemaakt. Ik
Om hunne reis te kunnen bekostigen hadden q,
zij schoolboeken (ze zijn leerlingen der hoogere V]
burgerschool) en kleedingstukken verkocht, terwijl m
tevens voor het hiervoor ontvangen geld de on-
ontbeerlijke vuurwapenen, zijnde twee revolvers, V1
waren aangeschaft. Vijanden van studie als zij jn
waren hadden zij hun rustig leven laten varen dj(
om in Holland een plaats als kellner te zoeken, gt
Te spoedig werd echter aan hunne plannen de ho
bodem ingeslagen, daar ze nu onder de vleugelen
van den altijd waakzamen Hormandad naar hunne ko
woonplaats zullen worden teruggevoerd.
N. G. C. sé
de
Elf paarden, toebehoorende aan Z. M. den ve
Koning van Belgie, zijn te Laeken aan influenza mi
gestorven. Deze paarden vertegenwoordigden een
waarde van 30,000 fr.
De anti-slavernijmaatschappij van Brussel
zal in de maand April a. s. eene eerste expeditie
uitzenden, welke de Congo zal opvaren en zich
op de westelijke kust van het Tanganika-meer
neerzetten. De onafhankelijke Congostaat zal deze
expeditie ondersteunen. Men rekent ook op de sk
hulp van het missiehuis van Scheut, 't welk zich 7 4
in betrekking heeft gesteld met an ti-slavernij- Er.,
comité van Brussel.
„De leeuwen zijn los." Deze schrikmare >oi
bracht dezer dagen de geheele stad Golberg in r
Neder-Silezie in opschudding. Toen een paar 2p
jongens, die in een molen, buiten de stad gelegen
gewerkt hadden, naar buiten traden, zagen zij Sn
twee leeuwen, welke uit eene menagerie ontsnapt -
waren, rondwandelen. Een der jongens snelde
in den molen terug en haalde eene revolver,
waarmede hij op een der dieren schoot, zonder
het te treffen. De beesten vluchtten in het
bosch en een troep jagers en al, wat maar in do
stad een geweer of revolver bezat, trok hen na.
Van de vele schoten, welke door deze keurbende J
gelost werden, is er vermoedelijk een raak geweest er
want aan het andere eind van het bosch kwam w;
maar een leeuw te voorschijn, die zich met f
versnelden pas uit de voeten maakte. De inval-
lende duisternis maakte aan de jacht een eind, 21
zonder dat iemand het gewaagd had, het gewonde
of gedoode dier in het bosch te gaan opsporen.
Een schat.— De heer Lucien R., eigenaar
van een oud huis met tuin in de rue Pixérécourt, - 1
te Parijs, laat aan zijn eigendom vele herstellingen
doen, met het oog op eene inrichting voor electrisch
licht. In eene der kamers van de verdieping
gelijkvloers, waar men een nieuw behangsel zou y
aanbrengen, scheurde men het oude papier af, f
en toen de muur naakt was, ontdekte men eene y
vrij ruime kast, zoo goed mogelijk aan het oog jt
onttrokken, waarin gevonden werd een ijzeren q,
kistje, inhoudenden papieren, wilsbeschikkingen -
en gerechtelijke stukken, dateerende van 1684, y
benevens vreemde geldstukken, waaronder drie- y'
honderd gouden van de afmeting der tegen woordige
Fransche 40-franksstukken. q,
Den volgenden morgen, bij het graven in den oj
tuin ten dienste der electrische geleiding, vond
men eene lange doos, vrijgoed bewaard, welke L(
daar langen tijd moet zijn begraven geweest. 00
Deze doos bevatte bijna veertienhonderd gouden 01
en zilveren geldstukken, gelijk aan de andere *5
gevondene. Wat een buitenkansje I -lv