N°. 1407.
Donderdag 7 Maart.
A0.
Nieuws- en
Advertentieblad.
Binnenland.
Dit blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Advertentiën vóór 10 unr op den dag der nitgave
ABONNEMENTEN en ADVERTENTIËN worden aangenomen bij de Uitgevers LANGE VELD DE ROOIJ, ParkstraatBurg op Texel
3§l
V. O J
Inrichtingen, welke Gevaar,
Schade of Hinder kunnen veroorzaken.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS dei-
Gemeente Texel brengen ter openbare kennis,
dat het verzoek van de Firma Gebroeders DIJT
te dest Burg, om in het perceel, kadastraal
bekend in Sectie K, No. 1332, eene koeken-
brekerij en houtzagerij, gedreven door een
pretroleum-motor, te mogen oprichten, door hen
is ingeivilligd, voorloopig tot 26 Mei 1902.
TEXELSCHE COURANT
Abonnementsprijs per 3 maanden
Voor den Buks 30 Cts. Franco per post door ge
heel Nederland 45 Cts. Naar Amerika en andere
landen met verhooging der porto's.
Prijs der Advertentièn
Van 1 tot 5 regels 30 Cts. Iedere regel meer 6 Cts.
Groote letters en Vignetten worden naar plaatsruimte
berekend. Bewijsnummers 2 Cts. per nummer.
Texel, den 4 Maart 1901.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
G. A. Hajekius. C. Keijser Pz., L.-B.
TEXEL, 6 Maart 1901.
Zaterdag vertrokken de jongelingen van
hier, 'die in October jl. een dienstplichtig
nummer trokken, naar Den Helder om te
worden ingedeeld. Wij meenen onzen lezers
geen ondienst te doen met te vermelden wat
de uitslag van die indeeling voor genoemde
jongelingen is geweest.
Geplaatst werden: bij het 4e ïegiment
Vesting-Artillerie to Helder: JohannesZijm,
Lodewijk Vermeulen, Gerrit Arie Platvoet en
Johannes Cornelis Witte
bij het 2e regiment Huzaren te Haarlem
Arie Dop (is met verlof tot later oproeping),
Cornelis du Porto (in dienst gesteld);
bij de ZeemilitiePieter Burger, Jan
Brouwer en Willem Schuil
bij de Grenadiers en Jagers te 's-Graven-
hage Reijer Albert Keijser
bij het corps Torpedisten te BrielleJan
Kooger
bij de Genie te Utrecht: Willem Hendrik
Dalmeijer en
bij het le regiment Infanterie te Helder.1
Hendrik Boon.
Nog niet ingedeeld werd, wegens ziekte
Meijert Jacob Hoogerheide.
Zaterdag had in 't hotel „Texel" de aan
gekondigde Transvaallezing plaats.
Door den heer L. J. Kikkert, daartoe, naar
ZEd. mededeelde, door den spreker van dien
avond verzocht, werd de vergadering met een
kort woord geopend. Spr. wees er op, dat de
dagbladen ons wel op de hoogte houden van
den oorlog in Zuid-Afrika en de belangstelling
in den strijd zeker groot is, die berichten echter
zijn in den regel zeer onvolledig en dikwerf
minder vertrouwbaar, zoodat verwacht mocht
worden, dat de belangstelling groot zou zijn
iemand te hooren over die zaken, die uit eigen
ervaring kon spreken, daar hij zelf aan dien
oorlog had deelgenomen. Spr. betreurt het,
dat de opkomst niet grooter is.
De heer Hartog hierop het woord verkrijgende,
herinnert aan de vervolging der Hugenoten in
Frankrijk, een onrechtvaardige daad, waardoor
dat land tal van nijvere burgers verloor en
welks naweeën zich nog lang daarna deden
gevoelen, ook bij den oorlog in Zuid-Afrika zai
het ongetwijfeld blijken, dat de vele Boeren
niet voor niets gevallen zijn in den strijd.
Reeds nu oefent zij een grooten invloed uit op
het rechtsgevoel der volkeren. Overal buiten
Engeland wenscht het volk dien oorlog te
beletten, doch de regeeringen houden zulks
tegen, het gevoel voor recht wordt bij het volk
meer ontwikkeld en komt niet alleen voort uit
stamverwantschap, want voor 'den oorlog was
Zuid-Afrika bij vele Europeesche volkeren een
onbekende.
In Engeland is de schandelijke veroverings
oorlog populair en de meerderheid schaamt
zich er niet over.
De militairen van beroep acht ik in vredestijd,
vervolgt Bpr., doch aan dat beroep is eene zeer
donkere zijde, de soldaat moet blindelings ge
hoorzamen, ook al komt zijn gevoel voor recht
er tegen in opstand.
De Engelsche soldaten behooren voor een
groot deel tot het uitvaagsel der maatschappij,
wier rechtsgevoel weinig ontwikkeld is, doch
onder de officieren zijn er vele, die waarlijk
„gentleman" zijn, echt ridderlijk en die gevoelen,
dat zij het werktuig zijn van een Chamberlain
en dergelijken, voor hen is de keuzevervolg
uw duivelswerk of neem ontslag. Hoe zullen
zij het hebben met hun geweten, nu ze weten,
dat het geen gewone oorlog is, doch een oorlog
van macht tegen recht.
Na deze inleiding wijst spr. er op, dat er nog
bij velen een verkeerd begrip bestaat omtrent
de Boeren ot Afrikaners. In tijdschriften, enz.
ziet men dikwerf de gewone inboorlingen als
Afrikaners voorgesteld en onwillekeurig is men
door die afbeeldingen gaan meenen, dat dit de
eigenlijke Boeren zijn. Verre van dit evenwel.
De Boeren zijn blanken, in hoofdzaak afstam
melingen van hen, die zich er vroeger vestigden
en wat door die tijdschriften wordt afgebeeld
zijn Kaffers, Zoeloe's, Bazuto's, enz.
Wanneer de Kaffer, zooals de Engelschen doen,
min of meer als gelijke van den blanke wordt
behandeld, wordt hij gevaarlijk. Ofschoon hij
gewoonlijk leeft van maïs en kafferkoorn, het
welk zeer goedkoop is, zoodat hfj van zeer
weinig verdienste kan leven, is hij zeer ver
lekkerd op vleesch en wanneer hij ossen of
schapen kan slachten, is hij het verscheurend dier
gelijk. Men moest, zegt spr., zooals ik, de
Kaffers hebben gezien bij zoo'n maaltijd en men
is ten volle overtuigd, dat men zulke wezens
niet als zijn gelijke kan behandelen. Als wilde
dieren vallen ze op het nog warme levende
vleesch aan, roosteren het een weinig boven
een vuur en eten het daarna op. Alles, ook
pens, longen, enz. is van hun gading en zij
eten dan zooveel, dat zij gedurende de eerste
2 h 3 dagen niet kunnen werken.
Uiterst gevaarlijk is de Kaffer, wanneer hij
zich te buiten is gegaan aan het rooken van
Dagga, eene soort wilde hennep, die hen tijde
lijk krankzinnig maakt en ook, hoewel in mindere
mate, wanneer hij dronken is door het gebruik
van kafferbier, vervaardigd uit maïs. Wanneer
hij in zoo'n toestand een kirie (knots) weet te
krijgen, is men zijn leven niet zeker. Met de
kirie kunnen de Kaffers uitstekend terecht en
met dat wapen weten ze zelfs de zoo vlugge
steenbok do pooten stuk te werpen en deze
dieren op die wijze te bemachtigen.
Spr. was zelf met nog 3 k 4 andere blanken
gedurende 3V-j jaar sectie-opzichter bij het maken
van de lijn PretoriaStanderton en had toen
een 3 400 Kaffers onder zijn bevelen, hij heeft
deze toen uitstekend leeren kennen, maar Afri
kaners zijn geen Kaffers.
Het le kanon door de Boeren gemaakt was
van hout, doch was spoedig uit elkaar gebarsten.
Een eenvoudige boer wist later een kanon te
maken van wielbanden van ossenwagens en in
1880 werd dit kanon nog gebruikt te Potchef-
stroom, terwijl het later werd bewaard in het
museum te Pretoria, thans zal het zeker wel
door Lord Roberts zijn meegenomen als ver
overd kanon.
Spreker herinnert hierna even aan het gebeurde
bij Slagtersnek, waar in 1816 eenige Boeren
wegens rebellie door de Engelschen werden
opgehangen, welk feit door de Boeren steeds
in de herinnering voortleeft en om wraak riep,
verder ook aan het vermoorden van emigranten
door het kafferhoofd Dingaan bij Mooirivier in
Natal, aan Amajuba, Bronsneck, enz., om
daarna meer in het bijzonder te spreken over
zijn eigen verblijf in Zuid-Afrika. Gaat de reis
naar Pretoria nu betrekkelijk gemakkelijk door
de verbinding per spoor met Lorengo-Marquez,
enz., toen moest spr. met vrouw en 5 kinderen
nog de reis doen per ossenwagen, een reis
langzaam en zooals bleek niet van gevaar ont
bloot. Gedurende een drietal dagen en twee
nachten leed men aan gebrek aan water, mensch
en dier waren verdorst en de ossen kon men
slechts met veel moeite voortdrijven 29 dagen
had men noodig om van Ladysmith naar Pretoria
te rijden.
Spr. nam deel aan den slag bij Doomkop,
een paar uren van Johannesburg gelegen, in
1896, toen dr. Jameson een inval in Transvaal
deed en vraagt spr., wat deed men met die
Jameson en zijn bondgenooten P Werden ze
evenals de eenvoudige boeren bij Slagtersneck
gedood, een straf zeker alleszins verdiend voor
hun groot verraad? Neen, de schurken werden
gespaard, de Boer is edelmoediger.
Begin Oct. 1999 moest men opnieuw naar de
wapens grijpen om zich te verdedigen tegen
de Engelschen. Wat deden de Boeren bij
Dundee, toen de Engelschen in hun overhaasten
vlucht zieken en gewonden moesten achterlaten?
Dachten zij toen aan de schandelijke handel
wijze der Engelsche lanciers bij Elandslaagte
en joegen zij de vluchtelingen na, om er zooveel
mogelijk te dooden Neen, op bevel van
generaal Joubert liet men ze vluchten en be
moeide zich eerst met de dooden en gewonden.
Was men de vluchtenden gaan vervolgen,
hetgeen door vele Boeren werd gewenscht,
ze zouden zich niet in Ladysmith hebben kunnen
nestelen en die plaats en Pieter-Maritsburg
zouden spoedig in handen zijn geweest, terwijl
Durban met zijn goede haven weldra zou zijn
gevolgd.
Volgens sommigen was het edelmoedigheid
van generaal Joubert, volgens anderen echter
was het, omdat deze te Engelschgezind was.
Spr. is ook van laatstgenoemd oordeel.
En hoe werd de edelmoedigheid der Boeren
beloond Vrouwen en kinderen werden uit
hunne woningen gehaald, tot de vechtlinie
gebracht en dan weggejaagd naar hunne mannen
en vaders.
Na de pauze, die nu werd gehouden, deelde
spr. mede, hoe op 28 Sept. 1899 zijn jongste
zoon, 17 jaar oud, de eerste was uit zijn gezin
die werd opgeroepen om uit te trekken, ter
verklaring deelde spreker mede, dat de le
lichting steeds bestaat uit hen, die nog nimmer
zijn uitgetrokken en hijzelf en zijn oudere zoon
reeds vroeger hun diensten aan den lande
bewezen.
Omdat men dit zoo verschrikkelijk vond, dat
juist hij, die bovendien nog niet goed kon
schieten moest uittrekken, ging sprekers oudste
zoon in diens plaats. Een paar dagen later
moesten echter allen uittrekken, terwijl zijn
oudste dochter dienst nam bij de ambulance en
o. m. een tijdlang behoorde bij die van dr. Ling-
beek bij Ladysmith.
Als een bewijs hoe onverwacht de Engelschen
Dundee hadden moeten verlaten deelde spr.
mede, dat in vele huizen de tafels nog gedekt
stonden met de verschillende gerechten er op,
terwijl er op een der pleinen nog een malle
molen stond met het paard er in, zoodat men
er zoo maar in kon gaan draaien.
Spr. nam deel aan den strijd bij Ladysmith
en maakte deel uit van een escorte belast met
het transporteeren van gevangenen vandaar
naar Pretoria. Toen was spreker duidelijk
gebleken hoe Engelschgezind vele inwoners
van Bloemfontein waren, daar men moeite had
er voor te zorgen, dat de gevangenen niet
werden bevrijd. Bij Ladysmith werd spreker
gewond en men had hem zelfs als vermist op
de lijst gesteld men stelle zich de schrik zijner
dochter voor toen hij plotseling voor haar stond.
Een van zijn zoons bevond zich bij het corps
onder bevel van den Prauschen Villebois. Toen
dan ook het bericht kwam, dat dit geheele corps
vernietigd was, werd hij door ons als een doode
beweend. Gelukkig echter bleek later, dat hij
met een makker nog hadden weten te ontsnappen
en zeer vermoeid en met gescheurde kleeren
kwamen ze op hun afgematte paarden te Pretoria
terug.
Later nam hij deel aan het verkennerskorps
van Theron. Aangezien echter zijn paard afge
reden was en hij geen nieuw had, had hij moeten
terugkeeren.
Spr. zelf werd belast met het uitzetten der
Engelschen uit Transvaal moest ter begelei
ding meermalen den tocht naar Komatipoort doen
en kreeg daardoor de Komatiekoorts. Zijn jongste
zoon was bij de verdediging van de Water
werken van Pretoria.
Allen werden we gevangen genomen en
weldra naar East-Londen vervoerd, waar reeds
mijn andere zoon zich als gevangene bevond.
Ze werden naar Vlissingen vervoerd en ont
vingen daar van den consul een vrfjbiljet naar
Amsterdam en f 2 per persoon. We staan hier
nu, zegt spr., zonder huis, zonder land, doch
steeds hopen we, dat de Engelsohen zullen
mogen worden verdreven en wij weer naar
Zuid-Afrika zullen kunnen terugkeeren en met
'dezen wensch «luit ik mijn lezing.
Een daverend applaus was het deel van den
spreker voor zijne onderhoudende lezing, die
door allen met groote aandacht was gevolgd.
Op werkelijk keurige wijze werden daarna
door den jongsten zoon van den spreker een
paar aardige voordrachten in het Transvaalsch
ten beste gegeven, die een daverend applaus
uitlokten.
Door den heer Kikkert werd hierop de ver
gadering gesloten.