N°. 330. Zondag 21 December. A®. 1890. Nieuws- en Advertentieblad. Binnenland. ABONNEMENTEN en ADVERTENTIËN worden aangenomen bij de Uitgevers LANGE VELD DE ROOTJ, ParkstraatBurg op Texel. Dit blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden Voor den Burg SO Cts. Franco per post door ge heel Nederland 45 Cts. Naar Amerika en andere landen met verhooging der porto's. Advertentiën vóór 10 uur op den dag der uitgave. Prijs der Advertentiën Van 1 tot 5 regels 30 Cts. Iedere regel meer 6 Cts. Grooto letters en Vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Bewijsnummers 2 Cts. per nummer. TEXEL, 20 December 1890. De punten van behandeling in de gemeente raadszitting van gisterenmorgen aan de orde, waren niet van zoo groot belang, 't was meer een afdoening van zaken, nog tot het jaar behoorende. Nu, ook dat is prijzenswaardig, wanneer men zorgt de zaken op tijd af te doen. Zoo hadden thans verschillende benoemingen plaats. Tot regenten van het Alg. Weeshuis werden herbenoemd de heeren T. M. Zijm en C. C. Kuij- per tot regentes Mej. N. Roeper-de Boer. Tot leden voor het burgerlijk Armbestuur werden herbenoemd de heeren J. D. Witte en Aug. Keijserin de vacature ontstaan door het overlijden van den heer C. Blom te Oudeschild, de heer C. Blom Cz., aldaar. Tot commissaris over de Bank van Leening werd herbenoemd de heer P. P. Kikkert. Verder bepaalden zich de werkzaamheden tot het nemen van een besluit tot het aan gaan eener tijdelijke geldleeningvaststelling suppl. kohier Hondenbelasting (f 7.50) en vast stelling suppl. kohier Hoofdei. Omslag, waar omtrent de bespreking in eene beslotens ver gadering plaats vond. Voorlezing van een adres van verschillende ingezetenen, in zake het voorgenomen vertrek van Dr. Stiggelbout, waarop werd besloten, aangezien Dr. Stiggelbout van dat voornemen weder heeft afgezien, ZEd. daarvoor des Raads dank te betuigen. Besprekingen scheen dat adres niet uit te lokken, althans wij hoorden daaromtrent niets. Ook werd in deze vergadering nog besloten aan Mej. A. Bouma op haar verzoek eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres aan de Openbare Lagere school te Oosterend, tegen 1 Febr. 1891. Een voorstel door een der leden, bij de rondvraag gedaan, om de ingezetenen per omroeper (waarom niet door middel der Cou rant, hetwelk meer publiciteit over geheel Texel geeft) uit te noodigen tot het schoon maken van kachels en schoorsteenen, kwam niet in behandeling, aangezien de politie-ver ordening het jaarlijks schoonmaken van schoor steenen reeds voorschrijft en de Raad meent op het schoonmaken van kachels geen pressie te mogen uitoefenen. Dit voorstel, ter sprake gebracht met het oog op het brandgevaar, brengen wij door ons blad bij deze onder de aandacht van allen. Door den heer C. Plaatsman zijn nog be roepen ontvangen naar de Herv. gem. te Kerkwerve en te Wilhelminadorp, beide in Zeeland. De reeds zoo vroeg ingevallen winter, de nijpende koude, het gemis aangelegenheid om iets te verdienen, dat alles heeft tengevolge, dat reeds nu de wensch werd gedaan tot het uitreiken van warme spijzen. Ten einde aan dat verlangen uitvoering te 1 geven vergaderden Vrijdagavond eenige perso nen in het logement „de Zwaan" om te bespre ken de voorbereidende werkzaamheden voor dien arbeid. Volgens achterstaande advertentie blijkt dat zich eene commissie heeft georganiseerd om die taak op zich te nemen. De taak dier commissie is zeker prijzens waardig doch niet minder moeielijk; onuitvoer baar zelfs als de steun van meergegoeden hier niet in ruime mate wordt geschonken, zou het noodig zijn daarop nog aan te dringen, ons dunkt, dat het aanzicht om ons henen, meer nog dan vele woorden, moeten dringen tot onbekrompenheid van gave. Blijke dat zoo in ruime mate. Naar aanleiding van de Schipbreuk van de Engelsche kruiser „Serpent", Spaansche kust, is aan Koning Co. te Texel geinfor- meerd op last van Z. E. den heer Minister van Marine (Engeland), dat door heeren Com missarissen van de Engelsche Admiraliteit zal worden onderzocht of zijne vinding (red ding Cylinder) voor het gebruik bij de Engel sche Admimraliteit zal worden toegepast. Als een staaltje van productiviteit van sommig rundvee, wordt ons met zekerheid het volgende medegedeeld, door den heer Jb. P. Kikkert, slager alhier. Den 19 December 1889 kalfde van hem eene koe, en van af dien dag tot heden (19 Dec. 1890) werd door hem nauwkeurig aanteekening gehouden van de melk, welke hij van dat dier bekwam. Te samen geteld blijkt thans dat in dat jaar tijds, door genoemd dier werd gegeven 16889 halve liters melk. Pleit zulks zeker voor de goede hoedanigheid van het beest, niet minder zeker voor de goede verzorging, welke er aan besteed werd. Of goede verzorging vergoed wordt, beoor- deele ieder voor zich. Het voortdurende winterweder bezorgt ons groot ongerief; is het personenverkeer daardoor reeds zeer bemoeielijkt en de post- gemeenschap reeds gedurende eenige dagen tot eenmaal daags gereduceerd, Vrijdag bleven we van de postgemeenschap naar hier geheel verstoken, 't Moet reeds zijn voorgekomen dat het aantal passagiers, die van den Helder met de ijsvlet naar hier wilden, zoo groot was, dat men moest loten wie het voorrecht zou hebben om zulk een koud tochtje te maken. Waal, 19 Dec. Nadat de heer R. sedert een paar dagen te vergeefs had gezocht naar zijn paard, dat in het weiland moest loopen, werd hem ten laatste medegedeeld, dat het gevonden was in eene sloot. Het beest was door het ijs gezakt en moest zijne afdwaling met het leven boeten. De Haagsche kroniekschrijver van de „N. Gron. Ct." deelt omtrent den gezond heidstoestand der jeugdige Koningin mede, dat wel de dood des Konings op Koningin Wilhelmina meer indruk gemaakt heeft dan tot hiertoe bleek, omdat het intellectueel sterk ontwikkelde kind gebukt ging onder de smart, die zij echter trachtte voor anderen te verbergen, I waardoor haar zenuwgestel wel eenigermate werd geschokt, maar lichamelijk H. M. niet heeft geleden. Al is zij physiek niet zoo sterk als geestelijk, bij de verstandige zorgen, die de Koningin-Regentes voor haar heeft, behoeft men zich over onze kleine vorstin niet beangst te maken. Te Deventer vermiste een ingezetene onlangs al zijne duiven, 40 stuks. Hij gaf de zaak bij de politie aan, doch de dief werd niet gevonden. De bestolene kocht dezer dagen eenige nieuwe en vermiste er spoedig weder 5. In den nacht van Dinsdag op Woensdag is de dief echter in den val geloopen. Het dienstpersoneel eener meelfabriek hoorde in een stapel hout in den kelder eenige beweging en vond na eenig zoeken daar een grooten bunzing met 5 half verslonden duiven bij zich liggen, benevens een menigte veeren. Zooals men weet, is op den 6n dezer op het standbeeld van Koning Willem II, zooals altijd een krans nedergelegd, thans van rouw voorzien. Misschien naar aanleiding hiervan werd onlangs in eene vergadering van de ondei - officiers vereeniging der zeemacht „Van Speijk" de wenschelijkheid besproken ook voor onzen overleden Vorst Willem III een standbeeld op te richten, te Amsterdam, en wel in admiraals uniform, waarin Z. M. zich zoo gaarne vertoonde en welke dracht Z. M. op het praalbed versierde. Men begreep echter, dat het initiatief moest uitgaan van de hoogen in den lande, waarom men schriftelijk den burgemeester, mr. G. van Tienhoven, hiermede in kennis stelde, met be leefd verzoek in den geest als bovengenoemd zijne medewerking te willen verleenen. Men schrijft uit Amsterdam Eene vergissing is menschelijk. Dezer dagen werd in den vroegen morgen uit de Prinsengracht het lijk opgehaald van een man, die in het water gevallen en verdronken was. Een der omstanders meende in hem een kruier te herkennen, die tevens porder van zijn beroep was, en die een eind verder aan de Prinsengracht woonde. Een boodschap werd naar zijne vrouw gezonden, en toen deze ontsteld op de plaats kwam, moest zij al schrei ende en bij schemerachtig ochtendlicht bekennen, dat haar man daar lag. Nu ontspon zich onder de omstanders een gesprek, dat verre van malsch voor den overledene was. Een ieder wist wat van hem te vertellen. Het was een drinkebroer en een uitgaander, zeide de een. Hij sloeg zijn vrouw, wist een ander te vertellen, en het arme mensch mocht blij zijn, dat hij dood was, enz. enz. Te midden van dit nog al luid gevoerd gesprek, trad onverwacht iemand in den kring en zeide op hoogen toon, dat een ieder, die iets van hem te zeggen had, hem kon krijgen." Die woordvoerder was niemand anders dan de doodgewaande, die tot niet geringe ontsteltenis van zijn lijkredenaars, daar plotseling in levenden lijve voor hen stond, zoo juist van zijn porders ronde terugkeerende. Hij was over de gehoorde beoordeelingen erg uit zijn humeur en men had heel wat werk hem tot bedaren te brengen. De drenkeling werd later herkend als iemand, die in de Kerkstraat woonde en werkelijk veel gelijkenis met den kruier had. COURANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1890 | | pagina 1