-Buitenland.
De Tweede Kamer heeft de motie van
den heer Heldt, na wijziging luidende
„Da Kamer van oordeel,
„dat verzekering van het lot van oude werk
lieden door een pensioenstelsel wenschelijk is,
„verzoekt de regeering te doen onderzoeken,
op welke grondslagen en op welke wijze die
verzekering zal kunnen en behooren te worden
geregeld,
„en gaat over tot de orde van den dag",
met 62 tegen 5 stemmen aangenomen.
Omtrent de influenza in Den Haag wordt
van daar aan de „N. Gron. Ct." gemeld
De gevreesde influenza laat ons ook nu
niet met rust en men schat het aantal zieken
op niet minder dan 20,000. Een aantal bureaux
en takken van dienst gaan onder deze malaise
gebukt, al is de toestand dan ook zoo ernstig
niet als in het buitenland het geval was.
Toch eischt, de ziekte ook hier verschillende
slachtoffersop een dag in de vorige week
werden ter algemeene begraafplaats niet min
der dan 36 lijken aan den schoot der aarde
toevertrouwd, de afdeeling van den Raad van
State voor de geschillen van bestuur kon niet
zitten en de bijeenkomsten van het corps
diplomatique, de feesten en maaltijden leden
onder de afwezigheid van menig lid uit de
hoogste kringen der residentie.
Veevoeder. De Heer J, H. Feenstra te Echt
(Limburg) schrift in Floralia
„Vele boeren doen alles, wat mogeiyk is, om zoo
goedkoop en gemakkeiyk mogeiyk aan goed veevoeder
te komen.
Hierin zt|n de boeren in Limburg, naar mijne
meening, die van de andere gewesten ver vooruit.
In 't voorjaar 1894, het was begin Maart, zag ik
eenige boeren aan het zaaien. Koud en nat als het
was, daar werd niet naar gekeken. Het was wortel
zaad dat uitgestrooid werd op het koren. Daar ik
zulks nooit had gezien, noch gehoord, zoo vroeg ik
eenige inlichtingen aangaande dat zaaien. Men ver
telde mg toen het volgendeHet land, dat in den
herfst met koren is bezaaid wordt in het voorjaar over-
gezaaid met de zoogenaamde Stoppel wortelen, eene
soort die mf| alleen hier bekend isverder wordt
er niet naar omgekeken. Is het koren rjjp, gemaaid
en van het land gehaald, dan ziet men de wortels
zoo ongeveer 3 a 4 c.M. boven den grond staan.
Dan wordt het land terdege geëgd en in korten tijd
ziet men de wortels verbazend snel groeien. Men
kan ze dan voor den winter by manden vol van het
veld halen, doch ook den winter door laten staan ,-
de strengste vorst deert ze niet. En, zoo vervolgde
de boer, geen beter voeder voor 't vee. Om my
hiervan te overtuigen ging ik van tyd tot tyd eens
kyken, en ik was verbaasd, toen ik zag hoe dik die
wortels werden, en hoe gaarne ze door het vee
werden gegeten. Zeer voordeelig dusgeen plaats
ruimte, geen moeite en veel en goed veevoeder.
Zouden er geen liefhebbers onder de lezers zyn, die
het ook eens willen probeeren
Bïat hot niet, schaden doet het ook niet. De tyd
van zaaien is Maart. Liefhebbers die het eens willen
probeeren, kunnen zaad bekomen door aan myn
adres te scbryven.
Ia de „Fiscus" komt een plaat voor, die
zeer eigenaardig voorstelt „waar ons geld
blijft". De „Fiscus", in don vorm van een
werkman, pompt den aanvoer van de noodige
tonnen gouds, die toestroomen uit kranen
van verschillende afmeting en gemerkt zijn
gedistileerd (260 ton), suiker (85), grondbe
lasting (1173/,), rechten (577a), loodsgelden (14),
successie (116), zegel, registratie (81), ver
mogensbelasting (68), enz. enz, Deze tonnen
gouds komen alle te zamen in een ketel,
die „algemeen budget" heet. Uit dien ketel,
waarin het borrelt en ziedt, loopt het alle
gaartje door verscheidene kranen, weder van
verschillende afmeting, naar het „verbruik".
Die kranen verbeelden de onderscheidene hoofd
stukken van onze Staatsbegrooting. „Schuld"
is de grootste kraan (374 ton), dan volgt
„Oorlog" (223 ton), „Waterstaat" (220 ton),
„Marine" (156 ton), enz. enz.
In het stadje M. woont de welgestelde
burger B., die een allesbehalve zuinige vrouw
heeft. Weken geleden stelde hij zijn gade een
tamelfjk groot bedrag ter hand ter voldoening der
personeele belasting. Het biljet, voorzien van de
handteekening des ontvangers, borg hij op als
bewjjs van betaling. Dezer dagen ontving hij
evenwel van den ontvanger een waarschuwing
als wanbetaler. Hevig vertoornd ging de heer
B. met het afgeteekend büjet naar den ontvanger,
om hem te beduiden, dat zijne administratie niet
in orde was, wijl hij lang en breed had betaald.
De ontvanger ontkent dit, doch om de beslistheid,
waarmeê de heer B. optrad, maakt hjj zijn balans
op en ziet, dat niet is betaald. De heer B., al
boozer, begint persoonlijk te worden enbeleedigt
den ontvanger. Deze, ten einde raad, vraagt het
afgeteekende biljet, en op de handteekening
lettende, ziet hjj dat de zijne is nagemaakt.
„Houdt gij vol, mijnheer B., dat gij betaald hebt?"
zegt de ontvanger. „Ja, mijn vrouw is u wezen
betalen," was het antwoord. „Welnu," her
neemt de ontvanger, „dan eisch ik binnen één
uur betaling van belasting on f 100 voor de armen.
Zoo niet, dan klaag ik uwe vrouw aan wegens
valschheid in geschrifte en zij gaat de gevangenis
inWreed ontnuchterd gaat de heer B. naar
huis; zijne vrouw valt door de mand en binnen
een uur was aan den eisch van den ontvanger,
onder aanbieding van de noodige verontschuldi
gingen, voldaan. Een pleizierige thuiskomst
besloot het huiselijk dr&ma. (Tyd.)
Een „Strop". Do (s.-r.) „Ned." ver
telt de volgende vermakelijke geschiedenis
In eene gemeente, niet ver van Venendaal
zijn verschillende trouwlustige paartjes de
dupe geworden van de nonchalance van den
gemeente-secretaris.
Deze ambtenaar had sedert eenigen tijd
verzuimd, de huwelijksaankondigingen, be
doeld bij art. 110 van het B. W. te publi-
ceeren, hetwelk nafuurlijk ten gevolge had,
dat de huwelijken, aldus gesloten, niet wet
tig waren, en de noodzakelijkheid bleek
de gefopte echtpaartjes opnieuw en wettig
te vereenigen.
Doch tot aller verbaziDg was een van de
comparanten, die zich reeds veertien dagen
getrouwd waande, niet te bewegen, „zich op
nieuw te wagen aan den „strop," zooals hij
dit noemde.
Het nut der Kamerplanten. Het nut
van planten in de kamer bestaat niet bloot daarin,
dat z(j deze versieren en den aangenamen indruk
verhoogen, maar voel meer daarin, dat z(| de
lucht verbeteren en alzoo aan de gezondheid
der bewoners bevorderlijk zjjn. Door proeven
heeft men gevonden, dat een blad van middel
bare grootte dagelijks ongeveer 1-2 gram water
uitdampte. Voor een enkele plant van middelbare
grootte berekend, zal dit niet minder dan 50
gram bedragen. Het grootere gehalte van water
in de lucht is het juist, dat het vertoeven in een
bosch zoo aangenaam maakt. In de groote steden
wordt het aanplanten van boomen, het onderhoud
van publieke parken enz. van veel te weinig
belang beschouwd. Daardoor is ook de van de
straat in de woonhuizen dringende lucht dikwijls
zoo droog.
Om nu de drooge lucht in de kamer te ver
beteren, wordt ons in bladrijke planten een voor
treffelijk middel geboden. De uitwaseming dezer
planten is zeer groot. Behalve het water, dat
de planten door de bladeren uitdampen, geven
ook de potten zelf nog waterdamp aan de om
ringende lucht af. De weldadige invloed, dien
de planten door de verdamping van het water
op onze gezondheid uitoefenen, wordt nog grooter
als de bladeren onder de inwerking van het zon
licht zuurstof produceeren, welke zich met de
kamerlucht vermengt.
Door een ingezetene van 's-Gravezande
is in het najaar een proef genomen met eene
nieuwe wijze van bewaren van appelen en
peren. Hij begroef een partijtje appelen en
peren, alsmede ook aardappelen, in kistjes in
den grond, ongeveer 1 dm. diep en liet ze
verder ongemoeid. Toen hij nu voor eenige
dagen eens ging zien, hoe het met de aldus
bewaarde vruchten geschapen stond, vond hij
de aardappelen, wat hij dan ook wel had
verwacht, bevroren, doch de appelen en peren
kwamen voor den dag, zoo mooi en frisch
of ze pas waren geplukt, zoodat ze zeer zeker
vrij wat meer waard zouden zijn, dan met
appelen of peren, op de gewone wijze be
waard, in den tegenwoordigen tijd het
geval is.
De koning der Nederlanden opgeroepen.
Onder den titel „Juristenschnack" deelt dr.Fried-
mann in het „Kleine Journal" van Berlin eenige
historische aardigheden uit de gerechtszaal mede,
o. a. de volgende
Zooals meD weet, zegt de schrijver, heeft het
koninklijk huis der Nederlanden vele bezittingen
in het buitenland. Zoo behoorde den laatsten
koning een klein landgoed in de omstreken van
Bromberg toe. Onder de keuterboeren van het
landgoed was ook een zekere Kaczmarck, die
zijn pacht zoo onregelmatig betaalde, dat de
rentmeester van het landgoed zich ten slotte
genoodzaakt zag, een gerechtelijk vonnis tegen
hem te eischen. Op den dag, dat de zaak zou
voorkomen, roept de deurwaarder met luider
op de corridor de namen der partijen op„De
koniDg der Nederlanden contra den pachter
Kaczmarck." Een oud, in lompen gekleed man
netje treedt de gerechtszaal binnen. De rechter
vraagt hem; „Zyt g(J de koning der Nederlandden
of de pachter Kaczmarck."
De verwachtingen aangaande den vrede
tusschen China en Japan nemen met den dag
geringer verhoudingen aan. De „Times" vernam
zelfs dat er sedert eenige dagen geen besprekingen
hebben plaats gehad en Li-Hung-Chang zou reeds
aan het tot stand komen van den vrede wanhopen.
Intusschen duren de vijandelijkheden voort.
Terwijl het wordt tegengesproken, althans in
twijfel getrokken of er een aanval op Formosa
heeft plaats gehad, komt uit Shanghai het bericht
dat de Chineezen zich naar noordelijk Kintjon
terug trekken, terwijl de Japanners het eiland
ten zuidwesten van Kintjon hebben bezet. Een
moordaanslag door een Japanner op Li-Hung-Chang
ondernomen, gelukkig zonder ernstig gevolg,—
heeft allerwege diepe verontwaardiging gewekt.
Verscheiden Belgische bladen kondigen aan
dat met 1 April in het bekken van Charleroi
een algemeene werkstaking onder de werklieden
van de glasblazerijen zal uitbreken; De Regee
ring heeft zich met de plaatselijke autoriteiten
in verbinding gesteld om bijtijds maatregelen
te treffen.
In een vergadering van Gentsche werklieden
werd hevig uitgevaren tegen het Regeerings-
onlwerp op de gemeenteverkiezingen en er werd
voorloopig besloten het werk te staken, als de
Regeering den vereischte leeftijd om kiezer te
zijn niet brengt van 30 op 21 jaar. Een
der leiders zeide „Als het tot een werkstaking
komt, zouden de werklieden zich wel eens iets
anders veroorloven dan zingen in de straten."
Ondanks alle andere berichten houdt de
correspondent van de „Times" vol, dat er van de
„Reina Regente" nog geen spoor is ontdekt.
Ofschoon men niet meer twijfelt of het schip is
vergaan, zijn er tot nu geen lijken of wrakstukken
gevonden, en men kent evenmin de plaats waar
het schip vermoedelijk is gezonken.
Bfl het ontschepen van eene lading
ossen te Antwerpen werd een der dieren
dol en rende de haven langs en de stad in,
tot grooten schrik der voorbijgangers. Men
beproefde het dier dood te schieten, doch slaagde
daarin eerst nadat heelwat kruit en lood
was versp.ld en één kogel zelfs een inwoner
der stad had getroffen.
De Belgische Regeering heeft besloten, met
het oog op den ernstigen toestand in de provincie
Luik, om een deel van een vorige lichting miliciens
opnieuw onder de wapenen te roepen. Het
actieve leger zal daardoor met 7000 man ver
meerderd zijnzij zullen binnen een termijn
van 12 uur moeten aantreden. De Regeering
stelt detachementen beschikbaar voor alleindus-
trieelen die bescherming van hun etablissemen
ten verlangen.
Men seinde uit Brussel aan de „N. R. Ct.":
De debatten over de kieswet voor de ge
meenteraden worden in de Kamer voortgezet.
De tribunes zijn stampvol. De regen heeft de
menigte buiten verspreid. De socialist Bertrand
vervolgt zijn iede met een loftuiting op de
Parijsche Commune. De rechterzijde valt hem
herhaaldelijk in de rede, waardoor hevige woor
denwisselingen ontstaan. De redenaar eindigt
met een socialistisch program voor de gemeenten
uiteen te zettenarme kinderen moeten onder
wijs, voedsel en kleeding ontvangen van ge
meentewege. De armenverzorging moet wor
den veranderd in een algemeene werklieden-
verzekering.
Een beruchte Parijsche dief, reeds lang door
de politie gezocht, is op eigenaardige wijze in
den val geloopen. Martin, zoo heet h(j, is het
hoofd van een bende inbrekers, waarvan de
meeste leden het raadzaam hebben gevonden
Frankrijk te verlaten. Op zekeren avond kreeg
Martin lust naar den schouwburg te gaan; in
een keurig costuum, met een Oostenrijksche
ridderorde in het knoopsgat, stapte hij in een
rijtuig en gelastte den koetsier, hem naar de
„Bouffes" te rijden.
Het paard liep hem echter niet vlug genoeg
naar zijn zin, en dit gaf hjj den koetsier in zulke
onheusche bewoordingen te kennen, dat de ver
ontwaardigde Automedon van den bok kwam