J. C. OHMSTEOE,
Fhotographie Instantanés,
"9Ê
r»
POTTEN
Te koop een vet Varhen
Ongeveer 2000 pond Klaverhooi.
GROOTE AFSLAG.
Ongeveer 300 gewone dakpannen
W. J. LAHGEYELD Pz.,
H.H. VEEHOUDERS!!
pSP^ H. H. Kaasfabrikanten.
KERBERT's Nieuw Kaasstremsel,
Fe ui liet on.
GELD.
Kaaspersen, Kaasvormen
ALKMAAR.
VOORDEELIG in 't gebruik zijn de
Kuitersplaats. C. K. KEIJSER.
KEKBERT's
Verbeterd Annatto of Kaaskleursel
NIEUW
- model
breeden
VUUR
HAARD,
beste
con
structie,
zeer
solide
in verschillende grootten steeds voorhanden, bene
vens verdere Werktuigen en Gereedschappen
voor Boter en Raasbereiding noodig in Kaas-
fabrieken en Boerderijen, van de beste kwaliteit,
tegen lage prijzen steeds verkrijgbaar bij
fabriek magazijn van Werktuigen en Gereed
schappen voor Landbouw en Zuivelbereiding,
jgS;, firmaAVÏNKEL O?
Speldoorn.
ruw en
geëmail
leerd,
met en
zonder
KRAAN.
te bevragen bij G. WITTE, Westermient.
Aan 't zelfde adres te koop:
Ondergeteekende is ruim voorzien van Vloer
zeilen, in alle breedten en patronen; 23/4 El
breedte a 65 cent; 2 Els 50 cent; 1 Va Els 40ct.
Groote voorraad Zeilen- en Wollen Loopers
een prachtige collectie Karpetten met bijpassende
Bedkleedjes. Komt eerst de voorraad bezien
voor u bij een ander uw inkoopen doet; a contant
5% korting.
Ph. VLESSING.
(nieuw of oud, maar goed) te koop gevraagd,
te leveren franco aan den Burg.
Adres fr. br. met prijsopgave onder letter P.
bureau van dit blad.
Warmoesstraat BNo. 396, Burg-Texel.
Het atelier is geopend iederen ZONDAG van
's morgens 11 Va tot 's namiddags 3 uur.
Aanbevelend,
LIJNZAADKOEKEN
SEZAMEROEKEN
GRONDNOTENKOEKEN
RAAPZAADKOEKEN
per 100 Kilo f 10.65
9.65
zmUm
Bovenstaande koekensoorten gebroken, gezeefd en zonder meel, 20 cent hooger.
Alles onder controle, conditiën Rijks-proefstations. Levering A contant of onder bekende
conditiën HAVEÏJ TEXEL.
40 jaren (1853-1893) in gebruik,
nu 4 jaren in den handel, kunnen dit jaar Verbruikers en Verkoopers tot'voordeel zijn.
Depot op Texel by J. D. WITTE.
46 Hoofdstuk XIX.
Ons Klaartje heeft gelijk, zei Bertha, Klara
vriendelijk toeknikkende. Zij was, sedert haar kleine
schoonzuster tot het gebruiken van het souper weer
in de galerij was teruggekeerd, zoo lief mogelijk;
de harde woorden, die door haar voor eerst korten
tijd met Klara gewisseld waren, scheen zi) geheel
vergeten te zijn en ook Elize kreeg haar aandeel
van de vriendelijkheid, welke Bertha bij iedere
gelegenheid aanwendde, om den kort te voren ge-
voerden strijd te doen vergeten. De heer Kamp
wacht zeker aan het station, hfj zal de bui, die reeds
den geneelen namiddag gedreigd heeft los te breken,
laten voorbijgaan.
Juist om dit laatste zal hij niet gewacht hebben.
De bui kwam eerst langzaam op en barstte toen
snel los. Kamp is er zeker onder weg door over
vallen en
Eensklaps luisterde Van Dalen; de regen was
minder geworden, hij kletterde niet meer zoo hevig
tegen de ruiten. Hugo hoorde thans recht duidelijk
het rollen van een wagen, die over de plaats kwam.
Het geluid verstomde; in het volgend oogenblik
werd de deur der tuinkamer geopend en met gezwinde
pas kwam de opzichter Kamp naar de galerij. Het
water droop hem uit zijn met slijk bemorste kleeren
en overal waar hij zijne voeten plaatste liet h(j een
duidelijk teeken achter,
Gode zij dank, dat gij gezond terug zjjt, riep
Van Dalen den opzichter tegemoet gaande. Toen
hij echter de jonge man in het gelaat zagen opmerkte
hoe somber hii beurtelings zijn meester en de dames
aankeek, bleef Van Dalen eensklaps staan.
W() zjjn terug, mijnheer, zei hij op ernstigen
toon. De andere wagens volgen, de eerste staat
reeds voor de deur, ons is geen ongeluk overkomen;
maarals ik de genadige vrouw en de andere dames
geen schrik aanj aag er heeft toch een groot ongeluk
plaats gehad. Een vreemdeling, die kort voor ons,
in een met een paard bespannen wagentje het
station verlaten had, is van de Dombrowkerdatn
gestort. De koetsier is dood en ook de vreemde
heer geeft nauwelijks een teeken van leven meer.
Hij is, vallende met het hoofd op een steen terecht
gekomen; aan het voorhoofd heeft hij een diepe
wond. Nevens hem lag, onder aan den dam, een
kleine reiskoffer. Wij hebben hem op den eersten
wagen gelegd op een bos stroo, de ongelukkige
koetsier hebben wij op den tweeden wagen vervoerd
hem kon geen hulp meer baten. Paard en rijtuig
moesten wij in den steek laten, daar wi) ons bij het
verschrikkelijke weer niet te lang konden ophouden.
Wi) hebben ons eerst nog meester gemaakt van den
reiskoffer en zijn toen hierheen gereden. Misschien
is de vreemde heer nog te redden, maar ik vrees
maar zie daar brengen onze lieden hem in de voorzaal.
In de voorzaal liepen verscheidene personen door
elkander, terwijl zjj druk maar toch niet luide praatten.
Van Dalen wachtte geen nadere verklaring af, hü
begat zich naar de aangewezen plaats, de opzichter,
Elize en Klara volgden hem en eindelijk ook Bertha,
die eerst uit haar schommelstoel opstond toen de
anderen reeds de galerij verlaten hadden.
In de voorzaal was het geheele dienstpersoneel
verzameld, met zonderlinge spoed had de tijding
van het ongeluk de rondte door het huis gedaan.
De van het station terugkeerende knechts hadden
den vreemdeling, die nauwelijks een teeken van
leven gaf, van den eersten wagen getild en voorloopig
naar binnen gedragen, daar hadden zij hem al dadelijk
een strooleger bereid. De knechts en meiden stonden
om dit schamele leger geschaard en zagen half-
angstig, half nieuwsgierig naar den schijnbaar leven-
looze vreemdeling. Zij fluisterden met elkaar, niemand
waagde het luide te spreken.
Wie zou het zijn? Niemand kende hem, zelfs niet
de tweede opzichter, die reeds sedert tal van jaren
in deze streken vertoefde en met alle goedbezitters
en kooplieden bekend was. Een der knechts vertelde,
dat hi) den vreemdeling gezien had, toen deze op
het station aankwam en uit een wagen eerste klasse
stapte. Het moest wel een rijke heer zijn, hij zag
er zeer deftig en voornaam uit, de stationchef had
zeer diep voor hem gebogen en een zijner onder
geschikten onmiddellijk bevolen den reiziger een
rijtuig te bezorgen.
Op het strooleger uitgestrekt zag men het den
vreemdeling niet meer aan, dat hij er voor weinige
oogenblikken nog schoon, voornaam en deftig moest
hebben uitgezien. Zijne kleeding was overtrokken
met een laag slijk en op verschillende plaatsen
gescheurd, het water droop uit zijn kleeren op den
grond. Ook het gelaat was onkenbaar door het
slijk en het geronnen bloed, het zwarte haar hing
verward over het voorhoofd en bedekte de wonde,
waaruit zoo nu en dan nog enkele druppels bloed
te voorschijn kwamen. De gelaatstrekken van den
vreemdeling waren moeielijk te herkennen bi) het
zwakke licht van twee stallantaarns, die door een
paar knechts gedragen werden.
Het fluisteren van de om het strooleger geschaard
staande personen verstomde plotseling, toen de heer
Van Dalen met mejuffrouw Lize en Klara, langzaam
door mevrouw Van Dalen gevolgd, in de voorzaal
kwamen; zeer eerbiedig maakte men voor hen plaats.
Van Dalen trad naderbij, met medelijden vestigde
hü zijne blikken op den ongelukkige, terwijl Elize
en Klara aan zjjne zijde stonden. Mevrouw Van
Dalen wierp slechts een schuwen blik op de roerlooze
gestalte, op het met bloed bevlekte, bleeke gelaat.
Daarna trad zij, nauwelijks haar afschuw over het
bloedig schouwspel verbergende, terug. Elize daar
entegen boog zich deelnemend over den vreemdeling,
met zachte hand streek zij de natte lokken van het
hooge, witte voorhoofd en met angstige bezorgdheid
luisterde zjj, of er nog een ademtocht uit den vast-
gesloten mond kwam.
Hij leeft, zei zij zachtjes en verheugd, nog is
niet iedere hoop verloren.
Toen echter een der knechts zjjn lantaarn wat
naderbij hield, zoodat het volle licht op het gelaat
van den gekwetste viel, zag Elize deze plotseling
met strakken blik aan. Zjj boog zich dieper over
hem en stond daarna op, terwijl zjj, de hand op
het hart houdende, met de grootste verwondering zei:
Groote God 1 Hij is het I
Zjj wankelde en stond op het punt in onmacht
te vallen; zij slaagde er echter spoedig in met
inspanning van al hare krachten zich zelf meester
te blijven.
Hjj is het, het is ontzettend 1 fluisterde zi)
nog eens.
Deze plotselinge uitroep van Elize wekte Bertha's
opmerkzaamheid, hare nieuwsgierigheid was thans
grooter dan haar afkeer van het tooneel, dat zich
aan haar oogen voordeed. Zij kwam dichter hij het
strooleger, waarover juist Van Dalen, niet minder
verrast dan zijne vrouw, zich heenboog.
Kent gjj den ongelukkige? vroeg hjj, doch
voegde er meteen aan toe, waarachtig ja, ook mij
is hij bekend. Ik heb dat gezicht meer gezieD, maar
waar? Juist, nu herinner ik 't mjj, in het kasteel
ElshoutI Nu herken ik hem, hi) is de gouverneur,
die zoo plotseling verdween, de gouverneur met dien
zonderlingen naam, Vogelschrik.
(Wordt vervolgd).
Snelpersdruk - LANGE VELD DE 8Q0IJTexel
'Kjasc,
- ÏO IO
- 9.00
CD Sj
EN