Buitenland.
De „Amsterdamsche Courant" bevat een
fraai en welgelijkend portret van den Erfgroot-
hertog van Saksen-Weimar-Eisenaeb.
Haar vertegenwoordiger ter begrafenis te
Weimar schrijft daarbij o. a.
De Prins is een jongeling van slanke gestalte
zijn gelaat, dat bij de droeve plechtigheid strak
en ernstig stond, heeft zeer innemende trekken
en men zou den Erfhertog zijn 21 jaren niet
geven.
De sympathie, die den onderdanen van den
Groothertog het Vorstenhuis toedragen, behoort
voor een groot gedeelte aan den vermoedelijken
troonopvolgerhet was met trots, dat men mij
den Prins aanwees, die zijn bejaarden grootvader
vertegenwoordigde als eersten rouwdrager.
De schr. meende, dat velen hier te lande
gaarne de gelaatstrekken zouden willen aan
schouwen van den kleinzoon der Nederlandsche
Prinses, ook omdat Prins Wilhelm, rè, Koningin
Wilhelmina, de allereerste aanspraken heeft
op den troon, die de Oranje's zoo lang hebben
bezeten.
Hij vernam te Weimar, dat het niet onmo
gelijk is, dat de Erfgroothertog het volgend
jaar naar Nederland komt.
Vrijdag haalde te Amsterdam de politie in
de Baanbrugateeg een lading huisraad, vrucht
van een diefstal, uit een woning. De bewoner,
een koopman in oude lorren, Van Deutekom
geheeten werd tevens in arrest genomen. Hjj had
den diefstal geplee gdmet een kennis, die in
de naburige Buiten Oranjestraat woont, achter
de woning eener arme weduwe, die met uit waken
gaan en handenarbeid haar schrale kostje moest
aanhalen.
Juist was die weduwe, die nog een schoolgaand
zoontje heeft, de deur uit, en van die gelegenheid
maakten de beide vrienden gebruik haar op de
onbeschaamdste manier te bestelen. Alles wat om
zoo te zeggen los en vast in huis was, beddegoed,
kleeding, kookgery, klok, werd ingepakt, naar
buiten gesjouwd en by Van Deutekom in de
Baanbrugsteeg naar binnen geheschen en dat alles
op klaarlichten dag.
Toen de weduwe thuis kwam, en bemerkte
wat er te haren huize gebeurd was gaf z(j onmiddel
lijk kennis aan de politie en deze vond in v. D.'s
woning nog bijna al het gestolene.
De andere dief wordt nog gezocht. (Volksdgb.)
Paardenvleesch. Als een bijzonderheid
wordt medegedeeld, dat, nu de prijzen der
runderen steeds dalende zijn, die der slacht-
paarden rijzen; zoo werd o. a. door een vleesch-
houwer in den Haag te Rotterdam een paard
voor de slachtbank aangekocht voor ruim f 200.
Men leest in het „Bat. Nieuwsblad"
„In een naburige residentie werd een ambtenaar
tot tegengang van den opium-sluikhandel door
een pachter het voorstel gedaan, eenige nader
aangeduide Chineezen „met rust te laten" en van
huiszoeking te verschoonen. Hij zou daarvoor
f 800 's maands plus een doceurtje van f 1000
ontvangen. De ambtenaar deed als wilde hij het
voorstel in bedenking nemen en gaf den pachter
op een bepaalden dag bescheid.
Daarna waarschuwde by het Europeesch be
stuurshoofd der afdeeling en verzocht dezen op
bedoelden dag ten zijnen huize te willen komen,
om, zoo geplaatst dat de Chinees hem niet kon
zien, het voorstel te hooren herhalen.
De assistent-resident kwam vergezeld van een
jong ambtenaar; deze laatste wist niet voor welk
doel h(j kwam, doch had alleen de opdracht
scherp toe te luisteren, wat dubbel noodig was,
wijl h|j met de praktijk der gesproken maleische
taal nog niet geheel vertrouwd was.
De pachter kwam echter niet in persoon by
den opium-ambtenaar, doch zond een zijner
satellieten, die weinig sprak en dan nog zeer
onduidelijk. De opium-ambtenaar trachtte het
gesprek in zoodanige richting te brengen, dat de
andere de voorwaarden te zijner omkooping
moest herhalen.
In plaats daarvan haalde de Chinees een ge
sloten enveloppe uit den zak en reikte die den
opium ambtenaar over.
De assistent resident, die evenmin iets had
gehoord, als de jonge hem vergezellende ambte
naar, trad toen te voorschijn, greep den arm van
den Chinees en vroeg dezen naar den inhoud
van de enveloppe, de bedoeling daarbij noemende.
Doch de Chinees, volstrekt niet van z(jn stuk
gebracht, zeide leukweg, dat de opium ambtenaar
hem f 800 had ter leen gevraagd, dat bjj die nu
kwam brengen, en de som zich in de enveloppe
bevond I
Een der lezers van „Floralia" deelt mede
deze drie-en-veertig voorteekens van regen.
1 De holle wind kent perk noch palen.
2 Het zwerk verandert keer op keer.
8 Ik zie de kwik in 't weerglas dalen.
4 Het schoorsteenroet rolt druppelend neer.
5 Het vocht begint den muur te ontvloeien.
6 De zwaluw scheert langs 't spichtig gras.
7 De vlieg verstoort de logge koeien.
8 De kikvorsch kwaakt in d' engen plas.
9 Flink, mijn patrijshond, zit te droomen.
10 Het stof draait dwarlend in de vliet.
11 De visschen spart'len op de stroomen.
12 Het regende ook op Sint Margriet.
13 Hebt g|j den stank der gracht geroken?
14 Zaagt gij dien fraaien regenboog?
15 De zon is nev'lig neergedoken.
16 Ondraaglijk kwelt me een eksteroog.
17 De huiskat strijkt haar fulpen wangen.
18 Gesloten is de pimpernel.
19 De meerle fluit haar zoetste zangen.
20 Ei hoor, wat piept de krekel fel.
21 Het loeiend vee wil 't veld verlaten.
22 't Verschiet schijnt ons nabij te zijn.
28 Ik hoor d' onruste schapen blaten.
24 Aanhoudend knort het ronkend zwijn.
25 De slakken zijn met zand bestoven.
26 De padden kruipen ginds en her.
27 De klaver heft de kruin naar boven.
28 Flauw glinstert zelfs de grootste ster.
29 De pauw verheft zijn schelle kreten.
30 Het rijpaard trapt vol ongeduld.
31 Mijn hond wil gras voor beend'ren eten.
32 Zie hoe een kring de maan omhult.
33 De glimworm blinkt in vollen luister.
34 De koekoek roept in 't eenzaam woud.
35 Het is, schoon zomer, tamelijk koud.
36 De ganzen gagg'len, de eenden kwaken.
37 De gladde zuring krimpt ineen.
88 Het hout zet uit met hoorbaar kraken.
39 Het vocht ontwelt den blaauwen steen.
40 De kraaien storten zwierend neder.
41 In gang en kamer kruipt de spin.
42 De boomvorsch spelt onstuimig weder.
43 De nieuwe maan viel Maandag in.
Zooals onze lezers zullen merken, is hier
van alles: waar en onwaar en is hier Lest
niet het best."
Men leest in „De Telegraaf":
Voor een onzer groote café's op zeker plein staat
een bank. In den afgeloopen nacht gaan een paar
studenten, van een knobelfuif komende, over dat
plein en ontwaren die bank.
Een bank, zegt de een met glazige oogen.
En wat een bank hè, meent zjjn lodderige
collega.
Langer Kede, kurzer Sinnde studenten gaan naar
binnen, waar men ze heel goed schijnt te kennen
en komen overeen die bank te huren voor twee
dagen, tegen eene vergoeding van één cent per dag.
Een der stud's, een candidaat in de rechten, maakt
in optima forma een huurcontract je op zegel en
welgemoed, de bank op hun schouder, spoeden de
vier leerlingen dér Hoogeschool zich weg in het
nachtelijk duister. De Munt slaat twee unr.
In de Heguliersbreestraat staat een agent, die,
zoodra hij het viertal met de bank ontwaart, een
flauw vermoeden van „moeren" (studententerm voor:
ontvreemdon) krijgt en de karavaau aanhoudt.
Er ontspint zich een levendig debat tusschen den
jeugdigen candidaat en den agent, zonder echter
dat van het contract gewag wordt gemaakt en
daarom natuurlijk ook zonder bevredigende oplossing.
Zet neer, die bank, sist eindelijk de politie
beambte.
Kalm, waardig, bijna plechtig torsen de vier de
kale tuinbank tegen het trottoir onder een lantaarn,
nemen plaats in het bleeke licht en noodigen met
een innemend gebaar den diender uit hetzelfde
te doen.
Deze echter, die zijn politiebloed voelt zieden, trekt
minachtend zijn neus op en verliest zich daarna in
het donkerst van den nacht om hulp te halen van
de naaste post.
De vier heeren, die zooals de candidaat in de
rechten onmiddellijk verbaliseert op verzoek van
den agent de bank hebben neergezet, blijven rustig
zitten rooken en bewonderen de maan.
Hein, de bekende schoenenpoetser van de Beurs,
komt er langs en de vier bewegen hem voor geld
en goede woorden hun laarzen van stof en vuil te
reinigen. Hein, die voor de macht van 't aardsche
sl)jk bezwijkt, besluit de schoenen te ontslijken,
knielt neer en éen voor éen komen de geleerde
voeten aan de beurt. Daar stelt éen voor een barbier
wakker te schellen, teneinde zich den tijd ten nutte
te maken endcch plotseling klinkt van ver
scheidene zijden het alarmsignaal der politie en uit
stegen en sloppen snellen helmen en knophelmen
naar de plaats der misdaad.
Na veel gedebatteer, eerst kalm maar dan in
cressendo van woede, gaat men gemeenschappelijk
naar de naaste post: Een hoofdagent, met een bril
op, krijgt papier en een pen en inkt en zal 't proces
verbaal beginnen.
U erkent die bank meegenomen te hebben?
Alle vier knikten berouwvol van ja.
Foei meneeren, foei, voor menechen van uw
stand, foei en nog eens foei, dat is diefstal meneeren
weet u dat wel, dat is straatschenderij, dat is flauw,
laf
Wil meneer de agent dat eens even inzien en
meteen ligt het huurcontract op tafel.
Ontsteltenis in 't politiepesthuis, éen inspecteur
wordt er bij gehaald, ja, 't ding is in orde, er is
niets aan te doen en de heeren worden minzaam
ontslagen.
De bank op de schouders, dolen zfj rond den
donkeren nacht in
Doch twintig minuten lator wordt er van het nabu
rige posthuis naar het bureau van straks geseind,
dat in de Kalverstraat vier heeren met een bank
loopen en een groote politiemacht er op uitgegaan is.
Op drie of op vier bureauz daar willen we
afwezen hebben de vier heeren bezoeken moeten
afleggen en telkens kwam natuurlijk op 't laatste
nippertje het huurcontract op de proppen.
Daarna zal wel naar alle politieposten geseind zijn
dat men „de vier heeren met de bank" maar moest
laten loopen, althans ongestoord hebben zij verder
hun tuinmeubel mee uit wandelen genomen.
Vanochtend zal de bank wel weer op haar plaats
staaD, maar vannacht ze is immers voor twee
dagen gehuurd gaat ze weer op schouw:
Het corps infanterie-vrijwilligers te Pretoria
heeft gedurende een paar dagen een kamp be
trokken en velddienst uitgeoefend, juist op den
gedenkdag van Amajubaheuvel, toen de Engelschen
door de Transvalers werden overwonnen. Generaal
Joubert bracht een bezoek aan het kamp, hield
een toespraak tot den troep, leidde des Zondags
de godsdienstoefening, en gebruikte met de
officieren het middagmaal. Dit uitnemend inge
richte en goed geoefende corps bestaat voor het
meerendeel uit Hollanders; de officieren z|jn,
op eene enkele uitzondering na, allen Hollanders,
maar die hart hebben voor hun nieuwe vader
land. De vrijwilligers hebben een corps militaire
wielrijders, een veld-telegraaf en veld-telefoon,
en een ambulance-dienst. De commandant-gene
raal was met hetgeen hjj van deze flinke vrij
willigers zag zeer ingenomen. Onder de officieren
zfjn er, die in Nederlandschen militairen dienst
zijn geweest, ook die den hoofdcursus te Kampen
hebben bezocht. Tijdens den inval van Jamesson
werd door dit corps dag en nacht dienst gedaan,
gereed om, zoo noodig, aan de verdediging van
Pretoria deel te nemen.
Uit het district Zoutpansberg komen bij
voortduring ongunstige berichten. De runderpest
heerscht er nog op vele plaatsen; hier en daar
is er onder de Kaffers nog hongersnood, en tot
overvloed van ramp wordt men er nu ook door
sprinkhanen geplaagd en lijden vele menschen
aan koorts. De levensmiddelen zjjn in dat district
buitengewoon duur.
Het dorp Saint-Pierre-Livron, b|j Caylus,
in Frankrijk, gebouwd op een over de rivier
vooruitstekende rots, is door een bergverschuiving
meegesleept. Vier huizen en de begraafplaats
verdwenen. De kerk wankelt. Het dorp is
dadelijk ontruimd, daar men verwacht dat het
geheel vernield zal worden.
Een gewaagde statistiek. Een goede Engelsch-
man, een overtuigd aanhanger van onthouding
of althans van matigheid in sterken drank, is
bezig aan het opmaken van een statistiek, ten
doel hebbend te bewijzen, dat de matigheid het
aantal sterfgevallen vermindert. Een uit Engelsch-
Indië ontvangen mededeeling luidt, dat van de
geheel-onthouders onder de militairen in Indië 50
pCt. was overleden en de overigen in het hospitaal
lagen.
Deze zonderlinge uitkomst noopte den geleerde
tot een nieuwe navorsching, en daarbij bleek hem,
dat er in het Engelsch-Indische leger juist twee
onthouders waren, van welke de één gestorven,
en de ander ziek was- Toch was de statistiek juist.
Voor een kleinigheid! Om zich te ont
trekken aan het betalen van een tramkaartje
ter waarde van negen cents, zeide iemand te
Mannheim, dat hy geabonneerd was. Dit was
echter niet waar. Er werd daarom proces
verbaal opgemaakt, en de aangeklaagde werd
tot 8 maanden gevangenisstraf veroordeeld, of
tot 10 dagen voor eiken cent.
Na de automatische verstrekking van gas,
wdke te Liverpool en te Londen zooveel by val
gevonden heeft, dat in laatstgenoemde stad meer
dan 30,000 muntgasmeters zyn geplaatst, terwyi
de aanvragen zóó talryk blyven, dat men er niet
behooriyk aan kan voldoen, begint men in Engeland
nu ook te denken aan automatische verstrekking
van electrisch licht. Men is voornemens dit zóó
in te richten, dat men, na het laten vallen van
een stuiverstuk in den toestel slechts op een knop
behoeft te drukken, om dadeiyk een stroom te
verkrygen van voldoende Bterkte om de lamp met
eene lichtkracht van 8 maatkaarsen gedurende