Buitenland.
De heer mr. Ph. H. de Kan ter, te Haarlem,
zet eene adresbeweging op touw tegen de
jachtwet. In het door hem in overleg met
de heeren J. H. Krelage, P. B. J. Ferf en mr.
D. P. D. Fabius opgestelde adres, dat hij in
het geheele land door eensdenkenden geteebond
wil zien, wordt o. a. vermeld, dat tegenwoordig
ruim 6000 overtredingen dier wet per jaar
geconstateerd worden, tegen 1300 in 1854.
Het verzoek aan de Tweede Kamer strekt,
om „door een uitspraak bij de regeering aan
te dringen op zoodanige wijziging van de wet
op de jacht en visscherijen, dat de kunstmatige
bescherming van den wildman en daarmede
van het jachtvermaak een einde neme en het
in art. 641 B. W. uitgesproken beginsel, eindelijk
tot zijn recht kome", terwijl tevens ter
inkrimping van de schade, door de land en
tuinbouw van heerlijke jachtrechten te lijden,
de afkoopbaarstclling daarvan te vergemak
kelijken.
Als eene bijzonderheid wordt medegedeeld,
dat Woensdag een landbouwer te Oosterwolde
bij dr. Buwalda kwam, ten einde diens hulp
in te roepen voor eene belangrijke kwetsuur.
Door een zijner varkens was den boer het oor
bijna geheel van hot hoofd gescheurd, zoodat
het gekwetste lichaamsdeel nog slechts van
onderen een weinig vast zat en naar beneden
viel, toen de geneesheer den doek losmaakte.
Het moest op niet minder dan vijf plaatsen
gehecht worden, welke bewerking den lijder
eene bijna ondragelijke pijn veroorzaakte.
Aan de „Tijd" kwam dezer dagen een
vermakelijk staaltje ter ooren, waaruit blijkt
dat bij sommige meubelfabrikanten zelfs de
eisch, dat zij geen totaal onbekenden zijn op
het gebied der geschiedenis, voor zoover zij
die met de stijlen aanrakingspunten heeft,
wel wat kras is. Een meubelfabrikant
geen baasje, maar een baas van een onzer
grootste steden, bij een klant ontboden en door
deze gevraagd, hoe hij het best zijn huis zou
meubelen, kreeg ten antwoordWèl, u
kunt 't krijgen zooals u wiltLouis XIV,
veertiende eeuwLouis XV, vijftiende eeuw
precies zooals u verkiest Tableau 1
Gelukkig voor dien meubelfabrikant, dat er
geen stijl Heinrich von Reuss bestaat, want
hij zou raar hebben staan kijken, zoo zijn
klant hem een toekomst-amoublement-Heinrich
von Reuss XXIV, vier-en-twintigste eeuw,
had besteld
Alles wordt tegenwoordig vervalscht.
De koffie met chicorei, de melk met sloot
water, de suiker met kalk. Het moet zelfs
gebeurd zijn, dat iemand meende een ons
peper te koopen en bij nader onderzoek ont
dekte, niets anders dan gemalen sigarenkistjes
ontvangen te hebben.
Zoo de tijden, zoo de zeden.
Maar nu blijkt zelfs de visch vervalscht te
worden. En zij, die dezer dagen denken, zich
eens aan een lekker versch bokkingje te goed
te doen, mogen wel oppassen, dat zij zich
geen Deenschen haring in de hand laten stoppen.
Te Utrecht is men namelijk tot de ont
dekking gekomen, dat onder den naam „Ver-
sche haring" daar ter stede Deensclie haring
is verkocht geworden, een langwerpige visch
met grooten kop, die in geen enkel opzicht
kan concurreeren met den degelijken oud-
Hollandschen smakelijken bokking.
Een commissionair wilde in een spoor
wagen te Heerenveen een raampje laten zak
ken, dat te hoog was opgehaald, zoodat het
er onderdoor tochtte. Bij het neertrekken
brak het glas, het raam was te hoog opge-
getrokken en wilde niet zakken. De hoofd
conducteur vroeg den commissionair f2 af,
welke deze, tegen ontvangst van een quitantie,
betaalde. Dadelijk wendde de commissionair
zich tot het hoofdbureau te Utrecht (afdeeling
reclame) en spoedig ontving de commissionair
van den chef te Heerenveen f 2 terug. Later
bleek hem, dat de man, te Leeuwarden met
het poetsen der wagens belast, wegens het
te hoog ophalen van het raam met f 3 beboet
was, en gaf hij dezen man, die f6 's weeks
verdient, f 1 terug. Een deskundige beweerde
dat het glas niet meer dan 75 cent kost.
Bij eeo mijnongeluk te Harleten in Pensyl-
vanie, dat den 4on Februari 1. 1. voorviel werden
verscheidene mijnwerkers bedolven. Nacht en
dag arbeidde men om hunne lijken te vinden en
telkens vond men dan hier en daar enkele
slachtoffers, wier dood door de geneeslieeren
geconstateerd werd. Don drie-en-twintigste, dus
negentien dagen later, werd het werk nog
voortgezet. Men was toen in het onderste gedeelte
van den schacht aan het werk en hoorde aan
kloppen in eene richting waar men sinds de
ramp nog niet geweest was. Men zotte toen
het werk met kracht in die richting door, zorgde
voor geneesheeren en voedsel en had het geluk
de stem te kunnen hooren van een der vermiste
mijnwerkers „dikke Jozef' genaamd, die riep dat
ook zijne metgezellen nog in leven waren, maar
bijna geheel uitgeteerd. Men kon hun toen, door
eene poging, die gemaakt was, voedsel verschaffen
en toen men hot werk had voortgezet vond men
„dikke Jozef" en vier andere mijnwerkers in een
vrij ruime opening nog levend, maar uiterst zwak.
Zij hadden veel te lijden gehad van honger en
dorst, maar hun leven gerekt met het weinige
voedsel dat zij bij zich haddon en toen dit op
was, met de olie uit hunne lampen. Eindelijk
hadden zij hunne dorst moeten lesschen met het
slechte water dat uit do mijn druppelde. Het
waren Hongaren en de vreugd van de overige
Hongaarsche mijnwerkers was zeer groot, toen
„dikke Jozef" en zijn lotgenooteu, na bijna twintig
dagen begraven te zijn geweest, weder levend te
voorschijn kwamen.
Te Rijsel is eone uitdraagster gestorven, die
200,000 fr. nalaat. Zij leefde van afval, op do
straten opgeraapt, en gaf jaarlijks geen 100 fr.
uit. Een kleinzoon van 6 jaar erft al het geld.
In den Atlautischen Oceaan zijn groote
ijsvelden drijvende ontmoet.
Een grijsaard van 71 jaren, werkzaam bij
de administratie dor spoorwegen te Namen, werd
aan het station door de locomotief van den trein
van Arlon omgeworpen, waardoor hem een der
beenen werd vermorzeld. Men haastte zich het
oudje op te nemen en kon tot zijne blijdschap
constateeren, dat het oudje wond nog letsel be
komen had Het vermorzelde been was van hout 1
Twee priesters van de Grieksche kerk te
Temervar in Hongarije, die, in gezelschap van
een koetsier, in een door twee paarden getrokken
kleine slede op de vlakte reden, werden door een
groote kudde wolven achtervolgd. De koetsier
zweepte de paarden aan tot een duizelingwekkende
snelheid, maar de wolven bleven de slede
bijhouden en wierpen zich eindelijk op de priesters,
die zij uit de slede haaiden en verscheurden. De
koetsier en de paarden ontkwamen toen. Den
volgenden nacht ondergingen twee nachtwachters
hetzelfde lot. Een andere waker ontkwam het
gevaar, door in een boom te klimmen.
Een 72-jarig man, John White, te Stockhill,
bij Winsfort, in het graafschap Chester, Engeland
had jarenlang aan verlamming geleden en was
sedert eenigen tijd verplicht het bed te houden.
Sedert hij te bed lag vormde zich een groote
knobbel op de linkerzijde van het hoofd die allengs
grooter werd, kleine beenderen baandon zich een
doorgang en eindelijk ontstond iets, dat op een
grooten tand geleek. Deze bleef doorgroeien
totdat zich nu een hoorn gevormd heeft, gekromd
als die van een ram, 7 Eng. duimen lang en 1
duim dik, die langs het hoofd naar beneden
hangt. De arme man hadjarenlang verschrikkelijke
pijnen geleden. Een dergelijke knobbel vormt
zich thans boven het rechteroog, en men gelooft,
dat, als White blijft leven de man is zeer
zwak een tweede hoorn ontstaan zal. Van
alle kanten komen geneeskundigen zich persoonlijk
van dit merkwaardig geval overtuigen en de
vrouw van White heeft op deze wijze eenige zeer
welkome inkomsten. Dergelijke vergroeiingen
zijn, zooals men weet, uiterst zeldzaam.
Eene Mme. Jaillet, de vrouw van een klein
ambtenaar te Parijs, is tot 14 dagen gevangenis
straf veroordeeld wegens diefstal in een modema
gazijn. Het curieuse in dit geval was, dat deze
dame van alles wat zij stal zeer nauwkeurig boek
hield. Bij eene huiszoeking bleek, dat zij uit
twee magazijnen in drie maanden tijds 2000
voorwerpen geroofd had, waarvan de waarde, de
stof enz. stipt waren aang6teekend.
In de „Australian Express" wordt per adver
tentie gezocht: een afslager voor openbare ver-
koopingen. „Zij die volleerd buikspreker zijn en
daardoor ongemerkt kunnen helpen opbieien,
hebben de voorkeur."
Aan eene voordracht over „het Paard," door
den heer Quadekker van Breda, in een der
Drentsche gemeenten gehouden, ontleenen
wij het volgende;
Vervolg van No. 355.)
By 't aanfokken van jonge paarden dient men we'
in 't oog te houden, dat alles overtrott, het goede
zoowel als hot slechte. Van hengsten maar evenzoo
van merriën met gebroken in het beenderengestel
of het geraamte zullen nooit goed gebouwde veulens
komen. De hengst dus vooral moet aan een strenge
beoordeeling onderworpen worden, voor hy ter dek
king wordt gesteld. Dat die beoordeeling by den
hengst strenger moet zijn, dan by de merrie is een
gevolg van de omstandigheid, dat van de eerste per jaar
dikwijls honderd en meer afstammelingen komen terwfil
elke merrie er in dien tyd slechts éón voortbrengt.
De gebreken in 't beenderengestel springen by
magere dieren beter in 't oog dan by vette; vandaar
dat het voor den kooper zaak is naar magere dieren
te zoeken, terwijl de verkooper er juist het best by
varen zal, als zyn ter markt gebracht paard, hetzy
jong, hetzy oud, er zoodmig uitziet, datzyne gebre
ken minder goed zichtbaar zyn.
De bovenlyn van de nek eens paards moet zeer
groot zyn, wel gebogen, maar niet al te rond. Is
dit laatste het geval, dan kan het dier gemakkelyk
don kop voor den borst brengen en zoo toom en
leidsels buiten effect stellen. De afstand van de kaak
tot de borst moet kort en recht, de hals goed gevuld en
aan den kop smal, doch aan den schouder breed zfin.
't Paard trekt gemakkelijker met een haam of
gareel, dan met een borsttuig, omdat het laatste
by het trekken van zware lasten zoo licht de adem
haling belemmert.
Do schoft dient lang te zyn en moet daarom ver
in den rug uitkomen. Zy werkt als een hefboom.
Vele paarden zijn zoogenaamd „overbouwd." In dat
geval zyn ze van achteren hooger dan van voren
on wordt diontengevolge het gewicht van hun eigen
lichaam te veel overgebracht op de voorpooten, die
in gewone gevallen toch al reeds meer dan de helft
van 't gewicht des liohaams te dragen hebben.'t Is
opmerkelyk, dat de meeste veulens overbouwd ter
wereld komen, doch dit verdwijnt, als het niet over
geërfd is en het dier goed wordt verzorgd.
De lendenen eens paards moeten kort en recht
zyn en de mildkuil niet grooter, dan dat men hom
met de vlakke hand kan dekken.
Is het kruis te vlak, dan gaat er te veel kracht
in de onbegrensde ruimte verloren, is het daaren
tegen te recht dan zal het paard, wat men noemt
„te smal in de broek" worden, wat een euvel is by
vele Drentsche paarden. Gewoonlyk hebben dozul-
ken, tenminste als ze er flink uitzien een zeer rond
kruis, wat sommigen wel mooi vinden, maar daarom
nog volstrekt niet als het beste aangeprezen
dient te worden.
De staart moet hoog liggen, de buik gevuld zyn
en de hakken laag by den grond. De laatste eigen
schap bezitten in 't by zender de Engelsche renpaarden.
De Engeischen zyn de beste veefokkers.Ze kwee
ken een ras, war niet bestaat en dragen op die wy ze
veel by tot de veredeling onzer huisdieren. Het
Engelsche renpaard bestond ook niet, het is gekweekt;
wel een sterk sprekend voorbeeld dus, wat in dezen
de kruising kan teweegbrengen.
Verder wees spreker or op, dat het verkeerd is
naar paarden te zoeken, met een smal sprongge-
wricht. Velen beschouwen dit nog altyd als een
deugd van het dier en moeielijk zyn ze er van te
overtuigen, dat een smal spronggewricht niet die
kracht kan ontwikkelen als een moer breeder in
staart is te doen.
In het tweede gedeelte zijner voordracht besprak
de heer Quadekker het hoefbeslag en begon met te
zeggen, dat dit lang geene onverschillige en evenmin
eene eenvoudige zaak is.
Onnoodig afraspien van den voet is sohadeiyk en
van den straal dient in 't geheel niets te worden
afgenomen, zooals nog altyd vaak gebeurt. Het zoo
genaamde veegmes kan gerust op nonactiviteit worden
gesteld. Van den hoef dient niet moer te worden
afgesneden, als wy menschen doen wanneer wy onze
nagels knippen. Onbeslagen paarden moeten de
voeten eveneens van tyd tot tyd gefatsoeneerd wor
den. Waar dit wordt nagelaten, geeft men aanleiding
tot het ontstaan van kootgebreken. Om de zes weken
dient het paard van nieuwe te worden beslagen.
Ook hiertegen wordt veel gezondigd tot schade van
den eigenaar, die daardoor misschien een paar stui
vers meent uit te winnen.
Do slechte gewoonte van vele smeden,om de yzers
in eens af te rukken, verdient afkeuring men ver
oorzaakt daardoor zoo licht scheuren in de hoef.
De noodstallen moeten verdwynen en de yzers mogen
niet warmer dan zwart heet zyn. Er mag by 't
beslaan geen rook zichtbaar worden, dan zyn de
yzers te heA en dit kan aanleiding goven tot afbrok
kelen der hoeven. De yzers moeten zoo licht mogeiyk
zyn en zoo groot, dat ze aan drie zyden juist aan
den hoef passen, doch naar achteren een weinig
uitsteken. De smid dient dus eerst maat te nemen.
Vóóraan het ijzer een lip aan te brengen, zal het
vastliggen bevorderen en do nagels, hoogstens acht,
dienen zooveel mogelijk naar voren te worden inge
slagen. Achter aan don voet is de hoefwand daar
voor niet dik genoeg.
Hoovoel werk er echter van wordt gemaakt en
van gemaakt moet worden, het is en blyft toch altyd
waar, dat ieder hoefbeslag strydt tegen de natuur
en dat daarom hot beste hoefbeslag nog altyd geen
hoefbeslag is. Waar het paard er buiten kan, doei
men het verstandigst het niet te beslaan.