N°. 895.
Zondag 19 April.
AP. 1896.
Nieuws- en
Advertentieblad.
Binnenland,"
OFFICIEEL EEDEELIE.
DU blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Advertenties vftór 19 nar op den dag der uitgave.
ABONNEMENTEN ea ABVERTENTIËN worde» aangenomen bij de Uitgevers LANGEVEL® SE ROOU, Parkstraat, Bükö op Tmutn
GEVONDEN VOORWERPEN.
Gedeponeerd ten Raadhuize een gouden
oorbelletje, gevonden op de Groeneplaats te
den Burg.
TEXEL, 18 April 1896.
Voor de zooveelste maal wordtin sommige
bladen melding gemaakt van de plannen om
aan de Koog een badhuis te stichten, welke
plannen dan nu verwezenlijkt zouden worden,
doch op kleinen schaal.
In hoeverre dat bericht thans waarheid
behelst, vermogen wij niet te beoordeelen,
doch dat nu inderdaad eens gevolg zou worden
gegeven om die meermalen besproken plannen
tot zekerheid te brengen, zou zeker wensche-
lijk zijD.
Het Noordzeestrand alhier wordt meermalen
geroemd als bijzonder voor het doel geschikt,
zoo nu en dan wordt de aandacht op ons
eiland gevestigd, ons dunkt 't zou niet kwaad
zijn, indien nu werkelijk eens eene flmke
poging werd gedaan om te trachten een deel
van het reizend publiek naar hier te trekken.
Op veel kleinere plaatsen dan Texel weet
men uitstekend partij te trekken van de
natuurlijke gelegenheid welke zulk een plaats
biedt. Waarom zou men het hier ook niet
eens met ernst kunnen beproeven?
Vlieland, 17 April. De h.h. W. Zeylemaker
en A. Visser, leerlingen der Zeevaartschool
alhier, bekwamen bij de onlangs te Rotterdam
gehouden examens diploma als 3 de stuurman
(groote vaart 1.
Het wetsontwerp tot herziening van de
personeele belasting heeft gedurende eenige
dagen de aandacht van de Eerste Kamer in
beslag genomenhet is van alle zijden bekeken,
verschillende bemerkingen zijn er op gemaakt
en ten slotte is het wetsontwerp met 34
tegen 5 stemmen aangenomen.
At jeh. „Tjot Rang, oostzijde, na hevigen
tegenstand ontzet. Lam Goet verbrand." Zoo
luiden da berichten uit Indië.
Tjot Rang is een der tijdelijke posten ten
oosten der geconcentreerde linie. Lam Goel
evenzoo, iets noordelijker.
Het bericht dat Toekoe Oemar weder in
onderwerping wil komen, schijnt nog nadere
bevestiging te eischen.
In de dagbladen wordt alreeds gezegd welke
voorwaarden hem gesteld zullen moeten wordeD.
Nu, die raadgevingen zijn niet zulk een groot
wonder, daar is men vlug genoeg mede.
De thans weder opgeloken strijd in Atjeh
brengt trouwens vele pennen in beweging,
over hetgeen wel of ni6t gedaan had moeten
worden; dat lezende moet men zich verwon
deren dat in Atjeh al niet lar.g de zaken in
het reine zijn gebracht't zijn echter meestal
mannen van de pen, die zooveel weten te
bedillen; stuurlui aan den wal.
Verwisselden zij allen de pen eens met het
zwaard, en trokken zij naar 't oorlogsveld,
wie weet wat er dan al niet gebeuren zou;
mogelijk was spoedig de oorlog beslist.
Bij het departement van koloniën is het
navolgende van 16 dezer gedagteekende tele
gram van den gouverneur-generaal van Neder-
landsch Indië ontvaDgen
„Eergisteren gemeenschap met Tjot-Rang
hersteld. Toekoe Hoesin, Longbattah's versterk
te vestin ging Lamgoet geromen en getuchtigd.
Vijand vrij talrijk. Eet officier en drie mindere
militairen gesneuveld, 47 mindere militairen
gewond.
Aangaande den moord indertijd te Rotte:
dam op de jonge Hoogsteden gepleegd verneemt
het „R. Nbl." van welingelichte zijde dat de
aanwijzingen, welke de instructie in de zaak'
van Berkel heeft opgeleverd van dien aard
zijn, dat althans Van Berkei's verwijzing naar
de openbare terechtzitting kan worden verwacht.
In de „Purm. Ct." lezen wij:
Dat ons fokvee nog altijd de roem en de
eer van de Beemster handhaaft, bewijst het
volgende.
De eenjarige stier van den heer A. Kooij Dz.
behaalde in één jaar vier eerste prijzen; de
de tweejarige stier van den heer J. Buurs
eveneens; de driejarige stier van de Beemster
„Veefokkerij Vereenigirg" werd bekroond met
zes eerste prijzen, in hetzelfde tijdsverloop
de kuispink van den heer Jb. Edel Kz. met
vier eerste prijzen in één jaar en een melkkoe
van den heer Bakker met zeven eerste prijzen
in anderhalf jaar.
Om op iedere tentoonstelling zoo gunstig
uit het strijdperk te treden, is wel een bewijs,
dat deze fraaie dieren de prachtexemplaren
zijn van de Noordhollandsche veestapel.
De Weesinrichting te Neerbosch 1
Door wijlen baron v. Lynde van Sandenburg
is bij testamentaire bescüikking vermaakt aan
de weesinrichting „Neerbosch," onder bezwaar
van vruchtgebruik, een kapitaal van een half
millioen gulden* (Hbl.)
Tegenwoordig zijn op de Walchersche
dorpen de scholen meer ontvolkt dan in den
zomer; want 't is nu de tijd van „inleggen."
De landbouwers zitten daar meest op kleine
bedrijven en zien daarom op tegen de kosten
van een zaaimaehine. Toch erkennen ze de
groote waarde van rijenteelten nu gaat een
man en een jongen naar 't veld. De eerste
hakt met een zeer breed houweel geultjes, de
jongen strooit daarin het zaad van gerst, man gel
wortels, boonen, erwteD, enz. Na het „inleggen"
keeren de meeste der jongens weer naaf de
schoolbanken terug.
Geeft niet aan bedelaars I
Te Bellingwolda is eene oude vrouw, Albertje
Spinster, overleden. Zij had het zeer arm
en leefde van liefdegiften. Zij bleek echter
f 1600 te hebben uitstaan en nog f 26 aan
contanten in haar zak te hebben.
Heetje Jans Heetjer, ook te Bellingwolda
overleden, verkeerde eveneens in zeer onge
lukkige omstandigheden. Ook hij had de mild
dadigheid zijner medemenschen minder noodig,
want na zijn dood bleek nog i 2000 kapitaal
aanwezig.
Zeer gemakkelijk. - Zekere vrouw v. E.
te Enschedé, bracht dezer dagen twee harer
kindoren, een meisje van 6 en een jongentje
van 4 jaar, bij den president der armenkamer,
om hem te dwingen voor de kinderen te zorgen,
daar zij weigerde dit verder te doen. De kin
deren worden thans door de gemeente verzorgd
en tegen de moeder is proces-verbaal opge
maakt.
UitHoogezand wordt van Zondag gemeld:
Heden nacht had hier een zeer eigenaardig
voorval plaats. Ongeveer te twee uur in den
nacht hoorde men een zwaren knal, zoodat
enkelen aan ontploffingen, anderen aan onweer
dachten. Meer dan dien eenen slag hoorde men
niet. En toch bleek de bliksem ingeslagen te
zijn, en wel in de behuizing van den heer
Wolters, kruidenier te Martenshoek, en vandaar
te zijn overgeslagen op het huis van den buur
man, den heer Gajert, barbier, zonder daar
evenwel veel onheil aan te richten.
I» eerstgenoemde woning werd zonderling
huis gehouden. Overal is de bliksem geweest,
in den kelder, op zolder, in de schoorsteenen,
in alle kamers, en op wel 10 plaatsen heeft hij
zijne sporen achtergelaten. Hier is eene deur
beschadigd, elders eene plank weggeslagen,
ginds het behangsel vernield, enz. De beide
schoorsteenen werden zuiver schoongemaakt.
En dit alles, zonder een der bewoners letsel
te doen. Alleen een sterke zwavellucht ver.
raadde de aanwezigheid der electrisGhe vonk.
Een juffrouw uit Katwijk aan den Rijn,
die nogal van den tongriem gesneden was, kreeg
18 Februari van den deurwaarder der plaatse
lijke belastingen aldaar bezoek om het school
geld op te halen. De juffrouw oordeelde de
quitantie niet akkoord en in plaats nu dood
eenvoudig naar den gemeente-ontvanger te gaan
schold zij den ambtenaar uit voor „smeerlap,
die aan den eersten boom den besten moest
worden opgehangen."
Het scheen, dat het vrouwtje nogal erg ze
nuwachtig was.
Het O. M. bij de Haagsche rechtbank nam dit
in aanmerking en vorderde f 25 boete of 10
dagen gevangenisstraf.
- Naar men aan de „Arn. Ct." mededeelt,
is niet door baron Van Lijnden van Sandenburg,
maar door R. baron Van Lijnden van Beets-
terzwaag de erfstelling van een half millioen
aan de weesinrichting „Neerbosch" vermaakt.
De overledene moet zijn geheele vermogen,
circa 6 millioen, onder vruchtgebruik, gelega
teerd hebben aan liefdadige instellingen.
TEXELSCHE COURMT,
Abonnementsprijs per S maanden
Vout den Bubs 80 Ct«. Franc» per post door ge
heel NaDBBLAnra 45 Ct». - Naar Awronra en andere
landen met verhooging der porto's.
Prijs der Advertentie.
Van 1 tot 8 regels 80 Cts. Ieders regel meeröOt».
Groot» lettere en Vignetten wordeo naar plaatsruimte
berekend. Bewijsnummers 2 Ots. per nummer.
Iets over Atjeh, wat niet velen weten.
Niet weinigen verkeeren in de meening, dat Atjeh
eeuwen achtereen is geweest een afhankelijk gewest,
eén van die rijken in de verre O jst, die schatplichtig
waren aan eén der Europesche koloniale mogend
heden.
Juist het tegendeel is het geval. Multatuli heeft
er in één van z(jn werken er aan herinnerd, dat Atjeh
in het begin der 17e eeuw een gezantschap zond
naar ons land en daardoor „de mogendheid" was,
die „gedurende onzen worstelstrijd met SpaDje het
eerst ons erkende alB onafhankelijk volk."
Die onafhankelijkheid heeft Atjeh weten te hand
haven, ook tegenover de pogingen van Engeland,
om het schatplichtig te maken. En later tot op den
huidigen oogenblik tegenover de inmenging van
Nederland.
Die inmenging van onzen kant in de aangelegen
heden van Atjah, het optreden onzerzijds tegenover
dat r(Jk aan de Noordkust van Sumatra, vindt oorzaak
in het ongelukkige tractaat met Engeland in 1824
gesloten, dat in 1871 door een tweede is gevolgd.
Dat duistere en heillooze tractaat van 1824 was
het begin der ellende.
Engeland wist wel wat het deed.
Het had ons in een wespennest gestokenen wie
zal ons er nu uit verlossen? Bij dat tractaat was
Nederland zoo dwaas om zijn bezittingen op het
schiereiland Malakka af te staan, en in ruil daarvoor
gaf Engeland iets waarop het niet de geringste aan-
spraak had, nl. het „protectoraat" over Atjeh,
Het lag allereerst op onzen weg, om, vooral ten
gerieve van Engelands handel, de zeerooverü der
Atjehers tegen to gaan. En toen Atjeh, terecht
bevreesd voor do gevolgen van het Sumatratractaat
van 1871, poogde een tractaat van handel en vriend
schap met Frankrijk, Italië en Amerika te sluiten,
werd dat door de Loudons geheeten „kuiperijen" en
gaf Fransen van de Putte last een krachtige zeemacht
naar Atjeh te zonden.
In den laten avond van 1 Maart 1873 liep te Batavia
het gerucht, dat de commandant van de Amerikaan-
sche vloot welke in de Chineesche wateren gesta-
tionneerd was, van z|jn gouvernement den last had
bekomeD, om zich onverwijld naar Atjeh te begeven.
Wie dit gerucht verspreid heeft of aan wien het
vaderschap er van toekomt, het is onbekend gebleven.
Natuurlijk, 't was en bleef een gerucht; geen Ameri
kaan heeft er wellicht ooit aan gedacht Atjeh te
veroveren of van ons „afhandig" te maken.
Doch hoe dat z(J voor den gouverneur Loudon
was het een aanleiding om den sultan van Atjeh
door den Regeeiingscorfimissaris Nieuwenhuis den
ei8ch te stellen: „G|J zult binnen 24 uren de Neder-
landsche Souveretnlteit erkennen of ik verklaar u
den oorlog."
Natuurlijk weigerde de sultan van Atjeh daarop
in te gaan en werd de oorlog den 2östen Maart
verklaard. H o 11.