wat is JAN JU A AT?
Jacob Bruin, Waal.
D. Lap, den Hoorn.
A. Dros Albzn., Cocksdorp.
Wed. Brouwer, .Oosterend.
Firma J. ¥41 511 ¥111
Feuilleton.
GELd7
flink groot van modelsneeuwwit van brand en uitstekende aromaovertreft alle andere
tot dusverre tot dien prijs in den handel gebrachte merken. Heer en Hookers neemt eene
proef en ge blijft ze rooken.
Uitsluitend bij onze Depothouders verkrijgbaar.
P. Boon, den Burg.
AmsterdamMuidenReenen.
SIGARENFABRIKANT,
Roman door A. S.
69 Hoofdstuk XXIII.
Bespaar het mjj, mijnheer Van Olna, u den diepen
Bmart en de vertwijfeling te schilderen, die mevrouw
Van Elshout ondervond door den dood van haar
voortreffeljjken echtgenoot. Zij had hem lief gehad
met hart en ziel, ja vereerd, en de wereld kwam
haar ledig en troosteloos voor, nadat hi) van haar
gescheiden was. Haar eenige troost waren haar
beide kinderen, Lize en Johantje, laatstgenoemde
nu de jeugdige erfgenaam van Elshout.
Waarlijk de ongelukkige mevrouw had in ieder
opzicht behoefte aan troost, want na den dood van
den heer Van Elshout bleek al spoedig, dat zijne
financieels omstandigheden niet zoo schitterend
waren als men algemeen had gedacht In vroeger
jaren had hij al hetgeen 't landgoed Elshout hem
opbracht besteed tot verbetering daarvan en eerst
later er aan gedacht om een vermogen te verwerven»
dat hij zijne vrouw en dochter zou kunnen nalaten,
maar de edelmoedige goedhartigheid, met welke hij
meermalen de schulden van zjjn neef, de luitenant
had betaald en die ook de oorzaak tot andere be
langrijke verliezen van kapitaal geweest waren,
hadden zijn voornemens grootendeels verijdeld.
Eerst in de laatste jaren was het hem gelukt,
ongeveer zestig duizend thalers over te leggen en
van dit geld wilde hjj voor Lize de goederen Wer-
newitz en Budersheim koopen, maar het koopcontract
kon na zijnen dood niet afgesloten worden, want
het eenige vrije eigendom, hetgeen hij had kunnen
nalaten, was öf een prooi der vlammen öf de buit
van een ellendigen dief geworden. Onopgelost bleef
de vraag of dit laatste het geval geweest was, daar
geen bepaalde zaak de verdenking bevestigde, door
den heer Van Elshout kort voor zjjn dood uitge
sproken.
De luitenant had onmiddeljjk na de hem ten deel
gevallen smadelijke behandeling Elshout verlaten
hi) was naar Berlijn vertrokken en niet weder op
Elshout teruggekeerd, omdat, zoo verklaarde hjj in
een schrijven aan mevrouw Van Elshout, zelfs de
dood zijns neefs hem niet kon verzoenen met de
onteerende beleediging, die hem voor altijd van
zjjne bloedverwanten had verwijderd. Hij leefde in
Berlijn op niet zoo roijalen voet als hij dit vroeger
gedaan had, maar toch zoo weelderig, dat hjj voor
zjjne uitgaven over niet onbeduidende middelen
moest kunnen beschikken. Ik was er van overtuigd
te weten hoe hjj aan die middelen kwam, maar die
overtuiging was niet voldoende tot het uiten van
eene beschuldiging die ik reeds eenmaal zoo on
voorzichtig had gedaan. Ook de openbare meening
beschuldigde de luitenant van de brandstichting,
maar geen bewjjs hoe gering ook kon tegen hem
worden ingebracht. Daar alle knechts en zelfs de
boeren uit den omtrek openljjk als hunne overtuiging
uitspraken, dat de luitenant d e schuldige was, kwam
het ook het gerecht ter oore, maar uit gebrek aan
bewjjs kon men de luitenant niet vervolgen op
vallend vond echter ieder het, dat de anders zich
in zoo'n goeden toestand bevindende brandspuit,
welke bovendien nog enkele dagen voor den brand
op bevel van den heer Van Elshout en onder toezicht
van den luitenant beproefd was, plotseling geheel
onbruikbaar was geworden; maar, zooals gezegd
is, er was niets te bewjjzen.
Ook mjjne pogingen om nog eenig bewjjs te
vinden waren vruchteloos.
Ik vond wel de overblijfselen van de schrijfbureau,
maar zjj bevonden zich in zulk een toestand datzjj
geen opheldering konden geven, of de geldswaardige
papieren, welke zich in de geldkist bevonden
hadden, met de andere papieren verbrand waren of
niet.
Ik achtte mjj verplicht den heer Garnow, den
voogd van Johantje, de verdenking mede tedeelen,
die de heer Van Elshout tegen mjj had uitgesproken,
maar ik moest den waardige ouden heer toegeven,
dat het maar het beste was een zoo weinig gegronde,
ja hoogst onwaarschjjnljjke aanklacht te laten
vervallen
Mevrouw Van Elshout, zoo vervolgde Springer,
kon na den dood van haar echtgenoot niet besluiten
de haar zoo lief geworden omstreken te verlaten,
niettegenstaande de heer Garnow haar dringend
verzocht zich in Berljjn te vestigen. Terwijl het kasteel
weer herbouwd werd bewoonde zjj een paar flinke
kamers der predikante woning.
Drie treurige maanden verliepen na het overlijden
van den heer Van Elshout, toen de weduwe op
nieuw een ontzettende slag trof. Zjj verloor haren
steun, haren lieveling, Johantje.
Bernard had tot dusrerre naar het treurige!
verhaal geluisterd. De mededeelingen omtrent den
brand in het kasteel Elshout, de dood van den heer
Van Elshout hadden hem zeer aangedaan, nu echter,
terwjjl Springer den naam van Johantje uitsprak;
werd hjj bleek van schrik.
Johantje dood 1 riep Bernard uit. Welk eer
verschrikkelijk noodlot
En de luitenant werd zijn erfgenaam Zou d I
ongelukkige vader op zjjn sterfbed een voorgevoel
gehad hebben?
Neen mjjnheer Van Olna, antwoordde Springs I
ernstig, hoe groot ook de schuld van den heer luitenan I
Van Elshout zjjn moge, aan Johantjes dood heeft h|
geen schuld. De roodvonk heeft Johantje ten grae I
doen dalen, Drie weken lang heeft hjj op het ziekbe: I
gelegen, en juffrouw Lize heeft hem verpleegd me I
eene liefde, een volharding en een moed, die onveil
gelijkelijk is. Dag en nacht is zjj niet van zjjn be f
geweken, ofschoon de geneesheer haar aanbevil
zich bijzonder in acht te nemen. Zjj is de eenig
verpleegster van Johantje geweest gedurende de
geheelen duur zjjner ziekte, daar mevrouw va
Elshout zelfs zeer ziek was. Juffrouw Lize zi
onvermoeid dagen nacht tusschen de beide bedden e
in hare armen heeft Johantje den laatsten snik gegevi
Na dien dood was de luitenant erfgenaam vi
het kasteel Elshout, zjjn recht daarop was onwedi
legbaar. Slechts op het bjjzonder vermogen
den heer Van Elshout hadden diens vrouw en dochti
aanspraak, maar dit vermogen bestond niet mi
het was in den nacht van den brand verdwenen.
Acht dagen na het overljjden van Johantje kwi
de erfgenaam op de goederen Van Elshout.
had van zjjn besluit vooraf den predikant kem
gegeven, en dezen verzocht in eene eenvoudi!
boerenwoning voor hem een kamer te huren, wai
hjj kon wonen, tot dat de wederopbouw van
kasteel voltooid was.
(Wordt vervolgd.)
Snelpersdruk - LANGE VELD DE BOOIJ
is er,
2 cents Sigaar,
a