N°. 317. Donderdag 16 October. A#. 1890. Nieuws- en Advertentieblad. OFFICIEEL GEDEELTE. Binnenland. De toestand des Konings. Dit blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden Voor den Burq 80 Cts. Franco per post door ge heel Nederland 45 Cts. Naar Amerika en andere landen met verhooging der porto's. Advertentie» vóór 10 urn- op den dag der uitgave. Prijs der Advertentièn Van 1 tot 5 regels 30 Cts. Iedere regel meer 6 Cts. Groote letters en Vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Bewijsnummers 2 Cts. per nummer. ABONNEMENTEN en ADVERTENTIÈN worden aangenomen bij de Uitgevers LANGE VELD DE ROOIJ, ParkstraatBurq op Texel. BEKENDMAKING. De BURGEMEESTER der gemeente TEXEL gelet op art 41 der Gemeentewet, brengt, naar aanleiding daarvan, ter kennisse van de ingezetenen dat de vergadering van den Raad door hem is belegd tegen Vrijdag den 17 Oct. 1890, des voormiddags te 11 ure, in de daarvoor bestemde zaal ten Raadhuize dezer gemeente. Texel, den 14 Oct. 1890. De burgemeester voornoemd, C. M. K0OY. De afzondering, waarin Z. M. de Koning, wegens den staat zijner gezondheid, reeds gedurende eenige jaren genoodzaakt is geweest te leven, heeft aanleiding gegeven tot allerlei geruchten en vertelsels. Zoo wist het „Radi caal Weekblad" voor eenige dagen mede te deelen, dat onder het „volk" twee lezingen rondgaan. Volgens de eene vertoeft de Koning sinds lang in het buitenland. Volgens de andere, „een zeer algemeen gevoelen", is Z. M. zelfs sinds lang overledenVoor de onder- teekening van staatsstukken zou dan een „toestelletje" worden gebruiktHet „Radicaal Weekblad" hecht geen waarde aan deze volksmeeningen, maar zegt wel reden te hebben te gelooven aan de waarheid van wat de heer Tindal „niet waarschijnlijk" noemt, namelijk dat „de Koning tegen zijn zin wordt gevangen gehouden" Welk een kinderachtig en kwaadwillig gebazel Het is volkomen waar, dat Z. M., tegen zijn zin, door de kwaal, waaraan hij lijdt, verhinderd wordt zich zoo vrij te bewegen als toen hij nog gezond was. Dit betreurt ieder, maar mag geene aanleiding zijn voor zotte, oneerbiedige praatjes. Wie aan zijne verbeelding niet den vrijen loop laat, maar alleen op de feiten acht geeft, weet dat de toestand aldus isDe Koning moet, zoowel wegens zijn hoogen leeftijd als om do kwaal, waaraan hij lijdende is, zich zeer in acht nemen. Daarom houdt Zijne Majesteit voortdurend verblijf op het Loo met zijne gemalin en zijne dochter, en ontvangt slechts weinige personen. Het is zeker te betreuren, dat de Vorst zoo weinig meer met zijn volk in aanraking kan komen en dat hij ook met zijne ministers slechts schriftelijk in overleg treedt. Maar dit neemt niet "weg, dat hij sedert zijn herstel in Mei 1889 zich weder geregeld met de regeoringszaken heeft beziggehouden en zijne grondwettige plichten vervuld heeft, zonder eenige stoornis, totdat nu zeer onlangs eene verheffing van zijn nier lijden hem gedwongen heeft strikte rust te nemen. Het is mogelijk, dat deze aanval der ziekte wederom voorziening in de Regeering noodig zal maken, maar blijkens de laatste kennis geving der Regeering is het zoo ver nog niet gekomen. Wegens de gebeurtenissen van het vorige jaar ligt het voor de hand, dat de geneesheeren des Konings, zonder wier advies de ministers geene stappen kunnen doon, uiterst voorzichtig zijn in hunne verklaringen. De aard der ziekte schijnt ook mede te brengen dat het zeer moeilijk is eene stellige verklaring uit te spreken. Hoe dit zij, sedert Mei van het vorige jaar en bepaaldelijk in den afgeloopen zomer is Z. M. betrekkelijk wél geweest. Dat bewijzen de bezoeken, die H. M. de Koningin en de Prinses aan verschillende steden des lands hebben gebracht, en de feesten, bij den verjaardag der Prinses op het Loo gegeven. Dat bewijst bovendien het bezoek, dat Z. M. zelfs in de vorige maand van zijn schoon broeder, den groothertog van Saksen-Weimar, heeft ontvangen en waarover de groothertog zich in zeer gunstigen zin heeft uitgesproken. Zoo is de werkelijke loop van zaken geweest al het andere zijn praatjes en verzinsels zonder waarde. L.D. TEXEL, 15 October 1890. Heerlijk weer. Die ontboezeming hoorde men d.d. van iedereen, die het toeval ons deed aan treffen, of waar twee of meer personen elkaar ontmoetten. Op welk gebied men ook verdeeld moge wezen, in de uitspraak over het weder, heerschte eene zeldzame eenstemmigheid. Dat gunstige weder werkte dan ook onge twijfeld ten zeerste in de hand het bezoek van vreemdelingen op ons eiland, niet slechts van hen die hier komen in het belang van hunne zaken, doch ook van dezulken, die voor ontspanning zich eens over zee begeven, ten einde, al zij het ook oppervlakkig, het eiland en deszelfs bewoners te leeren kennen. Dat zulke bezoeken in den afgeloopen zomer veel zijn gebracht en thans in het schoone najaar nog steeds plaats hebben, daarvan kan iedereen zich m-migen dag overtuigen. Die veelvuldige bezoeken geven uit den aard der zaak, aanleiding tot het doen van opmerkingen door de respectieve bezoekers, en die opmerkingen, wij verheugen ons zulks te mogen nederschrijven, getuigen vaak van zeer groote tevredenheid. Dat het weder zulk een gunstige uitspraak zeer in de hand werkt, is ontegenzeggelijk waar en is dat iets, waaraan we nu zelve niets kunnen toe- of afdoen, we gevoelen ons toch gestreeld met die loftuiting, ook al weten we, dat we daaraan niet het minste part of deel hebben. Waaraan we echter wel iets kunnen doen, 't is het uiterlijk aanzicht van onze straten, van onze woningen. En ook dat aanzicht verlokt den bezoeker van onze dorpen vaak tot de opmerking dat 't er goed, dat 't er netjes uitziet. Zie, zulk een opmerking ze is streelend, ze leidt ons tot voldaanheid over onze zindelijkheid, ze be vredigt onze liefde voor de plaats waar wij wonen. 't Is dan ook zeker waar, dat in het bijkans afgeloopen jaar het uiterlijk aanzicht van vele woningen zeer verfraaid is, dank de voordee- liger tijden voor landbouw en veeteelt. Vooral de schilders, (wilt ge liever ververs) hadden overvloedig werk, ja, kwamen soms handen te kort om allen te bevredigen. De sporen van hunne werkzaamheid zijn dan ook allerwege zichtbaar, in zooverre geen baldadige hand dat werk weder in waarde deed verminderen. En zie dat is iets waarop wij meenden wel eens te mogen wijzen. Wanneer men zoo eens een wandeling door ons dorp maakt, dan treft het oog, benevens veel smakelijks ook vaak iets wansmakelijks wanneer pas geverfde woningen de sporen dragen, dat een niet geoefende hand, (wij zullen maar niet zeggen baldadige hand) eenekleur- schakeering van wit of groen of bruin of om gekeerd heeft trachten te bewerkstelligen, dan wekt zoo iets niet op tot tevredenheid omtrent het uiterlijk aanzicht, of tot het veronderstel len van eene hooge mate van welwillenheid tegen anderen, of van eerbiediging van eens anders eigendom. En waarlijk, daarop mag wel eens worden gelet. Wanneer de groote burgerij zorgt voor zindelijkheid en om de gemeenschappelijke woonplaats een prettig en goed aanzicht te geven, dan is het wel wat erg, dat de kosten, zorg en moeite daartoe aangewend, vaak door een onbedachtzame hand werden ijdel gemaakt. Het bekladden en vernielen van eens anders eigendom geeft zelfs den bedrijver daarvan geen genot, evenmin als het beleedigen of moeite berokkenen aan anderen. Wij ouderen weten dat zeer goed, en ook de jongeren wordt dat gewis vaak voorgehouden mocht dat hen voor oogen blijven, waar zij in jeugdige overmoed, tot minder loffelijke daden of bedrijven zouden kunnen overhellen. De maatschappelijke orde zal er bij winnen, het gunstig oordeel over de plaats waar wij wonen zal er door worden versterkt en ieder ten genoegen, zal ook bij mindere medewer king van de natuur, het oordeel over ons plekje gronds, tot aller trots, gunstig zijn. Werke daartoe ieder mede tot eigen eere, door woord en daadzoo blijve ons eiland steeds het plekje waarop wij trotsch mogen zijn. Oudeschild, 13 Oct. Gisteren trad de Heer Bottinga van Harlingen, de zoo gunstig bekende déclamator, voor een talrijk publiek op. Ach tereenvolgens bracht de spreker zes verschil lende stukken ten gehoore, die over het geheel uitstekend voldeden. De aanwezigen smaakten een zeer genotvollen avond. Dit bleek vooral uit de luide bijvalsbetuigingen waarmede de Heer Bottinga telkens beloond werd. Nu de palingvisscherij langs de kust zoo slecht gaat, zou 't misschien overweging verdie nen, dat de hier tehuisbehoorende haringbooten gereed werden gemaakt. Dag aan dag zijn aan de Hors eenige Heldersche vletten met die visscherij bezig. Naar men zegt worden reeds flinke partijtjes haring gevangen. COURANT,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1890 | | pagina 1