Buitenland.
Naar aanleiding van de gerezen klaehten
over het feit, dat de collecteurs der Staatsloterij
vóór ot gedurende de trekking der eerste vier
klassen loten of gedeelten van loten reserveeren
en dus de verkoop staken, ofschoon zij nog
voorraad hebbeD, heeft de directeur der Staats
loterij genoemde collecteurs uitgenoodigd hem
binnen 14 dagen te willen meöeóeelen het doel
waarmede die reserve geschiedt, het aantal
loten of gedeelten, dat in de verschillende
klassen doorgaans in reserve gehouden wordt
en welke bezwaren zouden ontstaan, wanneer
de geheele voorraad dadelijk bij den aanvang
der loterij ten verkoop beschikbaar werd gesteld.
Wie profiteert van het stijgen der grondprijzen-
Dezer dagen hebben wij medegedeeld zegt de
„KI. Ct. van Rott." hoezeer te Wageningen het
bouwterrein in den laatsten tjjd in prijs is gestegen.
Voor de tuinbouwschool werd de grond aange
kocht voor ruim f 6000 per H.A. en later werd
een stuk gronds in de nabijheid der plek, waar
de tuinbouwschool verrijzen moet, ter grootte
van 6755 vierk. M. b(j publieke veiling ingezet
op f 16,300.
Deze feiten worden door „Grond en Arbeid"
aangehaald als een sprekend voorbeeld, waaruit
nogmaals blijkt, wie het voordeel heeft van het
stijgen der grondprijzen in en om een vooruit
gaande stad.
Een inrichting als de Rijkstuinbouwschool,
waaraan een aantal leerareD en beambten ver
bonden zyn, die door een belangrijk aantal leer
lingen bezocht wordt, dus schrijft het blad ver
meerdert het verbruikvermogen van een stadje
als Wageningen in niet geringe mate.
Men zou nu geneigd zijn te meenen, dat daardoor
de levensvoorwaarden van het nijvere deel der
bevolking: slagers, bakkers, schoenmakers, winke
liers enz., ook eenigzins verbeterden, omdat zij
meer gelegenheid tot afzet van producten krijgen.
Ons bericht zegt ons echter duidelijk, dat dit
niet het geval zai zijn.
Immers, stijging der grondprijzen in een stad
beteekent hetzelfde als vermeerdering van huur
der woningen, welke op dien grond staan. En
deze vermeerdering der huur zal spoedig even
groot zijn als het meerdere loon, dat door de
meerdere vraag verdiend kan worden.
Het zjjn dus ten slotte slechts de grondeigenaren,
die den bloei eener stad in hunne beurzen gevoelen.
Zooals indertijd is meegedeeld, is ten
gevolge van het heerschen van mond- en klauw
zeer de veestapel van de veehouders C. v. Beu-
sichem en G. van Oort Erichen (gem. Burenj op
last van den districts-veearts afgemaakt.
Op grond van het veeartseDijkundig
staatstoezicht konden genoemde veehouders als
vergoeding slechts aanspraak maken op de
halve waarde van het zieke vee. Z. E. de mi
nister van binnenlandsche zaken heeft echter
op daartoe strekkende adressen bij hem inge
diend zóó gunstig beschikt, dat aan de heeren
v. Beusichem en Van Oort de volle waarde is
uitgekeerd, zijnde aan v.B. f 5520,als f 2535 voor
verdacht en f 2985 voor aangetast vee eu aan
V. Oort f 1240, respectievelijk f 845 en f 395.
Een goede zaak. De heer S. M. van
Wijck, te Renkum, heeft evenals verleden jaar
weder een bedrag van f 1000 gestort aan inlagen
op de Rijkspostspaarbank voor zijn werkvolk
op de steenfabrieken te Maurik, met dit ver
schil echter, dat verleden jaar die som naar
den leeftijd der werklieden werd verdeeld en
thans naar hun meer of minder goed sparen
in het afgeloopen jaar.
In het Ned. „Landbouw Weekblad" weerlegt
jhr. mr. Rochussen de beschouwingen van prof.
Mayer in dat blad over de bescherming vandeD
landbouw. Hjj doet daarin de vraag
„Heeft in andere landen de bescherming gehol
pen? De schrfjver in het „Landbouwweekblad"
meent te kunnen volstaan met de verzekering:
„Wel degelijk." Daartegenover stel ik de verkla
ring, door den Pruisischen minister van Landbouw
Lucius in de Volksvertegenwoordiging afgelegd,
op een tijdstip dat de tarwe met hetzelfde recht
werd beschermd als thans (3,50 M.)„voor zoover
bescherming beoogd wordt, is het doel niet
bereikt." De treurige verschijnselen en toe
standen hebben zich sedert 1877 in steeds meer
verontrustende mate ten aanzien der landbouw
belangen ontwikkeld, en enkele daarvan duidt
de heer Mayer zeer juist, doch vluchtig en met
den zeer onjuisten term van „desorganisatie" aan.
In Duitschland is, in spijt van alle bescherming,
de toestand van den landbouw zóó benard, dat
tallooze belanghebbenden thans nog slechts in
het voorstel-Kanitz redding zion, en de ultra
conservatieven voor het meest socialistische voor
stel dat nog ooit ergens te berde is gebracht,
met alle kracht ij veren. Ik zou dat eer „desorga
nisatie" willen noemen.
„Maar het ergste van alles is de werkloosheid
die wjj tegenwoordig op zoo groote schaal aan
schouwen", verklaart de Wageningsche schril ver.
Aanschouwt men misschien in Frankrijk, in
weerwil èn van bescherming en van neo-malthu-
sianisme, geen werkloosheid?
Is aan dr. Mayer het op feiten en cijfers rustend
betoog van de Molinari, dat in de Vereenigde
Staten de bescherming werkloosheid heeft aange
kweekt, geheel onbekend
En in Duitschland, is daar werkloosheid onbo-
kend? Was het te Berljjn of elders dat men
weinige jaren geleden, een „hongeroproer" te
beteugelen had?
In welk land aanschouwt men, om de uitdruk
kingen van onzen schrijver te bezigen, de werk
loosheid op de grootste schaal?"
Het antwoord op die vraag wordt door den
heer Mayer niet in feiten en cijfers gegeven.
Alleen wordt door hem beweerd dat de tegen
standers der bescherming zich vergist hebben
en uit persoonlijke jjdelheid dit niet willen
erkennen.
Door ingezetenen van de gemeente
Delfzijl wordt aan de Tweede Kamer een adres
gericht, waarbij zij verzoeken gevolg te geven
aan het adres der landbouwvereeniging te
Steenbergen, om vóór alles zoo spoedig mogelijk
invoerrechten op granen, doeh tevens uitvoer-
premiën op landbouwproducten, als boter etc.,
in te voeren, „opdat de landbouw en veeteolt
niet langer geaoemd worden zonder loon voor
andere standen te werken, waarvan totale
ondergang van het platteland het gevolg moet
zijn en waardoor eindelijk ook de steden moeten
verarmen, doch dat den landbouwers en vee
houders een menschwaardig bestaan worde
gegund."
De „Haagsche Ct. schrijft:
—Iemand kocht onlaDgs alhier een huis.
Toen hij waarnam, dat ramen en deuren, hoe
men ook bijschaafde, meer en meer klemden
en weken, en dus verzakking werd vermoed,
ging men de fundamenten eens blootleggen en
nakijken.
Eu wat bleek nu
Dat deze waren vervaardigd van een soort van
zg. steen, die men als koek met een mesje
in schijfjes kan snijden, neenerger nog, die
men tusschen vinger en duim tot poeder wrijft.
Uit Houtigehage wordt gemeld: Dat het
geloof aan kaartleggen hier nog niet verdwenen
is, bleek hier, maar tevens ook, welke treurige
gevolgen het kan hebben. Een paar jongelui
waren voor eenige weken getrouwd. Ze leefden
goed en de man bracht getrouw zijne ver
diensten thuis. De vrouw ging echter naar
eeno kaartlegstor, die haar vertelde, dat zij
met een vioegeren vrijer zou hereenigd worden.
Verkoeling en slechte behandeling van haar
kant volgde, en toen nu Dinsdagavond de man
thuis kwam, vond hij de deur gesloten en
mocht er niet in. Hij moest ondei komen
bij anderen zoeken.
Men heeft waargenomen, dat insecten
(wespen, vliegen, muggen, enz.) zeer ongaarne
door netwerk vliegen, ook dan wanneer de
mazen er van groot genoeg zijn om hun een
gemakkelijken doortocht te verschaffen. Men
kan dus zich bij open vensters, serres enz. in
den zomer tegen de vliegen beschutten door
er een net met groote mazen (van 20- 26 mm.
in doorsnee) voor te spannen.
Het „Rott. Nbl." schrijft o. m. het volgende
Een bevoegd schrijver spreekt de vrees uit,
dat het Atjehsche kaartenhuisje opnieuw is in
gestort.
Dat heeft er inderdaad veel van.
Wij zjjn in het vicieuse cirkeltje, waarin wij
sinds een 20 jaren heen en weer draaien weder
aan 't uitgangspunt terug.
Voor al het geld, waarmee wjj verraders heb
ben omgekocht hoe kon dddr ook zegen op
rusten mogen we, helaas 1 weer achterin
kijken
WJJ zjjn bedot en op nieuw bedrogen.
Intusschen hebben w(j echter thans eindelijk
leergeld genoeg gegeven.
'tWaa dan ook een kapitaal aan leergeld!
Misschien wordt er uit dat nieuwe kwaad, uit
dat ontzaglijke kwaad, waarbij reeds weer koste
lijk bloed van de landskinderen is gevloeid, ein
delijk iets goeds geboren.
Misschien is generaal Vetter juist bjjtjjds in
Indië gekomen om het werk van Karei van der
Heyden weer op te vatten, waar deze dappere
bevelhebber 't heeft moeten staken op bevel van
de onkunde en de jaloezie, die uit de verte com
mandeerden.
Met mannelijkheid worde thans opgetreden.
Met het morsen en knoeien zij het nu gedaan!
Toekoe Djohan, of Toekoe Oemar, moge zoodoende
indirect onze redder zijn geworden uit de voor
ons aanzien diep vernederende positie, welke w(j
sinds jaren in den Atjehschen modderpoel in
nemen."
Een ander blad herinnert te dezer gelegenheid
echter aan de woorden, door Multatuli voor 15
jaren geleden gesproken: „wij krijgen Atjeh nooit."
Een vreeselfjke brand wordt gemeld te heb
ben plaats gehad te Manilla, op de Philippfjnsche
eilanden; 4000 huizen moeten zjjn verbrand,
waardoor 30000 menschen zonder onderkomen zjjn
Een hevige brand te Boom, bjj Antwerpem
heeft een olieslagerij, een maïsmalerjj en een reeks
van stallen in de asch gelegd.
„Rond 1 uur" schrijft het „Hbl. van Antw.",
„kwam de brandspuit van het gehucht Noeveren
de brandweer van het dorp te hulp, en een half
uur nadien kwamen de spuiten der gemeente
Willbroek en van de fabriek De Naeyer aan. Met
vijf lansen werd thans het vuur krachtig aange
vallen en men gelukte er in de aanpalende
woningen te bevrijden doch van al de gebouwen
welke de fabriek uitmaakten, is niets meer recht
gebleven dan de muren.
„Ten 2 ure had de brand een grootsch en
indrukwekkend, doch tevens een droevig uitzicht.
Twee overgroote tanks ongeveer 25 duizend liters
olie bevattende, en die tot dan toe weerstand had
den geboden, stortten naar beneden en heel die
zee van olie liep brandende in alle richtingen en
deed de vlammen tot eene verbazende hoogte op
stijgen."
Vernield werden:80,000kilogramlljnzaad,45,000
kilogram maïs en 30,000 kilogram tarwe, benevens
al de machines en gebouwen. De zestien paarden
en de varkens zjjn gered.
Te Thurso werd voor eenigen tjjd geleden
een meeting gehouden met het doel om de hulp
van het gouvernement in te roepen tegen de
trawlers; In de motie die ter opzending aange
nomen is, wordt het volgende gereleveerd. Vóór
de komst der trawlers in deze streken, nu elf
jaar geleden, hadden de visschers een goed bestaan,
zoodat zjj zich zeiven en hun familie fatsoenlijk
konden onderhouden. Na dien tijd zijn de vangsten
zoo verminderd, dat de zee hen niet meer on
derhouden kan, en daar de meesten van hen op
geen andere manier in hun onderhoud kunnen
voorzien staan gebrek en ontbering voor hen en I"
de hunnen voor de deur. Om deze reden en ook 1
voor het nut, dat de visscherjj voor het bemannen
der koopvaardy en oorlogsvloot oplevert, ver
zoeken de onderteekenaars, dat de regeering de
trawlvisscherlj verbiede binnen een limiet van J
13 mijl langs de geheele kust van Schotland,
en dat de zeepolitie zoodanig worde uitgebreid
dat de net- en beugvisschers ongestoord binnen
de bestaande limiet van drie mijlen hun bedrijf
kunnen uitoefenen zonder door de trawlers be-
moeiiykt te worden.
Ware er geen toeval bij in het spel, dan c
zoude onderstaand verhaal zeer voor het verstand C
van honden pleiten.
Toen een liefdezuster in het ziekenhuis te Lei-
cester onlangs de zaal voor ongevallen bezocht,
zag zij een terrier, die met moeite naar haar toe
kwam, en met een smeekend gebaar een zijner
voorpooten oplichtte. Toen een dokter het beest 0
onderzocht bleek het, dat de poot was gebroken.
Het been werd weer gezet en er werd voor
den patiënt een bed opgemaakt in de ziekenzaal,
en op de kaart boven het bed schreef de dokter A
de wfjze van behandeling en het voedsel voor, -
dat de zieke hond moest hebben. Het dier ging
goed vooruit en werd de algemeene lieveling zoo
wel van de patiënten als van het dienstdoend -
personeel. Eenige dagen geleden werd hij even
wel door den eigenaar teruggehaald, tot grooten
spijt van allen, die het beest van de zaal zagen
heengaan.
Op welke wijze de hond in het hospitaal kwam,
weet niemand; zooveel is zeker, dat h(j in de
zaal kwam, waar kwalen als de zijne genezing
vinden.