N. 247.
Donderdag 12 Februari.
A0. 1890.
Nieuws- en
Advertentieblad.
OFFICIEEL GEDEELTE.
Binnenland.
Schipbreuk en Redding.
Dit blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden
Voor den Burg 30 Cts. Franco per post door ge
heel Nederland 45 Cts. Naar Amerika en andere
landen met verhooging der porto's.
Advertentiën vóór 10 uur op den dag der uitgave.
Prijs der Advertentiën
Van 1 tot 5 regels 30 Cts. Iedere regel meer 6 Cts.
Groote letters en Vignetten worden naar plaatsruimte
berekend. Bewijsnummers 2 Cts. per nummer.
ABONNEMENTEN en ADVERTENTIËN worden aangenomen bij de Uitgevers LANGEVELD DE ROOI-J, ParkstraatBurg op Texel.
De BURGEMEESTER der gemeente TEXEL,
brengt ter algemeene kennis, dat bij hem is
ontvangen de navolgende kennisgeving:
JAGT.
DE COMMISSARIS DES KONINGS in Noord
holland, Gezien het besluit van Gedeputeerde
Staten van 22 Januari 1890 no. 3
Gelet op art. 11 der wet van 13 Junij 1857
(Staatsblad no. 87)
Brengt ter kennis van belanghebbenden:
lo. dat de jagt op eenden in deze provincie zal
worden gesloten met 28 February e.k. met zons
ondergang
2o. dat de jagt op ander waterwild zal worden
gesloten met 15 April e.k., mede met zonsonder
gang
3o. dat het weispol van kwartelen met steekgaren
of vliegnet zal mogen worden uitgeoefend van
1 Mei tot 15 Julij e.k.;
4o. dat de visschery, met uitzondering van die
met den hengel in de hand, van die met aalkorven,
aaldobbers en palingfuiken, van die met het
schepnet of de gebbe om kleine vischjes te vangen
voor de aaldobbers en van die op snoek in de
gemeente Texel, zal worden gesloten van 15
Maart tot 1 Junij e.k.
En zal deze in het Provinciaal Blad worden
geplaatst en voorts in elke gemeente der provincie
Noordholland worden aangeplakt.
Haarlem, 29 Januari 1890.
De Commissaris des Konings voornoemd,
SCHORER.
Texel den 7 Februari 1S90.
De Burgemeester voornoemd,
C. M. KOOIJ.
De BURGEMEESTER der gemeente TEXEL,
brengt overeenkomstig art. 15 tweede lid der
wet van 26 Mei 1870 (Staatsblad no 82) ter
algemeene kennis, dat ter Secretarie dezergemeente
vanaf heden gedurende 30 dagen, ter inzage van
belanghebbenden is nedergelegd eene opgave van
uitkomsten bedoeld in de artt. 15,23 en 43 der wet.
De verzoekschriften om hermeting of herschat
ting ten koste van ongelyk die om vernietiging
van schattingen, welke geacht worden in strijd
met de wet te zijn verricht, bezwaarschriften
tegen ambtshalve verbeteringen van misstellingen
in de belastbare opbrengst en van onjuiste
metingen en berekeningen, zoomede de bezwaar
schriften omtrent de onderwerpen bedoeld in
art. 43 der wet, behooren luidens de artt. 16 no. 1
19 no. 2, 23 derde lid en 44 bij Gedeputeerde
Staten dezer provincie te worden ingediend,
binnen dertig dagen na heden.
Texel den 5 Februari 1890.
De Burgemeester voornoemd,
C. M. KOOIJ.
Wij hebben veel reden tot tevredenheid
over ons artikel Schipbreuk en redding" in
een onzer vorige nummers voorkomende. Van
sommige bladen ontvingen wij een exemplaar
ten bewijze dat ons artikel was overgenomen.
En dat genoemd schrijven niet geheel vruch
teloos was, bewijst een ingezonden stuk in
het L. D., waarin de schrijver o. m. zegt:
Als bewoner van een onzer Hollandsche kust- of
zeedorpen trof mij zeer het ingezonden stuk, voor
komende in het Leidsch Dagblad van 3 Februari,
betreffende het treurig zien verdrinken van zoovele
zeelieden te Callantsoog- Dat zoo iets treurig, ja
zeer treurig is, kunnen, geloof ik, het allerbeste
beseffen en erkennen zy, die zulk een drama met
eigen oogen hebben zien afspelen, die daar machte
loos by moesten staan.
Dit bedenkende, trof mij zeer de gedachte van den
schrijver van bedoeld stuk, waarom toch niet met
ernst een middel wordt bedacht om gemeenschap
te erlangen tusschen het in nood ver keer end vaar
tuig en den wal. Men is toch op het schip het eerst
bewust van het gevaar, waarin men verkeertmen
heeft dus gelegenheid middelen tot redding in gereed
heid te brengen en is zekerder van de bereiking
van het beoogde doel, m. a. w. men kan beter dan
de zich op de kust bevindenden, die het vaartuig
moeten treffen, slagen om eene gemeenschap tot
stand te brengen.
Ziehier nu een denkbeeld.
Zou men niet eene soort vlieger kunnen vervaar
digen, niet zooals wij dezen in onze jeugd maakten
van papier, maar een, welke tegen een stootje
en tegen water kan, dus van linnen of zeildoek,
sterk genoeg samen te stellen met een krachtigen
staart? Wanneer men dan aan boord eene lijn van
voldoende lengte heeft, waaraan zoo'n vlieger kan
bevestigd worden, dan zal deze bij uitviering met
één streek van den wind stellig op den wal neer
komen.
Groote kosten zullen zeker aan zoo'n geheel niet
verbonden zijn. Wellicht is het een hoogst geschikt
middel. Nu wij in de laatste jaren zooveel hooren
van vlieger-wedstrijden voor de kinderen, kunnen oude
ren ook zich deze zaak aantrekken en onderzoeken of
beproeven welk model en welke qualiteit het meest
doelmatig wordt bevonden.
Mogen deze letteren een wedstrijd in het leven
roepen tusschen Amsterdamsche en Rotterdamsche
reeders I Moge deze gedachte werkelijkheid worden 1
Verder wordt nog in de Nieuwe Alkm. Ct.
in overweging gegeven, om, naar aanleiding
dat behalve de twee personen ook een hond
zich zelf het leven heeft gered, op elk schip
een hond aan boord te nemen.
De schrijver zegt o. a.: „dat beest heeft dus bran
ding, wind en weder getrotseerd. Had het slechts
eene lijn van boord meegenomen, wie weet, hoe
velen er nog gered waren geworden I Zeker is er
geen dier, dat zooveel scherpzinnigheid, moed en
volharding bezit als een hond. Men wil hem in het
leger gebruiken, waarom zou niet ieder schip een
of meer honden aan boord kunnen nemen en voor
dat doel dresseeren?
Aan elke reede, landingplaats of haven zouden
proeven kunnen genomen worden, door het beest
met een touw in den bek of om den hals naar den
oever te laten zwemmen, een touw of een lijntje,
dat door een licht beweegbare spil van boordzjjde
kon afloopen. Overal waar reddingsstations zijn,
zou men eveneens eenige dezer dieren er op na
kunnen houden, om in geval van nood, een tocht
naar het geteisterde schip te ondernemen. Geen dier
toch laat zich beter africhten dan een hond."
Ook in ons nummer van heden wordt een
denkbeeld ontvouwd, om van het schip
gemeenschap met den wal te verkrijgen.
Wij willen niet beslissen, welk plan het
meeste kans heeft van slagen, doch wij zijn
er trotsch op dat punt ter sprake te hebben
gebracht. Wij gaan daarom voort daarop aan
te dringen, omdat wij ongaarne zouden zien
dat, nu het weder wat kalmer wordt, die zaak
op de lange baan zou worden geschoven,
totdat weder zulk een onheil plaats
vindt; dan weder in 't breede wordt uitge
meten fouten, tekortkomingen en verdachtma
kingen, om weder niets te doen.
Wat helpt dat praten en dat schrijven, wat
helpt de opsomming van fouten, als naar
verbetering niet wordt gestreefd?
Neen, de hand aan den ploeg! onze eer,
onze vaderlandsliefde, de menschheid eischt
iets anders, eischt werk.
TEXEL, 12 Februari 1890.
De laatste der nieuwingevoerde markten
voor de maanden December, Januari en Februari
had Maandag plaats. De aanvoer van vee
was als die der vorige, onbeduidend. De proef
heeit geleerd dat de behoefte aan deze markt
dagen niet zeer groot is en ze voorshands
niet noodzakelijk zijn. Wellicht later.
De handel in lammeren schijnt alreeds
levendig te worden. Dat beloofd een goed
jaar voor den veefokker.
Tenbewijze dat het flink mesten van vee
ook op ons eiland nog plaats vindt, is zeker
wel ter vermelding waardig een varken dat
Maandag door den slager Posreboom werd
geslacht.
Dat beestje vertegenwoordigde het eerbied
waardige gewicht van 564 halve Kilogr.
Zeer uitvoerig is het antwoord des heeren
Borgesius c. s. op het Kamer-verslag over hun
voorstellen tot hef fing eener inkomsten-belasting,
enz. Na hun nemen van het initiatief te hebben
verdedigd, dat gemotiveerd wordt door den onwil
des Ministers om uitvoering te geven aan het
verkiezingsprogram, dat belastinghervorming
dringend noodig noemde, betoogen de voorstellers
opnieuw de wenschelijkheid om de min-gegoeden
ten koste van de meer-gefortuneerden te ontlasten,
onder die min-gegoeden ook begrijpende de
zoogenaamde kleine burgerij, de ambachtslieden
kleine bazen en kleine neringdoende, die schier
aan geen enkele belasting ontsnappen en in vele
gevallen een aanzienlijk percentage van hun
inkomen aan den fiscus moeten afstaan, daartoe
zijn de voorstellen ook nog gewijzigd.
De redenen, waarom een inkomsten-belasting
niet langer mag blijven ontbreken, en dus niet
aan de gemeente kan worden overgelaten, worden
daarop nader ontvouwd. Bij de voorstellers
woog dit het zwaarst, dat een einde moet komen
aan de bevoorrechting, welke bij de belastingen
door een deel der vermogenden genoten wordt,
en aan den te zwaren of ondoelmatigen en door
gewijzigde maatschappelijke toestanden verooi-
deelden last, die op een ander deel der bevolking
thans drukt.
De afschaffing van den zoutaccijns handhaven
zij voornamelijk op drie gronden de groote druk
voor de lagere klassen, de belemmering voor de
productie en den smokkelhandel.
Eveneens handhaven zij hun ongunstig oordeel
over de patentbelasting, waarvan zij de afschaffing
op tal van gronden nader verdedigen.
De percentage der inkomsten-belasting voor
1891, aanvankelijk vastgesteld op 6 pCt., is nu
teruggebracht tot 5 pCt., terwijl voorts in de
lagere klassen een zekere aftrek van het aantal
kinderen en met dezen gelijkgestelden wordt
voorgesteld, ten einde de heffing meer met de
draagkracht in overeenstemming te brongen.
Uit Den Haag wordt gemeld, dat van de
verwerping der begrooting van den Minister van
Koloniën geen kabinetquaestie zal worden
gemaakt.
TEXELSCHE COURANT.