een flinke dienstbode.
^KASTPAPIER,
30 CENT! BON!
VERLOVINGS-
Voor dl schoonmaak!
Gekookte HAM en
Gekookte METWORST,
Het slimme
Transvaalsche Boertje,
RIHGRIJDERIJ
Onze likeuren zonder alcohol,
Bruiloftsliederen, enz.
Feuilleton.
De Zaakwaarnemer.
Volksweerbaarheid,
Aanbesteding.
Gevraagd
Firma H. DE WIEDT,
Ph. VLESSIHG.
Café-Logement-Biljart,
Kanaalweg l\l°. 156,
M. ZIJM Jz.
De TRANSVAAL-BON
De Boeren met Engeland.
en Ondertrouwkaarten,
OOSTEREND.
Het vervoeren van sloot- en het af-
slegten van den greppelgrond.
die uitmunten door fijnheid van smaak
LANGEVELD DE R00IJ.
verkrijgbaar bij C. VISSER, Slager.
De ondergeteekende bericht zijn' vroe-
geren plaatsgenooten dat hij het
voorheen bewoond door zijne moeder, de
Wed. JOH. ZIJM, heeft overgenomen en
beveelt zich beleefd bij het publiek aan.
Prompte bediening.
Goede consumptie. Billijke prijzen.
SW" voor de lezers van dit blad.
LANGEVELD DE ROOIJ.
met paard en tilbury, bereden door Dame en Heer,
te OOSTEREND OP TEXEL,
Propaganda-vergadering op Zaterdag' 26 Mei
's avonds 8 uur, in liet lokaal van den Heer
KOPPEN.
Toegang vrij voor personen, boven de 16 jaar.
HET BESTUUR.
Het Bestuur van bet "Waterschap de 30 Gemeen
schappelijke Polders op Tesel, zal op Zaterdag'
26 Mei 1600, 's morgens 10 ure, in den polder
het Noorden, op de kavel afkomstig van W.
Koniig bij Oost aanbesteden:
Adres te bevragen bureau van dit blad.
zijn te verkrijgen bij de Heeren:
P. BOON „TIRr W. DUINKER )w
C. WITTE) ±SIJKG' J. PLAATSMAN)WAAL'
M. DE WAARD, Oudeschild.
Mej. Wed. J. BROUWER, Oosteeend.
IIARLEVGEIV.
Likeurstokerij Bitterfabriek
„de Nijverheid."
verkrijgbaar bij
is ondergeteekende ruim voorzien van Karpet
ten, Vaste Kleedengoed, Loopers, wollen en zeil,
Matten, Kleedjes, Vitrages, Banden, Koorden,
Gordijnkatoen en Gordijnfranje en Kant.
Tevens ruim voorzien van de nieuwste Zomer
mantels. Contant 5% korting.
Aanbevelende, UEd. Dw. D.,
Aanbevelend,
UEd. Die. D.,
Helder, Mei 1900.
groot, folio plaatwerk voor ouden en prenten
boek voor de kleinen, geestige illustraties en
leuke, aardige bijschriften. Hierin ook de grap
pige MUILEZEL-IIIS TORIE.
30 C©nt s^ec^ts ^et h'aaie uitgevoerde
prentenboek; voor bet mooiste
boek over den Oorlog van
Een nieuw pas verschenen gloednieuw boek
inplaats 60 ct. tlians voor de lezers van ons
blad slechts 80 cent.
op Maandag-, den éden Juni 1900 (2en Pink
sterdag), des nam. te 3 uur, opgeluisterd door
muziek.
Keurige prijzen; inleggeld f 0,50.
Aangiften tot een beperkt getal vóór den
len Juni, bij den Heer W. KOPPEN.
De Commissie.
worden spoedig en net tegen billijken prijs
geleverd door
LANGEVELD DE ROOIJ.
3.
Maak toch om Godswil geen geraas, zeide
eene fluisterende stem, hij is gekomen en slaapt
hier vlak onderhij kan pas ingeslapen zijn.
Zijn licht was al voor een half uur uit,
antwoordde eene stem uit den boom, zoo een
mormeldier heeft geene reden om wakker te
blijven.
Een mormeldier, wel dat alsof ik niet
wakker was.
Lieve Gustaaf, denk eens hoe ik gekweld
benvervolgde de stem, aan tafel dronk vader
mijne gezondheid en ik moest met hem klinken
Hemel, hoe verfoei ik hemMorgen zal hij
mij misschien als zijne bruid behandelen, mij
Jetje noemen en geschenken geven. Och, hoe
ongelukkig ben ik!
Ziet gij, jliefste Jetje, dat komt van onze
geheimhouding. Hadden wij maar gesproken
eer die verwenschte neef kwam, dat had uw
vader zich misschien laten overhalen, zijne
gegeven belofte terug te nemen.
Neen, neen, dat zou hij niet gedaan hebben,
hij houdt te veel van zijn broeder en hij zal
alles doen om de overeenkomst te houden, die
zij elf jaren geleden omtrent hunne kinderen
hebben aangegaan.
Had de kerel toch maar onderweg de hals
gebroken Maar zulk een mensch kan de wereld
rondreizen en krijgt nog geen ongeluk, zeide
Gustaaf. Maar nu hij eenmaal hier is, zal ik
hem wel wegkrijgen, ik maak twist met hem,
ik daag hem uit, hij moet met mij vechten
een van ons beiden zal op de plaats blijven.
God beware ons, lieve Gustaaf, hoe kunt
gij mij mot zulke taal bedroeven. Ben ik niet
ongelukkig genoeg "Wilt gij mijn kommer nog
vermeerderen Overal zie ik niets dan ongeluk,
nergens troost, nergens redding.
De arme Henriëtte weende, ik kon booren
hoe zij snikte. Nu begreep ik waarom zij zoo
bleek en zoo stil was. Zij was met mij verloofd.
Vergeef mij, ik weet nauwelijks wat ik
zeg! Houd moed, ween niet; de hemel zal ons
niet verlaten wij zullen wel een middel vinden
om uw vader over te halen en welk verstandig
mensch zal met geweld een vrouw willen nemen
Met hem zullen wij wel klaar komenhij moet
teru gtreden.
Ach Gustaaf, daarom is hij niet hier ge
komen. Zijn vader heeft uitdrukkelijk geschreven
dat hij hier kwam om om voor de bruiloft
kennis te maken, want dat het nu wel tijd was
ik kan er niet aan denken of ik word
wanhopig.
Hoe ziet hij er toch uit P naar wien
gelijkt hij
Hij ziet er geheel anders uit dan toen hij
nog een knaap was, hij is geheel anders dan
toenhij is veel knapper gewordenhij is nu
een schoon man.
Het meisje heeft smaak, dacht ik.
MooiIk wensch u geluk. Aan knappe
lieden raakt men van lieverlede gewend, en
eindelijk schikt men zich in het lot, niet waar
Gustaaf, meent gij dat in ernst zeide
Henriëtte met eene stem, die een steen zou
getroffen hebben, als deze gevoel had.
O, Henriëtte, engel van geduld Hij boog
zich naar voren, ik geloof, dat hij hare hand
greep en kuste.
Neen, gij behoeft waarlijk niet jaloersch
op hem te zijn, vervolgde het meisje, want men
ziet hoe lomp hij !b; men zou niet gelóoven,
dat hij ooit onder beschaafde lieden verkeert
heefthij eet als een dorscher, en gij hadt hem
moeten zien drinken. Hansje had er schik in
om hem te schenken; ik geloof dat hij alleen
wel twee fiesschen wijn gedronken heeft. En
daarbij sprak hij geen woord. Neen, hij is mij
een walg, maar vader schijnt zeer met hem
ingenomen en prees hem, toen hij weg was.
Lieve Gustaaf! wat zijn wij toch ongelukkig.
Zou ik die smet op mij laten zitten, dat
ik een vraat, een dronkelap en een lomperd
was? En had nicht Hansje den spot met mij
gedreven, met haar lief bakkesje! Ik was daar
mooi aangeland.
Morgen zal ik uwen vader spreken, zeide
Gustaaf, hij bemint u, hij zal niet doof zijn
voor onze smeekingen en het onmogelijke niet
van u begeeren. NVat kan hij tegen mij hebben
Spoedig zal ik in staat zijn eene vrouw te
onderhouden; mijne familie staat met de zijne
gelijk, mijn vader is niet ongegoed, en mijn
stand voldoende. Geef uwe toestemming, Hen
riëtte, dat ik hem om uwe hand vraag. Alles
zal nog goed gaan.
Ach Gustaaf! gij kent vader niet; hij zal
volstrekt willen, dat ik mijn woord houd. Zijn
woord is hem heilig, hij heeft nog nooit zijn
woord gebroken. Toen wij verloofd werden
was ik een kindach Godwat zal er van mij
worden
Boud moed. God zal ons niet verlaten.
De gelieven troostten elkander nog eenigen
tijd, maar zoo zacht, dat ik er niets van kon
verstaan. Bij den eersten schijn van den dag
pakte ik in stilte mijn goed bijeen, maar het
gesprek boven mij duurde voort. Ik ging weder
aan het venster staan.
Hoe lang blijft hij nog? vroeg Gustaaf.
Ik weet het nietmisschien slechts eenige
dagen. En toch is hij nog onze eenige hoop,
zeide Henriëtte. Morgen zal ik alleen met hem
sprekenhet moet tot eene verklaring komen.
Ik zal eene samenkomst in den tuim met hem
afspreken, als gij belooft niet jaloersch te zullen
zijn, voegde zij er schalkachtig bij, hetgeen
haar allerliefst stond, althans dit verbeeldde
ik mij.
Het is hard, dat mijn medeminnaar mijn
plechtanker moet zijn, zeide Gustaaf. Welnu,
spreek met hem, Henriëtte! maar als dit ver
geefs is
Dan maarGa nu, laat toch niemand
u hier zien.
Tot morgennacht ten een ure. Slaap
wel, Henriëtte!
Wees voorzichtig tot morgen vaarwel
Gustaaf klom naar beneden met eene vlug
heid, die bewees, dat deze weg hem zeer goed
bekend was; toen hij omlaag was, hoorde ik
het venster toemaken.
Nu was het mijne beurt om in den boom te
klimmen, Gustaaf had mij den weg gewezen.
Wat is dat voor een man toch, die Gustaaf?
Arme Henriëtte, die naar baar eigen zin ge
kozen beeft, en toch aan iemand zal gekoppeld
worden, die schrijft: Hebbe ontvangen uwen
geeërden van den 5 laatstleden, en die te huis
blijft, en zulk een meisje alleen laat, omdat hij
wat verkouden is. Wij leven toch in een zon
derlinge wereld, de dag begint al mooi aan
te komen en heden wilde zij mij spreken,
ik was haar eenigste troost, het zou tusschen
ons tot een verklaring komen de duivel hale
mij als ik wegloop bij dat vooruitzicht. Maar
och wat, niemand kent mij, de neef komt eerst
over acht dagen, ik kan nog wel een dag
blijven, het noodlot heeft mij hier gebracht,
het zal mij wel weer wegbrengen, ik laat
Henriëtte niet in den steekook wil ik
mij wreken aan nicht Hansje, die mij onder de
tafel wilde drinken; ik zal de geheele familie
bewijzen, dat ik in Hamburg geleerd heb hoe
ik mij behoor te gedragen, en dat ik geen
lomperd, geen vraat, geen zuiplap ben. Mijne
eer is er mede gemoeid ik blijf. Maar
als zij mij nu gaan uitvragen? Nu, als het al
te erg wordt, laat ik mijn reiszak in den steek,
loop even de deur uit en kies het hazenpad,
maar dat heeft geen nood, bovendien weet ik
dan den weg, en nu weet ik niet of ik rechts
of links moet gaan. Den volgenden avond
vaarwel lieve familie, verplicht voor uwe kennis
making. Wat zijn die meisjes tooh intrigante
duiveltjes, maar wacht, ik zal mede intrigeeren.
Onder deze alleenspraak had ik mij weder
ontkleed en was naar bed gegaan, en spoedig
sliep ik zoo vast alsof ik hier behoorde en de
gehate neef zelf was.
(Wordt vervolgd)
Gedrukt by LANGEVELD DE ROOIJ, Texel