N«. 345.
Donderdag 22 Januari.
A*. 1891.
Nieuws- en
Advertentieblad.
Binnenland.
Dit blad verschuilt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden
Voor den Burg 30 Cts. Franco per post door ge
heel Nederland 45 Cts. Naar Amerika en andere
landen met verhooging der porto's.
Advertentiëu vóór 10 uur op den da? der uitgave.
Prijs der Adverlenlièn
Van 1 tot 5 regels 30 Cts. Iedere regel meer G Cts.
Groote letters en Vignetten worden naar plaatsruimte
berekend. Bewijsnummers 2 Cts. per nummer.
ABONNEMENTEN en ADVERTENTIËN worden aangenomen bij de Uitgevers LANGE VELD DE ROOT-J, ParkstraatBurg op Texel.
TEXEL, 21 Januari 1891.
De Bevolking te Texel was op 81 December
1889 2928 Man.2947 Vrouw. Totaal 5875
en vermeerderde in 1890 door geboorten
met 75 M. 68 V. totaal 143
waaronder 4 tweelinggeboorten,
door ingekomenen iu de gemeente
met 61 M., 72 V. totaal 133
276
en verminderde in 1890 door overlijden
met 33 M. 49 V, totaal82
Levenloos aangegeven 5 M. 3 V.
door vertrek uit de gemeente
met 68 M. 80 V. totaal 166
248.
De Bevolking vermeerderde dus in 1890 met 26
Totaal der Bevolking op 31 December 1890 5901
Er werden 42 huwelijken gesloten als
37 tusschen Jongmans en Jonge dochters
3 Weduwnaars en
2 „en Weduwen.
Oosteeend, 20 Jan. Gisteren had hier de
gewone jaarlijksche vergadering plaats dei-
leden van de beide hier bestaande vereeni-
gingen, bekend als „Ziekenfonds" en „Begrafe
nisfonds".
Uit het verslag van den Directeur bleek,
dat het eerste fonds, even als eene zuster
vereniging in onze gemeente, een „slecht
jaar" had gehad aan 1890. Een nadeelig saldo
van ruim f 100, leverde daarvoor een sprekend
bewijs, en ofschoon dit dilicit uit vroegere
overschotten gedekt kon worden, kon de
Directeur zich toch niet weerhouden, den
leden op enkele punten eene kleine vermaning
toe te dienen.
Van meer bevredigenden aard was .de toestand
van het tweede fonds. Niettegenstaande in
het verloopen jaar slechts 6 maanden contributie
was geheven, bleek er toch nog een saldo van
ruim f 140, te zijn overgebleven. Het aantal
leden dezer vereniging neemt nog steeds toe,
en is thans reeds over de 200 gestegen.
Om een denk beeld te geven van de kracht
van het ijs dient het volgende bericht uit Euk-
huizen, van 15 dezer:
Het ijs in de Zuiderzee is dezen nacht begonnen
te schuiven. Op sommige plaatsen liggen de
ijsschotsen meer dan 3 meter hoog op den dijk
gestapeld. Te Oosterdijk, gemeente Enkhuizen,
drongen de schotsen de aan den binner.kant
van den dijk staande smederij van C. Smit bin
nen, zoodat de bewoners in allerijl een goed
heenkomen moesten zoeken; de smederij ge
raakte in vlam en brandde tot den grond af.
De voorgevel van het gebouw der openbare
school is geheel ingedeukt. Ook in het win
kelhuis van P. De Vries kwamen de ijsschotsen
zelfs in de woonkamer; het geheele gebouw
is thans onder de ijsmassa bedolven. Nog een
aantal gebouwen heeft in meerdere of mindere
mate schade geleden.
Uit Rotterdam wordt gemeld: Zeldzame
tooneelen van armoede waren alhier te aan
schouwen bij aankomst van het stoomschip
P. Galand van Buenos-Ayres. Personen, die
vol moed nu ongeveer 2 jaar geleden daarheen
waren getrokken, in de hoop op een beter
vaderland, kwamen van alles ontbloot terug;
zoowel volwassenen als kinderen sléchts gehuld
in eenigo lompen en geen schoenen aan de
voeten. Hetgeen door hen van dat „vervloekte
land", zooals zij het noemden, verhaald werd,
bleek met het oog op hun uiterlijk de volle
waarheid te zijn. Eenigen hunner haddon van
hun familie uit Noord-Amerika geld ontvangen
om daarheen te komen, en gingen terstond
aan boord van de Maasdamanderen werden
door hun familie in Zeeland terugverwacht en
reisden per spoor daarheen. Ook werd door
hen medegedeeld, dat allen, die zich daar nog
bevinden, gaarne terug zouden komen, daar
niets dan kommer en ellende in dat verre
land hun deel is. Ofschoon doodarm, rekenden
deze ongelukkigen zich gelukkig weder in het
vaderland terug te zijn. Gelukkig heeft de
Nederlandsch-Amerikaausche Stoomvaart-Maat
schappij de vaart naar Zuid-Amerika gestaakt,
zoodat er geen nieuwe slachtoffers gemaakt
zullen worden. (D.)
Uit Oosthuizen meldt men aan de
N. R. Ct
Sedert een paar jaren zijn van hier en uit
nabij gelegen plaatsen tal van personen
meestal jongelieden naar Duitschland ver
trokken, om daar werkzaam te zijn in de mijnen,
fabrieken, den landbouw enz.
Eenige dezor lieden, die met de jongste
feestdagen hier waren, verklaren niet te
begrijpen dat er iu Nederland zoovele leegloopers
zijn die het hun zeiven en de maatschappij
zoo lastig makon. Volgens hunno bewering
is er in Duitschland overvloed van werk, vooral
Hollanders komen daar dadelijk terecht. Wel
is op vele plaatsen vooral in de mijnen
het werk niet gemakkelijk; maar men verdient
daar in den regel f 2 per dag en werkt dan
8 uren.
Aan de „Haugsche Ct." wordt de vraag
gedaan: "Op alle spoorwegen heersclit nu, met
de vorst, een meer dan ergerlijke verwarring.
"Wie kan antwoord geven op dezen vragen:
Wat zou er geschieden, indien er eens oorlog
uitbrak en gemobiliseerd moest worden?
"Heeft men aan het Ministerie van Oorlog
daarover al wel eens gedacht?"
Nu al onze groote rivieren geheel met
ijs bedekt zijn begint mon natuurlijk zeer
belucht te worden voor den invallenden dooi.
Wanneer het ijs dan toch los raakt en begint
te kruien, hebben de dijken het zwaar te
verantwoorden. Ten einde het vormen van
ijsdammen,die zoo noodlottig zijn, te voorkomen
worden nu reeds voorbereidende maatregelen
genomen. Men wil namelijk die dammen
laten springen door dynamiet. Er is op de
daartoe aangewezen punten reeds een hoeveel
heid van die stof aangevoerd, zoo langs de
Merwede, de Maas, als de Waal.
Door de politie te Harderwijk is uit een
zeer armoedig gezin het kleinste kind opge
vraagd, wijl het anders spoedig zou zijn be
zweken door verregaande venvaarloozing.
Men vond de arme kleiuo bij den uitgedoofden
haard op oen stuk van een vuilen zak liggen.
Het arme kind was over het geheele lichaam
éen wond. Reeds 22 weken oud, was het nog
nooit van onderkleediug verwisseld en moest
men het in lauw water leggen om het van de
lorren te kunnen ontdoen. Het eenige voedsel
der kleine bestond uit fijngeschraapte rauwe
wortelen. Da moeder stond het gaarne af, en
toonde zich geheel onverschillig. Thans pogen
lietderijke handen te herstellen wat de moeder
bedier f.
Armenzorg. Dat in winterdagen als die wij
dit jaar beleven, de quaestie der armenverzorging
in de pers ter sprake komt, kan niemand ver
wonderen.
Er wordt door de particuliere liefdadigheid veel
gedaan. Dat wordt door een Amsterdamsch
schrijver in de „N. Rott. Gt." erkend. Maar hij
merkt aan, dat niet genoeg eenheid in al die op
zich zelf prijzenswaarde werkzaamheid is. Zoo
zegt hij o. a.
„Vloeien de giften ruim? Draagt elk bij naar
zijn vermogen Ontvangt ieder arme zijn gerechte
deel? Wordt niemand dubbel toebedeeld, ten
koste van zijn lotgenoot? Krijgt ook de eerlijke
armoe, die uit besef van eigenwaarde met haar
nooddruft niet te koop loopt steun Het zijn alle
vragen, waarop geen antwoord is te geven.
„Niemand, die den toestand overzien kan; nie
mand die zelfs bij benadering den omvang van
het lijden kan bepalen: niemand, die zich diets
durft maken, dat bij het plegen der liefdadigheid
de billijkheid, de redelijkheid betracht wordt,
niemand die zijne bijdrage stort in de weldadige
bewustheid, dat zij haar ware doel bereikt-
Wat en wie zal men bedenken Genootschap
A commissie B kindervoeding brooduitdee-
ling? kleederverstrekking Hoeft men zijn gift
onder allen te verdeelen In welke verhouding
Waar is de behoefte het grootst? In wier lot
dient allereerst voorzien te worden
Laat het nog eens gezegd worden: in zake
armenverzorging bewegen wij ons iu eene ver
keerde richting, Wij zijn liefdadig a l'improviste,
zonder stelsel. Wij geven en besteden met ons
goede hart, maar blindelings, zonder rede. Wij
kennen de beteekenis niet van het woord wel
dadigheid, d. w. z.wat te doen is wèl te
doen
Maar wat wenscht de schrij ver dan Hij laat
er o. a. op volgen
Laat af toch van het gonootschapje spelen, elk
kringetje op eigen hand. Zijt één in heilig streven
en vertiendubbel uwe macht door de gelederen
aaneen te sluiten. Voegt, gij allen, u bijeen tot
ééne groote corporatie met duizend oogen, dui
zend handen en schier onuitputtelijk materieel
vermogen. Zeer zoker zou het lidmaatschap
eener dergelijke verecniging geene sinecure ziju.
Zij zou een nooit veiflauwenden arbeid van hare
leden vorderen, die tot het doel leidt om den
waren toestand dor hulpbehoevende bevolking te
leeren en te blijven kennen, van gezin tot gezin;
eene wetenschap, die ook in bijzondere omstan
digheden, gelijk wij thans beleven, den eenig
juisten grondslag aanbiedt voor vruchtbaar liefde
werk. De uitkomst in sommige steden van
Duitschland verkregen met een rationeel en gecon
centreerd stelsel van armenverzorging,bewijst hoe
véél langs dezen weg bereikt kan worden."