Het Gfiüeim ?an flen (rrijsaard.
Femlle
itoa»
In navolging van de Zweedache en Noorsche
Regeering, zal ook de Belgische Regeering aan
elke in België verschijnende courant een vrijkaart
voor de Belgische spoorwegen verleenen, uit
sluitend voor reportersdiensten.
Een uitgebreid syndicaat van fabrikanten
van geweven stoffen in Engeland en Amerika,
moet zich hebben gevormd. Bit syndizaat zou
zich door den aankoop van verschillende groote
weverijen in Buitschland en België het mono
polie van Europa willen verzekeren.
Een tienjarige knaap in Beleren had van
zfln vader een groot mes mede gekregen naar
school, met verlof den meester er mede te steken,
zoo deze hem fden jongen) maar eventjes aan
raakte 1 Onderweg vertelde hij het aan zijn
medescholieren, en liet hun zelfs het mes zien,
dat met de punt naar boven uit zijn broekzak
stak. Be kinderen deelden dit den meester mede,
die den knaap met geweld het mes afnam. Toen
de meester hem vroeg, wat hij in school met
zoo'n groot mes moest doen, antwoordde hij
brutaal: „Baar had ik je mede gestoken, als
je me vandaag op m(jn handen gsslagen had,
mijn vader heeft het me er voor gegeven
Be zaak zal natuurlijk door de autoriteiten
worden onderzocht en den onverstandigen vader
zal waarschijnlijk een flinke geldboete worden
opgelegd.
Be Belgische minister van spoorwegen, enz.
heeft het voornemen opgevat om bijkantoren
voor de posterijen te vestigen in verschillende
winkels, bij kruideniers, boekhandelaars, sigaren
winkels e.d. Beze maatregel bestaat in Engeland
reeds lang en werkt uitstekend. Be bijkantoren
zijn niet alleen gemachtigd tot den verkoop van
postzegels, maar nemen ook brieven ter verzen
ding aan, betalen postbewiJzen uit, nemen in
schrijvingen op spaarbankboekjes aan en doen
ook terugbetalingen. Minister Vandenpeereboom
heeft reeds een postbeambte gezonden naar
Engeland, om daar de organisatie der sub-office
te bestudeeren.
Een braven gemeenteraad bozit de Hongaar-
sche stad Nagysklod in Hongarije. Op last van
de justitie zjjn alle leden van dit nobele lichaam
wegens heling van goederen door een dieven
bende in de omstreken gestolen, in arrest
genomen.
66 Hoofdstuk XX.
Majoor Lor an, de erfgenaam van baron Von
Eckmar, stond in het aalon tegenover baron Von
Elsbach.
Deze laatste zag wel doodsbleek, als gevolg van
hevige gemoedsbewegingen, maar op z|jn gelaat lag
geen zweem van verslagenheid of moedeloosheid-
Hij wist immers reeds, dat hfl niet de rechtmatige
erfgenaam was en ieder uur had h|J de komst van
den majoor verwacht. En nu was hij gekomen en
stond vöór hem.
Dus, mijnheer de baron, zeide majoor Loran,
gij twijfelt er niet meer aan, dat ik de neef van
wijlen baron Von Eckmar ban?
Nsen, in het minst niet, klonk het antwoord
op vasten tooni
En gf] wilt mijn voorslag werkelijk niet aan
nemen, mtjnheer Von Elshach? Is het slot dan
niet groot genoeg voor ons allen En uwe bejaarde
moeder
De gewezen slotheer hief trotsch het hoofd op.
M(jne moeder is een Von Elsbach. Evenmin als
ik, zal zfj hot genadebrood willen eten op de goederen
waar zij eens meesteres is geweest: O, geloof mi),
nooit zal ik het mijnen vader kunnen vergeven, dat
hij zulk een schande over mfl heeft gebracht riep
Elsbach, in hevige opgewondenheid. Mijne arme
moeder en ik zullen zoo spoedig mogelijk het kasteel
verlaten.
Majaor Loran geraakte min of meer in verlègen-
heid. Maar, m(jn hemel, wie spreekt van genadebrood
eten. En nu trad hij een schrede nader tot Von
Elsbach en zeide op vertrouwelflken toon: ik zou
nog wel een ander voorstel kunnen dosn, hum, ja*
dat sou eigenlijk de eenvoudigste oplossing zijn,
doch plotseling zweeg de majoor, toen hi) Von
Elsbach in het ernstig gelaat zag.
Mag ik weten, wat g(j m(J nog zoudt willen
voorstellen, mijnheer Loran, vroeg von Elsbach.
Hm, g|] west misschien dat ik een dochter
heb?
Zeker, ik hoorde dit van dèn heer Brauning
toen deze mjj over Frits Hendriks sprak.
Het bloed vloog den majoor naar het hoofd. Hm,
ja, dat was een gekke geschiedenis. Er is gelukkig
reeds lang gras over gegroeid... Wat een dwaas
idee is dat toch van mij geweest, om de liefde toe
te staan en goed te keuren. En dat heeft mijn
dochter gelukkig ook ingezien.
Zoo, zflt g|j daar werkelijk van overtuigd,
majoor?
Of ik daarvan overtuigd ben. Ongetwijfeld, en
nu... hm... mijnheer de baron... stotterde hij.
Maar spoedig kwam de stoutmoedigheid van den
oud-soldaat weder boven. Wat duivel, riep hij, ik
houd nu eenmaal niet van al die omwegen. Vooruit
dus er mëe, ik ben geen geslepen diplomaat...-
Luister eens baren, trouw met mijn Johanna, dan
z)jn wij allen geholpen, Een prachtig idee, niet
waar?
Doch von Elsbach deed een schrede terug en zeide
op ernstigen en beslissenden toon
Het spijt mij zeer, mijnheer Loran, maar ik
ben niet vrij meer. En zelfs indien ik nog vrfj was,
zou het in strijd zijn met mijn eergevoel, om de
echtgenoot te worden van een jonge dame, alleen
omdat ik hierdoor tot een zeer voordeelige schikking
kan komenIk ben zeer gelukkig ën mijne
verloofde is Bertha Hendriks,
Wat riep de majoor nu, buiten zich zei ven
van verbazing, wat, de zuster vanvan dat jong-
mensch. de dochter vaneen veroordeelde Maar
nu schorst g(j toch zeker?
Met zulke ernstige zaken schorst men nimmer,
mijnheer de majoor. Ja, ik wil het eerlijk bekennen
er is een oogenblik geweest, waarop die gedachte
mi) dreigde te verpletteren, doch ik wilde niet laf
en wreed z(jnMag men de kinderen laten
boeten voor de afdwalingen hunner ouders, of om
gekeerd? Is dat niet onrechtvaardig, niet onmen-
schelfjk. En ik, mijnheer Loran, ben ikzelf niet de
zoon van iemand, die zich door misdadige middelen
heeft meester gemaakt van een erfenis En toch
biedt gil voormalig Pruisisch officier, m(j de hand
uwer dochter aan? Ben ik dan beter dan Frits
Hendriks, wiens vader zich een luttel bedrag in
geld toeëigende Integendeel, Hendriks vader werd
door den nood gedreven, hjj handelde in een toestand
van vertwijfelingBjj m|jn vader was het slechts
hebzucht, gouddorst, verlangen naar onafhankelijk
heid Wie van beiden verdient een strenger
vonnis? Oordeel nu zelf/
De majoor wist niets te antwoorden. Om zijne
verlegenheid te verbergen liep h(j met groote schre
den in het salon heen en weder.
Op dit oogenblik trad zacht een lakei binnen.
Mijnheer de baron, mtjnheer Brauning wenseht
u te spreken.
Ah, het zal mij zeer aangenaam zijn? Laat
mijnheer Brauning binnenkomen.
En toen de advocaat binnentrad, zagen beide heeren
hem in groote spanning aan. Zfl vermoedden dat
h(j belangrijk nieuws medebracht.
Nauwelijks hadden zij elkander begroet, of de
rechtsgeleerde zeide op triomfantelijken toon:
Mijnheer Loran, Frits Hendriks, de verloofde
van uwe dochter, is onschuldig aan den diefstal,
waarvan men hem had beticht, men heelt den waren
dief ontdekt.
God z(J gedankt riep von Elsbach. Wat zal
Bertha gelukkig zijn.
Doch majoor Loran wendde zich af, zonder iets
te zeggeen en begon met groote heftigheid een
marsch op de vensterruiten te trommelen.
Om Braunings lippen speelde een glimlach, hij
vond het een goed toeken, dat de oude soldaat niet
driftig was begonnen uit te varen.
Men zal hem elke voldoening verschaffen, die
men iemand in zulk een ernstig geval kan geven.
Men zal hem aan een bank te Weenen een schitte
rende positie aanbieden; en de zwaar beproefde
jonge man verdient dat ten volle. Hfl is bekwaam,
heeft karakter, is eerlijk en onomkoopbaar, Zfln
toekomst is verzekerd.
Het tempo van den marsch werd steeds gematigder
en zachter, tot langzamerhand de melodie geheel
wegstierf.
En nu keerde majoor Loran zich om, en voegde
zich weder b(j de andere heeren. Er lag een ei
genaardige uitdrukking op dat oude krfjgsmansgelaat
MQnheer de baron, zeide hfl, gij kunt u verzekerd
houden van mijne bijzondere hoogachting... Vergeef
mijne.dwaze plannen van zooeven. Maar ontlast
m|j van een ernstige zorg; Waar zflt gij vooti
mens heen tegaan?
- Ik zal hier in den omtrek een klein landgi
koopen, ik bezit nog een niet onaardig kapitaal,
ik van mijne grootouders erfde. Daar zal ik t
mijne Bertha gelukkig en tevreden leven. Eqi
het oordeel der wereld bekommer ik mij niet,
ondervinding heeft mij geleerd, dat da opinie i
menschen niet altijd de ware is.
Nu, dan zult gij ongetwijfeld gelukkig z*
baron. En nu zag de majoor den advocaat aan
vervolgdeEn gij mijnheer Brauning, zult wel 1
goed willen zijn m(j bfl Frits te brengen. Ik git
dat ik hem niet heel ver van u zal behoeven
zoeken. Ik moet met hem spreken.
Kom maar met mij mede, majoor. En ikm
nog iemand die ik van den onschuld van den jont
man zou willen in kennis stellen. Daarginder
de villa der Goldmann's. Mevrouw Cerlina u
het vooral ook weten.
Een paar dagen later zat Johanna Loran op hi
kamer aan hare schrijftafel. Z|j schreef een
scheidsbrief aan de eenige vriendin, die zfj in Berlj
had, doch die thans met hare ouders uit de st
was,
„Ik ben thans wat men noemt een r(.
erfgename" schreef zfl onder anderen. Maar j
maakt volstrekt niet gelukkig. Alleen verhei
het mi) terwille van mijnen ouden vader. G|j w
dat ik nooit heb opgehouden Frits Hendriks lief
hebben. En nooit, dit heb ik m)j zelve en mfln
God gezworen, zal ik de echtgenoote van eenantjjl
worden.... Tot zoover was Johanna met hui?
brief gevorderd. Doch op dit oogenblik hoorde
voetstappen in de voörkamer. IJlings liep zfl J
heen, de majoor stond voor haar. Vader, einde))
zflt gfl dus weder hier zeide zfl half treurig, hi.
verheugd. ~e
- Ja, eindelijk. En ik heb een bruidegom vol:
u medegebracht, Gfl zult met den baron trouw»
en alles is zoo goed mogelijk geschikt. Bl
Johanna bleef volkomen bedaard. Bflna uitdaget
wees zfl naar den brief. fce
Daar kunt gfl lezen, wat ik zooeven heb gall
schreven. Ik schreef, dat ik nooit... be
- Och, wat, laat uw bruidegom dat dan zelf mif S
lezen! lachte de majoor. En wees nu niet «sv
onbeleefd, hem zoo lang ts laten wachten. Hfl 8c
vol verlangen, om zfln bruid te omhelzen. mi
En nog voor Johauna een woord kon sprekende
haren vader kon afweren had deze zfln arm om hu
heen geslagen en marcheerde in den stormpas ui.
haar naar de woonkamer. Zoo neem ze jnu tt*®
tweede male, uwe bruid die u absoluut niet té®
liefhebbenMaar het helpt niets, zfl moet.
Geheel in verwarring gebracht sloeg Johanna d5®'
oogen op en uitte een jubelkreet. SB'
- Frits, groote God, gfl, gfl {T(
En nu lag zfl in zflne armen aan zfln hart s'f
hunne oogen ontmoeten elkander in een lang/G
blik vol liefde en teederheid. Zfl spraken niet ve4!'
want de hoogste vreugde is stom evenals de diepstil
smart. iqi
De majoor had intusschen onhoorbaar de kamd*!
verlaten. Herhaalde malen bracht hfl zfln zakdoew
aan de oogen- Ik begrflp niet wat ik daarin h»/6
gehregen, Dromde hfl in zich zeiven. Het zal rooUt
of stof zfln van de lange reis.
En terwfll zfln blik afdwaalde in de richting vul.
de woonkamer vervolgde hflWat zullen zfl gelukklC
zfln daar op dat prachtige landgoed, en welk ei?
schoon leven gaan ze tegemoet. Die von Elsbach u
zflne bruid zfln lieve menschen. Ja, werkelflk.
En zoo was ook voor deze trouwe harten wed»,*1
een zonnige lente ontwaakt. De liefde, de oprecht
trouwe liefde, had hier, zoowel als op het Iandgoi(u
bfl Weenen de zege behaald over al de donkere wol?
ken die den levensweg dezer jonge menschen dreigde:"
te verduisteren, en over het blinde vooroordeel ei"
de koude opvattingen der wereld. Een toekomst?
vol rein, stil geluk breidde zich voor hen uit. Gwn"3
schaduw zou meer de zon van hun geluk varduls'®
teren.
Op den dag toen Von Elsbach met Bertha in hitj
huwelijk trad; wierp hfl de aanteekeningsn vu
Bron in het vuur. Toen het laatste stukje papin,,
tot stof en asch was verteerd, zeide von Elsbach off
ernstigen toonNu voorwaarts, een nieuw leveoj
te gemoet, met Gods hulp/ En vergeten wfl voor
altfld de bittere uren, ons allen bereid door hitC
Geheim van den Grflsaard I ei
EINDE.
Snelpersdruk - LANGKVELD DE ROOU-TsxiT
1
1
"ETS 18 1