Politieke rede A. P. STAALMAN. van den Heer Donderdagavond trad de heer Staalman alhier op in het lokaal //de Vergulde Kikkert." De vrij groote zaal- was stampvol, en menigeen moest zich met een staan plaats behelpen. De vergadering werd geleid door den heer Schoonc- veld van Oosterend, president de- A. R. Kiesvereeni- ging //Nederland en Oranje" aldaar. In zijn openingswoord wees de Voorz. er op dat uit de groote opkomst bleek, dat het den kiezers aangenaam was, dat de heer Staalman de kennismaking met zijn kiezers weer had willen hernieuwen en daarvoor voor den Burg de laatste avond vóór de verkiezing had gekozen. Deze dag was volgens spr. reeds bepaald door het. bestuur van //N. en O." in overleg met den heer Staalman, reeds voor diens optreden te de Cocksdorp en voor dat bepaald was, dat de heer Hugenholtz deze avond zou debatteereu met den heer Oosterbaan te Haarlem. Verder wekt spr. de vergadering op allen de orde te handhaven en te helpen handhaven, zoodat geen der sprekers van welke richting ook, wordt gestoord. De heer J. Flens vraagt of de vaststelling van deze datum ook dadelijk bekend was gemaakt, ot wel of het besluit was stil gehouden. De voorz. antwoord dat het niet publiek bekend was. De heer Staalman hierna het woord verkrijgende, wijst er op, dat het geen gemakkelijke taak is afge vaardigde te zijn van het district Helder. Niet omdat men heeft te strijden togen Sociaal-Democraten en Liberalen, maar omdat van die zijde middelen ter be strijding worden te baat genomen, die de gebruikers er van schandvlekken. Spr. wijst op een vuil pamflet omtrent den persoon van Staalman dien dag den kiezers toegezonden en onderteekend P. Schagen, en zegt, dat hij den kiezers reeds voorat' voor dergelijke vuile circu laires op het laatste oogenblik voor de verkiezing heeft gewaarschuwd. Tegen dat strooibiljet was het spr. echter nog mogelijk geweest zijn maatregelen te nemen. De strijd mag niet gaan tegen den persoon van Staalman. Niet de Redacteur van //Extra Tijding", maar het Kamerlid staat op den voorgrond. Voor hetgeen echter in dit blad door mijzelf of door Jaap en Tijs wordt geschreven, draag ik de volle verant woordelijkheid en voor nette critiek daarover wordt plaatsruimte in dat blad toegestaan. Mijn plan was eerst, zegt spr., niet voor de kiezers op te treden, omdat ik meen, dat deze mij reeds vol doende hebben leeren kennen, de strijdwijze der tegen partij is echter van dien aard, dat ik er wel toe ge dwongen was. Die van de sociaal-democraten ging alle perken te huiten Men denke o. a. "aan het optreden van den heer Ueitsma van den Helder bij gelegenheid van de lezing van den heer Jaring alhier. De heer Reilsma gedroeg zich als een woedende hyena, achter volgd door een gloeiende pook en maakte van die gelegenheid gebruik mij aan te vallen. AVanneer men tegenover mij verre van altijd de juiste toon aanslaat, is het dan wonder, dat ook ik wel eens mijne kalmte verlies. En wat heeft men tegen het Kamerlid Staalman AVel, zegt men, Staalman is niet liberaal en dit is een liberaal distriet. Maar, vraag ik, waarin ben ik niet liberaal? AVat is het eigenlijke onderscheid tussehen mij en de liberalen Een afdoend antwoord wordt mij van liberale zijde daarop niet gegeven. De heer Hugenholtz zei echter Staalman is orthodox en het district is modern en ik geloof dat dit vooral de hoofdkwestie is. Maar, zeg ik, de liberale partij respecteert immers ook de godsdienstige gevoelens van anderdenkenden. Ik ben liberaal anti-revolutionair, d. i. ik ben steeds opgekomen voor de rechten en belangen van ieder en vraag mij aan te wijzen, waarin ik hierbij heb misdaan. Hier in dit district is geen enkel liberaal opgekomen om mij dat aan te duiden. In alle plaatselijke bladen in het distriet (behalve in deze courant. Red.) werd eene oproeping geplaatst om opgave, wat men tegen mijn optreden in de Kamer had. Opgaven kwamen echter niet in. Spr. noemt de heer Jaring een man zonder beginsel, daar hij beweert zoowel te behooren tot de Liberale Unie als tot de Vrijz. Democraten. Hij is zegt spr. noch vleesch noch visch. Een kinderachtig argument is het op te geven dat hij evenals spr. ook op 12-jarigen leeftijd de school heeft moeten verlaten. De lib. candidaat is voor alle mans- en vrouwen kiesrecht en heeft in de laatste vergaderingen gezegd dat hij dit niet zoozeer op den voorgrond wenschte te stellen. In ieder geval is hij echter voor wijziging van den grondwet om daartoe te geraken. AFij Antirevolutionairen zijn voor het verleenen van kiesrecht aan alle hoofden van gezinnen en wc zijn zeker dat velen onder de liberalen niet gediend zijn van alle mans- en vrouwenkiesrecht. De vrijzinnig-demoeraten hellen sterk over naar het socialisme. AFij zegt spr., zijn niet bang dat de arbeiders in onze partij naar het kamp der socialisten zullen over- loopen, doch dat gevaar is voor de liberalen groot. Van de onderwijzers, die genoemd zouden kunnen worden de proletariërs met een hoed op, loopen velen naar het roode kamp over. Ik was tegen opname in de leerplichtwet van //gratis voedsel en kleeding" omdat de verstrekking daarvan niet ligt op den weg van den onderwijzer, maar op die van de verzorgers der kinderen. AVij willen niet zooals de heeren Jaring en Hugenholtz desnoods naast elke school een kleedingmagazijn en een kookhuis op kosten van den Staat. En wie zou dat moeten betalen De arbeiders na tuurlijk niet. AVanneer ge alle arbeiders wilt maken tot Staatsruif- knabbelaars, dan zult ge dat zelf moeten betalen door hoogere belastingen. Avij willen verhooging van de nationale welvaart en van den arbeid en zijn in beginsel tegen het sturen in de richting van Staats-socialisme. Door den liberalen candidaat is gezegd: Staalman is clericaal. Spr. zegt niet te behooren tot een of ander kerkgenootschap en wat de bewering betreft, dat ik clericaal ben, beweer ik, dat uwe liberale regeering getoond heeft dit te zijn door in de wet op de per soonlijke dienstplicht op te nemen onder de vrijstellingen: Roomsche en Protestantsche geestelijken en studenten in de theologie. Ik was daar tegen, want door die personen kan wel dienst worden gedaan in hospitalen, enz. Omdat ik niet ben opgekomen tegen de socialisten in hun vergaderingen in dit distriot, zegt men dat ik bang ben. De oorzaak daarvan ligt echter in de schandelijke circulaire door hen reeds 111 December verspreid. Op enkele zinsneden in die circulaire ook overge nomen in het verkiezingsorgaan der anti-revolutionairen, wordt gewezen. Volgens spr. kan geen enkel fatsoenlijk sociaal democraat die circulaire verdedigen. Daardoor is ook de candidaat dier partij reeds ge schandvlekt. Verdediging tegenover rechters, die reeds van te voren uw doodvonnis uitspreken is onbegonnen werk. Diepgaand verschil tussehen mij en de sociaal-demo craten bestaat hierin, dat zij niet gelooven in God den Schepper van Hemel en aarde, en den God des bijbels. De socialisten beweren dat de hervormingen bij ons doel zijn en bij hen slechts middelen ter bereiking van een heerlijk ideaal. Spr. wijst er op hoe indertijd door den socialist \Tan der Goes, den arbeiders zulk een heerlijk ideaal was voorgespiegeld en hoe spr. een paar dagen later voor diezelfde arbeiders had gesproken over de leer der voorzienigheid en hen in verrukking had gebracht door een schoon verhaal, doch ze ten slotte weer tot de nuchtere werkelijkheid had terug gebracht door de mededceling, dat alles slechts illusie was geweest. Zelfs partijgenooten van den heer Hugenholtz ge looven niet in dat ideaal. Toen bleek, dat op de wijze door Domela Nieuwen- huizen e. a. voorgesteld, het doel niet kon worden bereikt, is men een anderen weg ingeslagen. Thans wil men er komen door middel van de Kamer. Geef ons de meerderheid in de 2c Kamer, zegt do lieer Troelstra en wij hebben recht onzen wil door te drijven. AVanneer ge echter daarop moet wachten, kunt ge dat nog lang, ja ik geloof, dat de socialisten die mi in de Kamer zitting hebben, nog moeite zullen hebben er in te blijven. Ik heb indertijd de Kamer geluk gewenscht met het aanwezig zijn van de socialistische Kamerleden, omdat men nu kon zien, hoe gevaarlijk die partij is. De strijdkreet der Roomsche Katholieken, Anti- Revolutionaircn en Christelijk Historisckcn is: te wapen tegen de revolutionairen. Ik sta in beginsel tegenover socialisten en liberalen en nu hoeft men gezegd: AVat is Staalman? Hij is nu eens in gezelschap der sociaal-democraten, dan weer in dat der liberalen. Ik heb steeds gevraagd wat wordt voorgesteld en niet w i e doet het. Dikwijls heb ik gestemd in strijd met mijn partij genooten, als het niet in strijd was met mijn beginselen. Ik heb steeds gestemd tegen uitgaven van weelde, als: dure gezantschappen, enz., tegen elke begrooting van oorlog en vestingbouw. Niet omdat ik een vaderland- looze ben, maar omdat ik een volksleger verlang en geen paradeleger. Dat we tegen overmacht niets kunnen, mag geen reden zijn om onze deur niet te slui'en, of in't geheel niets te doen om ons te kunnen verdedigen. Tegen Marine ben ik niet, omdat onze koloniën moeten worden verdedigd. Als we die verloren, zou het voor de arbeiders in ons land zeer nadeelig zijn en de onderwijzersmarkt zou zeker sterk worden over voerd. Duizende arbeiders leven thans door onze koloniën. Spreker was er voor geweest ook de landarbeiders in de ongevallenwet op te nemen. Hunne belangen werden niet door spr. verwaarloosd. Dat hij het niet voor de vistchers had opgenomen, toen Troelstra het bijltje er bij neerlag, was zeer verklaarbaar. Tegen het laatste ontwerp logerwet had hij gestemd, omdat men daarbij hoogere po'itiek in werking bracht. Ik bemoei mij niet met hoogere politiek. Men vraagt, wat heeft Staalman gedaan voor den landbouw. Mag ik vragen wat de heer Land er voor heeft gedaan Bij Land was het niet zijn speciaal vak. Slechts eenmaal heeft hij 10 regels gesproken over een haven te Oostcrend, dat is alles. Ik heb daaraan meer aandacht geschonken en met kracht gewezen op het voordeel van den landbouw te Texel gelegen in het hebben van eene haven aldaar voor aanvoer van mest, enz. Specialiteit op landbouwgebied ben ik niet, ik heb meer geluisterd naar de specialiteiten daarin, die zich in de Kamer bevinden. Ik ontzeg den sociaal-democraat smalend over mijn optreden in de Kamer te spreken. Aroor Marine en leger heb ik flinke verbeteringen verkregen en dat men mijn kennis acht, is zeker hieruit duidelijk, dat ik 5 jaar achtereen werd benoemd tot rapporteur bij de Marine, waarvan er jaarlijks slechts 5 noodig zijn. Mijn optreden voor den stoker der Marine, die een ongeluk had gekregen en door den pensioenraad was afgewezen, is bekend. Zooals men weet, kreeg die een gratificatie van f 200, terwijl de leden der Kamer er ais waardeering voor mijn hulp in deze nog samen er f 250 's jaars uit hun zak bijvoegen. De schoolkwestie willen we tot oplossing brengen. AVij willen de vrije school voor de geheele natie, Aroor elk kind, hetzij op gemeente-of bijzondere school moet een gelijk bedrag worden gegeven door den Staat. AVij willen pensioen voor den ouden arbeider. Dat wil ook de liberale partij, doch deze heeft nu al noodig geoordeeld om, ter verkrijging van het luttele bedrag voor uitvoering der leerplichtwet, voor te stellen de invoerrechten te verhoogen en hoe zou die nu aan geld voor pensioneering komen. Die partij mist de moed de directe belastingen te verhoogen. Spr. gelooft niet in de verwezenlijking van het plan van de drooglegging der Zuiderzee en acht het bedrag voor schadevergoeding den visschers aangeboden te gering. AVij willen zegt spr. invoerrechten op bewerkte arti kelen, als: geschaafde en geploegde planken, confectie- goederen enz. AVij willen dat de Nationale arbeid wordt verbeterd en verhoogd. AVanneer er gevraagd wordt: zijt ge in staat voorde arbeiders in de Kamer te spreken wijst spr. naar de uitspraak van den heer Troelstra, die zelf heeft ver klaard dat de arbeidersbelangen den afgevaardigde van Helder ter harte gingen. Ten slotte vraagt spr. aan te toonen dat hij zijn be loften niet is nagekomen. Ik bedel geen stemmen, zegt spr. Ge muogt niet nnjn belangen en die van mijn vrouw en kinderen op 't oog hebben, maar uwe eigen belangen. Een kwartier pauze werd hierop gegeven, waarna ge legenheid bestond tot debat. Hiervoor boden zich aan de heeren \rerstege en Reitsma van den Helder en J. Flens van hier. Eerstgenoemde wijst op het dwaze beeld door den heer S. gebezigd in de gloeiende pook die een hyena vervolgt. Daarna zegt spr.: de neer S. beweert, dat de heer Jaring geen beginselen heeft, maar heeft de heer S. die wel? Hij zegt, hij is liberaal antirevolu tionair. Is dat een nieuwe partij Dat de heer S. niet wordt gerekend onder de antirev. bleek o. a. uit menig kamerverslag in de, „Standaard", waar werd gezegdalle antirevolutionairen stemden tegen, ook de heer Staalman. Spr. ontzegt de heer S. het recht te beweren dat de socialisten niet kunnen gelooven in den God des bijbels en wijst er o. a. op dat te Enkhuizen een lid van het bestuur streng apostolisch is. Dat de sociaal-democraten zijn voor afschaffing der koloniën, is niet waar. Spreker leest daarop voor het vele wat er met betiekking der koloniën voorkomt in het sociaal program, in tegenoverstelling van het weinige er over voorkomende in het program der antirevoluti onairen. In de Hoogerhuiszaak was de heer S. tegen gratie, omdat dit de kroon zou zijn op de socialistische propa ganda. Alleen daarom moesten dus de veroordeelden gevangen blijven. De heer S. beweert dat wij een infaire strijdwijze hebben. Men vergelijke echter ons orgaan met dat der anti revolutionaire partij en vrage dan, welk blad is netter. Spr. wijst op het artikel van Boreas, waarin wordt ewezen op blanke billen, enz. en wijst er tevens op, at de afgevaardigde in zijn eigen blad ook pver de persoon der Koningin zich minder nette uitdrukkingen veroorloofd heeft. De heer S. wijkt ook dikwijls af van de anti-revolu tionaire beginselen. Ten bewijze hiervan haalt spr. eenigc zinsneden aan uit het verslag der anti-rev. deputatenvergadering, waar o. m. woidt gewaarschuwd tegen het gebruik maken van Gods naam, enz. Spr. eindigt met eene opwekking om den heer Hugenholtz te stemmen en zegt, dat de anti-rev. en de liberalen niet openlijk voor hun beginsel durven opkomen. Tegen laatstgen. uitdrukking werd door den A'oorz. protest aangeteekend daar o. a, ZEd. te Ooster end in debat is geweest met den heer Jaring. De heer Reitsma thans het woord verkrijgende zegt, dat hem uit het verbod om over „Extra Tijding" te spreken, blijkt, dat de heer S. zich daarover min of meer schaamt. Spr. noemt het echter niet net, dat de heer S. wel spreekt over het blad van den heer Jaring en over hun strijd- orgaan en dan verbiedt over zijn eigen blad te spreken. Wat de zoogenaamde vieze circulaire betreft, zegt spr., dat hij die niet goedkeurt, omdat hij den heer S. kent en weet wat vleesch hij in de kuip heeft. In de gewone toon ge lezen zal niemand er iets uit lezen, doch wanneer men er op de wijze van den heer S. mee handelt is er iets uit te halen. De bij haalt wel honing en de spin venijn uit de bloemen. Wij zijn voor alle mans-en vrouwenkiesrecht, omdat de vrouw de gelijke is van de man en niet do slavin. Als de vrouwen het kiesrecht hadden, zou er meer geijverd worden tegen het militairisme en den vloek van den oorlog. Wij vragen voeding en kleeding voor het arme kind, niet als een gunst, doch als een rmht. Wij ijveren evengoed voor de verbete ringen van den toestand. Wij zijn uit beginsel anti-militairist, al weten we ook, dat we er stemmen door verliezen. AVij houden niet van modderen. De heer S. zeil heeft gesproken van het was sende socialisme en erkent dus dat onze partij veld wint. De heer S. stemde 1 maal voor en 1 maal tegen de begrooting van Marine en was de beide andere keeren in deze 4 jaar niet aanwezig bij die stemming. De heer S. weet heel goed, dat het niet mogelijk is onze koloniën met de onnoozele 6 kleine scheepjes te verdedigen tegen een macht van G6 groote slagschepen, die Engeland bezit. Al de gelden voor oorlog en marine konden worden gebruikt in het belang van den arbeider. Spr. meent, dat in de eerste plaats sprake moet zijn de arbeiders te rukken uit de poel der ellende. Ten slotte wijst Spr. er op, hoe door den heer S. is getracht de Roomsch-Katho- lieken en Anti-Revolutionairen te doen samen spannen en nu Liberalen en Sociaal-Democraten ook de handen ineen zouden slaan tegen den heer S. Hadat spr. nog heelt gewezen op de omstandigheid dat de heer Passtoors, die AVoens- dag aan den Helder zou komen ter aanbeveling van den heer S., daar niet was verschenen, eindigt de spr. met een opwekking om den heer Hugenholtz te kiezen. De heer J. Flens vraagt of het juist is, dat overal in den lande de christelijke partijen samenwerken tegen de liberalen en socialisten Door den heer Staalman werden de sprekers achtereenvolgens beantwoord. Onder liberaal-anti-revolutionair dient men niet te verstaan iemand behoorende tot beide partijen, doch de beteekenis van het woord liberaal nemen zonder aan de partij van dien naam te denken. Dat spr. door den verslaggever van de „Standaard" niet onder de anti-rev. wordt gerekend, komt, omdat hij niet tot de anti-revolutionaire club behoort. Spr. geeft alle lof voor den ijver der S. D. afgevaardigden, doch rekent het aantal opgegeven leden dier partij wel wat te hoog. Aroor de Hoogerhuizen wilde ik geen gratie, maar revisie. Spr. ontkent op min voegelijke wijze in zijn blad te hebben gesproken over de persoon der Koningin. De heer Yerstege merkt op, dat dit voorkomt in de praatjes van Jaap en Tijs, waarin o. a. wordt verteld van het liggen onder de canapé. Wat het zich schamen betreft over zijn blad, dit doet de heer S. niet en voor critiek is zijn blad voor ieder open. Ook bij ons, zegt spr., is de vrouw niet de slavin, maar de vrouw behoort naar onze mee ning in de huishouding. Voor pensioneering van den arbeider willen de S. D. gebruiken het geld voor leger en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1901 | | pagina 2