N„. 354. Zondag 22 Februari A". 1891. Nieuws- en Advertentieblad. OFFICIEEL GEDEELTE. Binnenland. Iets over grondbelasting. Dit blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden Yoor den Burg 30 Cta. Franco per post door ge heel Nederland 45 Cts. Naar Amtttuk-a en andere landen met verhooging der porto's. idvertentiën vóór 10 uur op den dag der uitgave. Prijs der Advertenlièn Van 1 tot 5 regels 80 Cts. Iedere regel meer 6 Cts. Groote letters en Vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Bewijsnummers 2 Cts. per nummer. ABONNEMENTEN en ADVERTENTIÊN worden aangenomen bij de Uitgevers LANGEVELD DE ROOU, ParkstraatBuao op Texel. Inrichtingen, welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der ge meente TEXELGelet op artikel 8 der wet van den 2den Juni 1875, (Staatsblad No. 95) Brengen ter algemeene kennis, dat door hen is ingewilligd het verzoek van Albert Kikkert JHzood, wonende te Texel, om in het perceel, Wijk B. no. 267 kadastraal bekeDd Gemeente Texel, Sectie K, No. 1236, eene broodbakkerij te mogen oprichten. Texel, den 19 Februari 1891. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. M. KOOY. De Secretaris, STIKKEL. De oude, uit onderling onafhankelijke provinciën samengestelde, Republiek der Vereenigde Neder landen bezweek in het tijdvak der revolutie. In hare plaats kwam het Bataafsch gemeenebest als een ondeelbaar geheel. Op financieel gebied leidde deze omkeering nood wendig tot vorming van een algemeen voor den geheelen Staat geldend stelsel van belastingen. Het daartoe strekkend plan door den Raadpen sionaris Schimmelpenninck bij missive van den 20 Juni 1805 No. 1 7/s aan hunne Hoog Mogenden voorgedragen, werd bij Staatsbesluit van 12 Juli 1805 n° 3 gearresteerd. Aan het hoofd van dat plan komt de verpon ding voor, „zijnde eene reëele belasting op alle „vaste en onroerende goederen, tienden, vissche- fPjjen en alle andere voorwerpen, welke als zoo danig onder deze belasting behooren begrepen te worden." Die belasting was reeds vroeger in de onderscheidene deelen der Republiek gehe ven; doch het bedrag daarvan zou nu meer evenredig met andere belastingen geregeld en geheven worden van de waarde der eigendom men. Hoe men tot de bepaling der waarde zou komen, zal ik, om niet te uitvoerig te worden in het midden laten. Genoeg zij 't, dat de in voormeld plan omschreven denkbeelden door den Raadpensionaris Gogel onder Koning Lodewijk nader werden ontwikkeld en in 1809 voor de gebouwde eigendommen verwezenlijkt. Wat de ongebouwde eigendommen betreft, was het werk nog niet zoo ver gevorderd en in dat zelfde jaar werd bjj Koninklyk besluit voorgeschreven eene algemeene taxatie der landerijen, waarvan de huur over de laatste 15 jaren tot 1806, niet was bewezen. Deze taxatie, hoe flink door Gogel ook aangepakt, werd door de inlijving bij Frankrijk geheel overbodig. Art. 1 van het decreet van 9 Juli 1810 luidde toch „la Hollande est réunie k l'Empire" (Holland ia met het Keizerrijk vereenigd), terwijl art. 7 bepaalde „les contributions actuelles continueront k être pergues jusqu'au 1° Janvier 1811, époque „k la quelle le pays sera dégrévé et les impositions „mises sur le même pied que pour le reste de „l'Empire." (De thans bestaande belastingen zullen worden geheven tot 1 Jan. 1811, tijdstip waarop het gewest er van zal worden ontheven en schat tingen (belastingen) ingesteld op denzelfden voet in het overige gedeelte van het Keizerrijk.) Be Fransche wet dateerende van 3 Frimaire 7e jaar (23 November 1798) en regelende de belasting op de gebouwde en ongebouwde eigendommen, werd dan ook in de 7 Hollandsche Departement bil decreet van 21 October 1811 ingevoerd en het bedrag voor dat jaar vastgesteld op f8.262.700 in hoofdsom. Na de Fransche omwenteling werd bü besluit van den Souvereinen Vorst van 23 De cember 1813 (Stbld. n° 17) bepaald, dat de wetge ving op de grondbelasting, zooals die bestond, zou biy ven „in hare volle en volkomen vigueur." Dit besluit werd bij de grondwet van 1814 bekrach tigd en het te heffen bedrag vastgesteld op circa f 19.000.000. Dit cijfer is in de volgende iaren iets vermeerderd en werd na de afscheiding van Belgie voor de noordelijke provinciën voor het jaar 1831 vastgesteld op f 8.434.390. Na dat jaar is de Fransche wet, hoofdzakelijk ook door de invoering van het Kadaster, dat ondanks de vele politieke vei wikkelingen en finan- cieelen verwarringen toch in dat jaar klaar kwam, op vele punten gewijzigd; maar in hoofdzaak bleef de wet 1798 in stand. In 1870 eindelijk is die wetgeving van Fransche oorsprong vaarwel gezegd en een nieuwe wet tot stand gekomen, die, hoewel het fond der zaak weinig veranderende, de belasting volkomen regelt. De bedoeling van den wetgever van 1870 was ook geenszins eenen anderen toestand in't leven te roepenhet werd alleen noodzakelijk geacht de in Fransche en Nederlandsche wetten, decre ten en besluiten verspreide bepalingen te vereeni gen tot een geheel en voorts kracht van wet te geven aan eenige administratieve voorschriften, als bijv., die over het meten en schatten van nieuwe of veranderde eigendommen. Ik zal hier bij niet stilstaan en evenmin de veranderingen op verschillende meer of minder gewichtige pun ten aanwijzen. Eene belangrijke bepaling echter van de nieuwe wet, welke niet onvermeld mag blijven, is hec voorschrift, dat de belastbare opbrengst van de gebouwde eigendommen voor den 1 Januari 1875 zou worden herzien en dat die herziening elke 20 jaren zal worden herhaald (art. 59). Na de voltooiing van het kadaster hier te lande had nog nimmer eene herziening plaats gehad ze mocht dus wel noodzakelijk geacht worden, en de eerste door de wet van 1870 bevolen nieuwe schatting van de gebouwen is dan ook werkelijk tot stand gekomen, overeenkomstig de wet van 22 Juli 1873 Stbl. n° 116daarbij heelt de jaarlijksche onzuivere huurwaarde, gemiddeld genomen over de jaren 1868 1872 als maatstaf ter bepaling van de nieuwe belastbare opbrengst gegolden. En niet alleon de belastbare opbrengst der gebouwde eigendommen is sedert herzien, ook de schatting der ongebouwde eigendommen is thans afgeloopen en do uitkomsten zijn reeds in de kadastralen leggers opgenomen. Om aan to toonen dat deze herziening, voort vloeiende uit de wot van 25 April 1879 Stbld. n° 89 even noodig was als de in 1875 voltooide, behoef ik, wat dit eiland betreft, slechts to wijzen op de wanverhouding, die er thans bestaat tus- schen de belastbare opbrengst der perceelen gele gen in de Eijerlandsche- en Prins-Hendrikpolder en die in Oud-Texel, een wanverhouding die voor zeker bij de invoering der nieuwe schattingcijfers zoo niet geheel verdwijnt dan toch tot een minimum zal worden teruggebracht. Nu de her ziening van de belastbare opbrengst der onge bouwde eigendommen na een arbeid van 6 7 jaren is afgeloopen, zal volgens art. 2 der meer genoemde wet van '79 als bel. opbrengst de jaar- lijksche zuivere pacht of huurwaarde gelden, dit is in 't ko.t; a. voor eigendommen, gewoonlijk verpacht of verhuurd, de gemiddelde pacht over de vjjf aan de herziening voorafgaande jaren. b. voor eigendommen waarmede zulks niet ge schiedt de gemiddelde opbrengst over de zeven aan de herziening voorafgaande jaren In beide gevallen verminderd met de nood zakelijke kosten van onderhoud, die bjj het in sub a genoemde geval volgens de burgerlijke wet ten plaste van den eigenaar komen. Wordt vervolgd.) TEXEL, 21 Februari 1891. Onze gemeenteraad vergaderde gisterenmor gen te 11 uur. De punten van behandeling mochten niet zoo vele zijn, ze schenen toch belangrijk genoeg te wezen om een 12-tal onzer raadsleden te dringen hunne posten te betrekken. De heer Mets had kennisgegeven de verga dering niet te kunnen bijwonen, deelde de Voorz. mede. Dit scheen een gevolg te zijn van het ijs, waardoor de boot niet kon varen en de overtocht naar Helder alweder per ijsvlet, welke wij meenden dat al non actief was, moest geschieden. Was het ijs alzoo de oor zaak van de afwezigheid van don heer Mets, de afwezigheid van den heer Mets was oorzaak dat een der punten van behandeling niet kon worden afgewerkt, aangezien de stemmen staakten. 't Betrof de vraag of aan de school te Oos terend een hulponderwijzeres zal worden aan gesteld. B. en W. hadden daartoe een voorstel gedaan, niet omdat de wet daartoe verplicht (daarvoor was het aantal schoolgaande kinderen er 5 te weinig) doch in het belang van het onderwijs. Of wellicht de ijzige mededeeling, dat de ijsvlet weder in dienst was, hot warmtegevoel voor het onderwijs nog wat tegenhield, zouden wij moeielijk kunnen beslissen, doch zeker is het, dat het voorstel van B. en W. niet zoo gretig werd aangenomen. De toelichting van den Voorz., dat de bedoe ling met dit voorstel was om het onderwijs te Oosterend niet minder te doen zijn, dan b. v. aan den Burg, werd door allen geappre cieerd, maar de inconsequentie waaraan men zich daardoor schuldig maakte tegenover vroe gere besluiten in zake onderwijs, de wanver houding tegenover andere scholen op ons eiland, welke daardoor zou kunnen ontstaan, en zeker niet het minst de meerdere uitgaven van pl. m. f 150, waartoe men niet verplicht was, waren zooveel schrikbeelden tegenover het gedane voorstel. Was het uitzicht op grooter aantal schoolkinderen spoedig te verwachten, dit zou veel gewicht in de schaal hebben ge legd, doch eilaas dit was nog zeer schemerig. En het gevolg van die bespreking was dat bij stemming over het voorstel de stemmen staakten en in een volgende vergadering hier over opnieuw eene stemming zal moeten plaats hebben, Beter succes had het adres van de heer en Kaan c. s., in zake een adres aan de Tweede Kamer tot wijziging van het gedane wetsont werp op de grondbelasting. De toelichting door sommige sprekers gege ven, waaruit bleek, dat dit wetsvoorstel voor vele onzer grondeigenaars niet voordeelig was, deed de Raad met algemeene stemmen besluiten adhaesie te betuigen aan het adres van de heeren Kaan c. s. Vermeldden wij in ons vorig nummer, bij de aankondiging van de Soirée door de heeren Kinsbergen Zoon te geven, dat het oordeel van de pers over de werkzaamheden van die heeren allergunstigst luidde, 't doet ons genoe gen, na bijwoning der Soirée van Donderdag avond jl., dat oordeel te mogen onderschrijven. De goocheltoeren, van welke we vele nog niet hadden gezien, getuigden van de handig heid en vlugheid van den prestidigateur, terwijl diens aangename en bescheiden wijze van spreken en werken een gunstigen indruk maakte. 't Zou een zeer onvolledig werk blijken te zijn, indien wij de verschillende werkzaam heden wilden mededeelen, men moet die hebben gezien, om zich daarvan eenigszins een denk beeld te kunnen maken. Benevens het goochelen, boodt het programma het verdwijnen van een heer, de voordracht van een paar nummertjes op een mondharmo- nium en ten slotte eenige Agioscopische tableau's. Dit laatste was niet het minst verrassonde van den avond, de aangename voorstellingen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1891 | | pagina 1