N. 253.
Donderdag 6 Maart.
A0. 1890.
Nieuws- en
Advertentieblad.
Acht uren zult gij arbeiden,
Binnenland.
Dit blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden
Voor den Burg 30 Cts. - Franco per post door ge
heel Nederland 45 Cts. Naar Amerika en andere
landen met verhooging der porto's.
Advertentiën vóór 10 uur op den dag der uitgave.
Prijs der Advertentiën
Van 1 tot 5 regels 30 Cts. - Iedere regel meer 6 Cts.
Groote letters en Vignetten worden naar plaatsruimte
berekend. Bewijsnummers 2 Cts. per nummer.
ABONNEMENTEN en ADVERTENTIËN worden aangenomen bij de Uitgevers LANGEVELD DE ROOI-J, ParkstraatBurg
op Texel.
Uit eene beschrijving in deDelftsche Courant.
De beweging voor een korteren arbeidsdag
vindt in Engeland veel sympathie, wordt nit
Londen gemeld. Lord Dunraven, de voorzitter
van het Sweating committee, Lord Randolph
Churehil, ja zelfs Gladstone spraken er gunstig
over, de laatste evenwel liet zich meer voor
zichtig uit. Voor de mijnwerkers intusschen
is die vermindering van werktijd zelfs geen
questie meer: voor deze is hij reeds op acht
uur gebracht.
Men zou geneigd zijn op de gevolgen
niet lettende - te zeggen; schenk hun de
ïesteeiende acht ook maar. Voor hen, die
op de aarde hun arbeid vinden en hun leven
doorbrengen, is geen treuriger toestand denk
baar dan onder den grond zijn bestaan te
moeten vinden; het beste gedeelte van den
dag te moeten slijten in die sombere, vaak
benauwde gangen, slechts verlicht door het
flauwe schijnsel van veiligheidslampen; en
daar onafgebroken met het houweel uit de
harde muren blokken steenkool te houwen.
Op bepaalde uren worden de mijnwerkers in
bakken in de groeven neergelaten en daaruit
weder opgehaald, van den Maandag tot den
Zaterdag, om slechts een kort gedeelte van
hun leven door te brengen door de zon besche
nen, wanneer die niet reeds is ondergegaan,
of in armelijke woningen, waar het voedsel
schraal, het levensgenot schaarsch en de ellende
groot is.
Dergelijke arbeid kan, zou men bijna zeggen,
niet hoog genoeg betaald worden om de offers
die hij eischt. Voor den man zelfs van geringe
ontwikkeling is het een beklagenswaardig lot
niet anders te doen dan blokken steenkool
te hakken, op wagens te laden, deze voort
te rollen en de vrachten op te hijschen, een
arbeid waarvoor niets gevorderd wordt dan
eenig werktuigelijke bedrevenheid. Van dit
geesteloos werk der duisternis bespeurt men
schier geen vorderingenvoltooid is het nooit,
althans niet tijdens het leven van een arbeider
en nooit ziet deze er eenig resultaat van;
als het blok steenkool is uitgehouwen, opge
laden, voortgerold en naar boven geheschen
wordt het naar de werkplaatsen vervoerd en
verbrandzijn moeielijke en aanhoudende
arbeid laat geen spoor meer achter dan een
zwarte rook in de lucht.
Het is echter in de maatschappij niet zoo
danig ingericht, dat zij, dien den zwaarsten
en onaangenaamsten arbeid verrichten, ook het
hoogst betaald worden. In dat geval zouden
de vorsten en machtigen een zeer bescheiden
salaris genieten, want zoo de staatszorgen
zwaar wegen, zij worden ruimschoots vergoed
door het genot dat macht en aanzien geven
en hunne verantwoordelijkheid hebben, blijkens
de geschiedenis, zeer vele vorsten tamelijk
licht geteld. Ook bij het leger genieten zij,
die bevelen, hooger loon, dan zij die aan de
bevelen moeten gehoorzamen en evenzoo wordt
in de burgersamenleving de baas beter betaald
dan de knecht. Als het omgekeerde plaats
had, zou de geheele maatschappij in duigen
storten. Het is dan ook niet te verwachten,
dat er ooit eene reorganisatie in dien zin tot
stand zal komen. Aan dit noodzakelijk beginsel
getoetst, zal men moeten erkennen, dat de
hooge eischen van werklieden, wel eenige
zwakke punten opleveren.
Maar dit is geen reden om de werklieden
te exploiteeren, misbruik te maken van den
toestand, de loonen uitsluitend te regelen naar
vraag en aanbod en menschen zoo lang te
laten werken tot zij uitgeput zijn. Als werkelijk
acht uren het tijdbes'ek is dat een mensch
arbeiden kan, dan mag men geen negen of tien
uren van diens krachten vorderen.
Er is echter een ander oogpunt waaruit
men die inkrimping van den werktijd tot acht
uren te beschouwen heeft, waarop ook door
Gladstone werd gezinspeeld, toen hij gewaagde
van de consequentie waartoe zij voor andere
bedrijven zou kunnen leiden.
Wanneer men den arbeid tot acht uren
beperkt, terwijl nu gedurende tien uren gewerkt
wordt, zal er een vijfde minder worden
voortgebracht, tenzii het aantal werklieden
met een vijfde wordt vermeerderd. Met die
vermeerdering van het werkvolk met een vijfde,
zal ook het getal opzichters moeten worden
uitgebreid, wat voor het oogenblik buiten
rekening blijve. Al bedraagt de vermeerdering
van de arbeidskrachten steeds een vijfde, dan
reeds zouden er in den eersten tijd geen handen
genoeg zijn. Ieder zou zijn plaats vinden,
zelfs zij die voor de taak minder berekend zijn.
Maar zal nu ook de werkman tevreden zijn,
wanneer hem een vijfde van zijn loon gekort
wordt, welke korting hem wordt goed gemaakt
door twee uren meer vrijheid per dag? Of
moeten de werklieden in weerwil van den
korteren arbeidstijd, hetzelfde loon blijven
genieten? Dit is de meening der Engelsche
werklieden, die aan hun acht uur arbeid acht
shillings loon blijven verbinden. Het gevolg
zal dan zijn, dat elke fabrikant voor elke
arbeid aan werkloon 20 pCt. meer zal moeten
betalen dan vroeger voor dezelfde hoeveelheid
bij een langeren werkdag.
Het ligt echter voor de hand, dat over het
algemeen de fabrikanten trachten zullen de
hoogere uitgaven aan arbeidsloon te dekken
door de hoogere prijzen hunner voortbreng
selen, zooals dan ook de eigenaren der mijnen
in het Duitsche kolenrivier na de verhooging
der loonen hebben gedaan.
En dat de hoogere prijs der brandstoffen
zijn invloed zal doen gelden, lijdt geen twijfel.
Brandstoffen toch vormen een voornamen
factor van de kosten van vervoer. Ook andere
grondstoffen zullen uit dien hoofde in prijs
stijgen en er staat ons dus eene ontzaggelijke
stijging van den prijs van alle fabrikaten te
wachten. Het onvermijdelijk gevolg daarvan
is eene afneming van het debiet. Wanneer
men voor hetgeen onmisbaar noodig is zooveel
meer moet betalen, zal er voor het minder
noodzakelijke minder geld kunnen besteed
worden en de fabrieken zullen met een deel
harer fabrikaten geen weg weten.
Hiervan zullen de werklieden het eerst en
het meest de nadeelige gevolgen ondervinden.
De industrie zal kwijnen; de voortbrenging
zal worden belemmerd; de arbeidkracht onge
bruikt blijven en in plaats van de zestien
uren waarover de werkman de vrije beschik
king verlangt, zullen aan talloos velen van
hen de volle vierentwintig worden toegemeten.
En dan? Wat zal er uit dien toestand van
ellende en broodsgebrek geboren worden?
Wij zullen ons niet verdiepen in bespiege
lingen over hetgeen dan zou kunnen gebeuren.
Dit slechts is zekerdat duizenden en duizen
den jaren lang, misschien levenslang, den tijd
betreuren zullen, dat de arbeidstijd der werk
lieden geregeld werd door de behoefte der
maatschappij en niet verkort werd ter wille
van een ondoordacht beginsel of liever ter
wille van een verraderlijke leus, aangeheven
door hen, die hunne ware bedoelingen ver
bergen. Hun eisch „acht uren arbeid": spruit
slechts voort uit het streven om den werkman
in het ongeluk te storten, honger en ontevre
denheid en op die wijze hun doel te bere.ken
omverwerping der maatschappij.
TEXEL, 5 Maart 1890.
De ZEw. Heer C. Maat, benoemd als pastoor
bij de R. K. gemeente alhier, heeft zijn dienst
werk als zoodanig aanvaard. Zondagavond
werd ZEw. door den Deken van Schagen,
daartoe overgekomen, met de gewone kerkelijke
ceremoniën geïnstalleerd.
Eene herziening van het reglement was
Maandagavond aan de orde, in de vergadering
van de „Maatschappij tot onderlinge verzeke
ring bij ziekte", (Ziekenfonds) aan den Burg.
Met een gepast woord werd de vergadering
geopend, en daarna, na voorlezing der notulen
van de vorige vergadering, tot de werkzaam
heden overgegaan.
Ofschoon reglementsherziening niet tot de
amusantste werkzaamheden knnnen worden
gerekend, was deze vergadering niet onaan
genaam.
Ingrijpend waren de voorgestelde verande
ringen niet; een betere regeling van het bestuur
en meerdere waarborg omtrent de aan de
Maatschappij behoorende gelden, was zeker
wel het voornaamste der voorgostelde wijzi
gingen terwijl een voorstel van een der leden,
tijdens de vergadering geüaan om bij voorko
mende arm- of beenbreuk van eenig lid, een
mildere bepaling dan de bestaande in toepas
sing te brengen, door nagenoeg alle aanwezigen
werd aangenomen.
Aan een verzoek door ruim honderd leden
onderteekend, om onderlinge hulpbetooning
bij overlijden der leden in het reglement op
te nemen, meende het bestuur geen gevolg
te mogen geven, aangezien daardoor pressie
op de leden zou worden uitgeoefend.
Het bestuur juichte echter de werkzaam
heden dezer onderafdeeling ten zeerste toe
en moedigde de aanwezigen aan tot deelne
ming aan deze onderlinge liefdebetooning,
TEXELSCHE COURANT
M—H—Ht" -