VOLKSHARMONIUMS Prima Stroomatrassen, DIENSTBODE, Eenig adresJOH. DE HEER, Rotterdam Alleen verkoop voor Nederl. en Koloniën JOH. DE HEER, 1, Rotterdam, Noordmolenstr. 71. Feuilleton* In eer hersteld. een flinke MEID PLEGING's VERF, lak, stopverf kwasten. KASTPAPIER en KASTRANDEN. 1 voor één dubbeltje daags. ORGELS Eindelijk gevonden! WORDT GEVRAAGD C. WITTE Jz., Cocksdorp. Steeds in voorraad per stel f 2.50. K. ZEGEL Fz. tegen goed loon. Boekhandel Parkstraat. I Vraag uitvoerig Prospectus en prijzen gratis. Termijnbetaling I van af f 3 's maands. I Vraag Prospectus gratis eu franco. wegens sterfgeval in de familie in de Kaasfabriek „de EendrachtKOEGRAS bij Deh Helder. Loon f 3,50 per week. J. F. KOORN. Ruim voorzien is Aanbevelend, DROSKievit vraagt een" flinke Hofstede „Bland en Berg" te Eierland Fijn wit Kastpapier, groot formaat, p. boek 45 ct. per 5 vel 10 cent. Klein formaat, per boek 20 cent, 6 vel 5 Mooi blauw Kastpapier, per boek 40 cent. 6 vel 10 Thans voorhanden Groote voorraad WITTE en GEKLEURDE K A .VI' li A DE.\, keurige modellen diverse soortenuiterst lage prijzen. Behalve mijne bekende duur-1 dere fabrikaten, heb ik nu de- j gelijke ontvangen, in eenvoudige sier lijke kasten, degelijk vau con structie en verrassend van toon, in 20 verschillende soorten-, van af f 40.— en hoogcr. Geendraaiorgelsofa u torna ten, doch daar er een Handleiding voor zelfonderricht gratis wordt bijgevoegd, is elkeen in staat om het te loeren. Levering franco Station, met 5 jaar garantie eu fraai geborduurde toetsenlooper. Dus voor een dubbeltje daagsp een geheel gezin gelukkig. Zonder eenige muziekkennis kan men met be hulp van dit Wonderklavier alle Psalmen en Gezangen volgens het bijgevoegde Koraal- boek in volle accoordev, zelfs in zeven verschillende toonaarden spelen. Onmiddellijk op het eerste gezicht Geen letter- of cijferaceoord methode, geen automaat Kan op elk Orgel of Piano gebruikt worden. Uit het Fransch door P. L. 8. "V" Het ideaal van Mariol. Yan voor het aanbreken van den dag geschei den, kwam men slechts laat in den avond weer bijeen. Er was geen eten gekookt. De haard was koud. Eerst moest men de kinderen zoeken. De één in de bewaarschool, de ander in de krib. Arme schapen, wat hadden we ze al in langen tijd niet in het volle zonlicht omhelsd. „Maar hunne moeder „Had zij den tijd Moest zij niet gauw vuur aanmaken, haastig soep kooken en de kléeren oplappen Daarna sliep zij uitgeput van ver moeidheid, bibberende van koude, eenige uren en begon bij het aanbreken van den dag weder opnieuw. Op zoo'n manier gaat de kleur er gauw af. De wang wordt hol, het oog dof. De mond verleert te lachen. O, ik zou mij de vuist afhakken, opdat het anders ware. Ka het werk zou het goed zijn een klein thuis te vinden, een goeden maaltijd, flinke en lieve kinderen. De mijnen kennen nauwelijks hunnen vader. Mijne vrouw heeft alle netheid, alle zorg voor zichzelve, verloren. Het is niet meer mijne Catharina, neen, het is vrouw Mariol, bijna oud. Dau heb je nog mijne ellendige woning. Die walgt mij, ik schaam mij en ik ontvlucht haar." „Maar, ongelukkige „"Wel ongelukkig, want ik heb geworsteld voor het welzijn van hen, die ik bemin en dat is zeker ik kan niet ik kan er mij niet uitredden ellende tot in eeuwigheid En hef is nu betrekkelijk nog niets. Maar in de toe komst als wij oud zijn. Begrijpt gij het nu Met die denkbeelden in het hootd, met woede in het hart, ben ik wijn beginnen te drinken, het doet mij vergeten, geeft mij dronkenschap en dan droom ik. Slechts als ik droom ben ik gelukkig." Terwijl Mariol zoo sprak, was er in de uit drukking van zijne stem, een zoo smartelijke overtuiging, een zoo eerlijke oprechtheid, dat men met zekerheid kon zeggen, dat de arme jongen de waarheid sprak. Jean Baptiste haalde, meer bewogen dan hij wilde schijnen, de schouders op. „Gij zijt gek, daar gij u niet meer door wijn kunt bedwelmen, doet gij het met woorden." „Én misschien ook met tranen," hernam de werkman. „Maar het is nacht, laat ons gaan.'' De hand van Jean Baptist drukte die van Mariol. „Wees kalm. Laat ons zien. Ik weet dat gij geen sleoht mensoh zijt. Ik geloof zelfs, dat gij weer uwen plicht zult doen." Zeker, maar waartoe zou het dienen. Mijn ideaal zal zich toch niet verwezenlijken." „Heb je dan een ideaal P" „Als ieder ander! O,"ik maak mij 'geen luchtkasteelen. Het is maar een heel klein gelukje." „Welke? Droom eens hardop. Spreek!" „Zonder] 'te drinken, nooit.v Maar gij kunt anderen vragen. In een roes ben ik als somna- bule en vertel de dingen zooals ik ze graag zou willen hebben. Maar misschien hebt gij mij wel eens gehoord Dc jonge meesterknecht glimlachte. „Spreek, hield hij vol, en ik beloof u bij dat licht, bij die kurk, die gij daar [ziet, dat ik u te drinken zal geven. Topriep Mariol, ik heb een duivelsch droge keel. Een zacht windje suiste door de bladeren van de populieren, die hunne lange schaduwen op het murmelende water van het kanaal afwierpe. Hier en daar zong een krekel. „Laat ons veronderstellen", begon Mariolt „dat ik eene fee op mijnen weg ontmoette. Gij weet, Jean Baptiste, zooals in een vertelsel. Een arme oude die haren zwaren takkebos niet kon torsen. Ik help haar, en krak zij ver andert in eene fee met een tooverstok in de hand. „Y at kan ik voor u doen, mijn jongen?" Ik haast mij haar te zeggen „Red Catharina en mijne kinderen uit de ellende." Zij vraagt mij wat ze dan doen moet en wat ik noodig heb, waarop ik antwoord: „Een banbiljet van 500 franc." „Wat zoudt gij er mee doen „Ten eerste en No. 1 zou ik mijne schulden betalen. Dan zou ik het huisje huren, dat men terzijde van den weg gebouwd heeft." „Dat ken ik," zei Jean Baptiste. „Zoo, riep Mariol uit. Dat met de groene blinden en een tuintje?" „Ja." Een tuintje hoort er bij. Bij den ingang een groote keuken. Daar zullen wij eten. Binnen twee kamertjes, één voor de kinderen en één voor ons. Ik zou er alles inbrengen wat noodig is. Geen weelde, goede fee, maar linnengoed. De kleinen netjes gekleed en hunne moeder ook. Alles wat er in de kast was, toen wij getrouwd zijn. Dan zal ze weer heel gauw opgedrild en naar de mode zijn. Ik zie haar al voor mijHaar frische kleur is teruggeko men. Zij is vlug en vroolijk, zij glimlacht, hare oogen schitteren, het is vrouw Mariol niet meer het is Catherina. Goeden dag Catherina. Ach wat houdt ik toch van je. Ik zal je nietweêr in het ongeluk storten. Nu ben ik thuis geluk kig. Thuis, bij mijn huisgezin. Dat is een geluk. Mariol was door zijn ideaal geheel opgewon den. Hij had zich vastberaden, dapper en flink opgericht. Al zijn goede gevoelens, al zijne edelmoedige opwellingen blonken op zijn gelaat. Wat hij beschreef, zag hij. Wat hij beloofde te doen, zou hij nakomen. Ongelukkig was Jean Baptiste geen fee. Eensklaps brak hij zijn rede af, en sprak op heel anderen toon „Daar is de kurk heb ik soms ook gedroomd, dat ge mij een flesch beloofd hebt." „Treed binnen," zei Jean Baptiste. Zij namen plaats op een tonnetje, Mariol bleet drinken en doorpraten, Jean Baptiste schonk in. In het eerste glas had hij het slaapmiddel gedaan. Mariol had uiets gemerkt. Weldra begon hij echter over „zwaar in 't hoofd" te praten. Hij verlangde naar versche lucht, dus gingen zij naar buiten. Zijn woorden werden verward. Zijne oogle den sloten zich, zijn ondanks. Zijne knieën knikten. Hij wilde aan den kant van eene sloot gaan zitten. Eenige oogenblikken later viel neêr, in eenen diepen slaap verzonken. Er was niemand in den omtrek. Jean Baptiste nam Mariol op zijn schouders en bracht hem, dwars over het veld, weg. AI De fee. De verwondering van Mariol was groot toen hij den volgenden morgen ontwaakte. Hij 'lag op een goed bed, onder nieuwe dekens en witte lakens. Wit waren ook de gordijnen van het venster, waardoor een vroolijken zonnestraal viel. De kast en de waschtafel waren van gevernist eikenhout. De spiegel, de nieuw gematte stoelen, het plafond, zeifs de vloer was zonder vlekje. Mariol kneep zich; misschien droomde hij nog. Maar neen! neen! alles was werkelijkheid, het was waar. (wordt vervolgd.) Gedrukt bii LANGEYELD k DE ROOTJ( TA7.j

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1901 | | pagina 4